De Zwart, Petrus


Personalia

Achternaam Voornamen Geboorte datum Naam vader Naam moeder
De Zwart Petrus Antonius Cornelis 24-12-1905, Delft De Zwart, Nicolaas Van der Werf, Agnes Alida

Legioen periode: 1930 - 1931

No Matricule Engage Libere Libere Plaats
[-] 1930 [-] [-] / [-] 1931 / [-] [-] / [-]

Biografie


P.A.C. de Zwart 1942,
olieverf op paneel,
poldergezicht met boerderij 80x58cm

Poldergezicht met boerderij 1942

Ze duiken nog regelmatig op, schilderijen, gesigneerd P.A.C. de Zwart.
Zoals bij het Twentsveilinghuis in Januari 2012, dit poldergezicht met boerderij uit 1942.
Het openingsbod van 100 Euro werd niet geboden en het schilderij dus niet verkocht [1].
Wie het schilderij zo ziet zal ook niet direct vermoeden dat de schilder, zoals hij zelf ooit gezegd heeft:
“een zeer avontuurlijke geest had”[2].
Wie was P.A.C. de Zwart, die in zijn oeuvre, naast dit poldergezicht met boerderij, ook laantje in het bos (30 Euro) [3] en vaas met hortensia’s had?

Jeugd

Petrus Antonius Cornelis de Zwart werd geboren op 24 december 1905 in Delft.
Vanaf eind 1915 woonde hij met zijn ouders aan de Bilderdijkstraat 92, in Den Haag en van 1926 tot 1930 in Boekel en Den Bosch.
Als zijn beroep werd huisschilder geregistreerd.

Het Vreemdelingenlegioen

1930

Toen Petrus de Zwart bijna 25 jaar oud was besloot hij dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen.
Of het zijn “avontuurlijke geest” was of het gevolg van de heersende crisis en hij dus mogelijk al enige tijd werkeloos was, is niet bekend.
Het feit dat Petrus de Zwart dienst nam in het Vreemdelingenlegioen werd formeel opgenomen op de gezinskaart van zijn ouders: “1930 Algiers (Vreemdelinglegioen)”.

Over zijn tijd in het Vreemdelingenlegioen is tot nu toe nog weinig bekend.
Petrus de Zwart diende zijn contract van 5 jaar niet uit.

1931 Terugkeer naar Nederland

In de maand September nam Petrus de Zwart zijn intrek in het café van P. te Tilburg.
Op 10 oktober 1931 werd Petrus de Zwart beschuldigd van diefstal opgenomen in de gevangenis van Breda.
Op 9 november 1931 werd zijn strafzaak gehandeld.
Een verslag van de rechtzaak verscheen op 10 november 1931 in Nieuwsblad van het Zuiden onder de kop “Een raar seigneur”

In de maand September j.l. nam de kunstschilder P. A. C. de Zw. uit Delft, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Breda, zijn intrek in het café van P. te Tilburg.
Na een tijdje behoorlijk betaald te hebben verdween hij plotseling, na eerst nog een goed maal gebruikt te hebben, zonder betaling, met medeneming van een Goudsch aardewerk roodstel en een aschbak.
Na aangifte bij de politie werd verdachte spoedig daarop te Delft aangehouden. Hij zag kans om te ontvluchten, doch werd weer spoedig ingerekend.
Hij bekende toen de diefstal en verklaarde het gestolene te Dordrecht te hebben verkocht.
Heden voor de rechtbank terecht staande bekende hij eveneens en beweerde tot den diefstal gekomen te zijn om geld voor zijn levensonderhoud te hebben.
Omtrent verdachte, die reeds meermalen met de justitie kennis maakte, wegens diefstal valschheid in geschrifte en afpersing, was een rapport ingekomen, waaruit bleek dat de kunstschilder verminderd toerekenbaar was.
De Officier van Justitie, hierna repuisitoir nemende, wees er op hoe verdachte reeds als kleine jongen een echt boefje was, die met andere kornuiten op buit uitging en reeds op zeer jeugdigen leeftijd ter beschikking der Regeering werd gesteld.
Niets mocht echter baten, want zoodra hij vrij kwam, begon hij weer opnieuw met oplichterijen.
De eenige goede eigenschap die verdachte heeft, is zijn lust tot schilderen en teekenen.
In verband met de reeds ondervonden teleurstellingen met dezen verdachte, achtte de Officier geen termen aanwezig voor een voorwaardelijke veroordeling, zodat tenslotte de eisch luidde een gevangenisstraf voor den tijd van drie maanden met aftrek van voorarrest en ter beschikkingstelling der Regeering.
Mr. C. v, d. Kroon, uit Zevenbergschenhoek, als verdediger optredend, verzocht op uitdrukkelijk verlangen van zijn dient, hem niet in een psychopatheninrichting te plaatsen.

Op 24 november 1931 tekende hij hoger beroep aan.
Op 26 november 1931 werd hij overgebracht naar het Huis van bewaring van ‘s Hertogenbosch. [4]
Op 25 november 1931 werd op last van de Officier van Justitie te Breda de gevangenneming van Petrus de Zwart bevolen wegens diefstal. Op 26 november 1931 werd hij opgenomen in de gevangenis van ‘s Hertogenbosch. Hij vertrok daar weer op 7 januari 1932 [6].
Op 5 februari 1932 werd Petrus de Zwart opgenomen in het Huis van Bewaring te Breda.
Daar werd hij op 26 maart 1932 op last van de Officier van Justitie te Breda ontslagen om overgebracht te worden naar ‘s Rijksasyl (rijksasiel) voor Psychopaten te Leiden.[7]
In dit rijksasiel vond de gedwongen verpleging van criminelen plaats. De gedwongen verpleging was geregeld in de Psychopathenwet van 1928. Hierbij werd de maatregel terbeschikkingstelling van de regering (tbr) ingevoerd. De tbr was bedoeld voor “den ontoerekeningsvatbare psychopaath”.

Op 9 april 1932 werd Petrus de Zwart als zodanig ingeschreven als inwoner van Leiden.

In 1937 verklaarde Piet de Zwart “vroeger enige tijd bij het Franse Vreemdelingenlegioen te hebben gediend” [4].

1937 Geronseld voor Spanje

In Oktober 1937 ging Piet de Zwart in op een aanbod voor een goede betrekking in Spanje.
Hij vermoedde echter al snel dat hij geronseld was voor de Spaanse regeringstroepen, althans dat was zijn verklaring aan de aspirant Vice-Consul, J.H. Cramwinckel.
Bijgaande een transcriptie van de betreffende documenten van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken [4].

MINISTERIE VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN
AFDEELING en : Juridische Zaken en Comptabiliteit.
No. 38108
‘S-GRAVENHAGE, den 26 October 1937.

Men wordt verzocht bij de aanhaling van dezen brief dagteekening, nummer en afdeeling nauwkeurig te vermelden

Ik heb de eer Uwer Excellentie hiernevens voor zooveel noodig afschrift te doen toekomen van een missive van den Consul-Generaal te Parijs d.d. 21 October l.l., no. 4193/412, nopens P.A.C. de Zwart, die zich voor Spanje zou hebben laten ronselen, doch in Frankrijk terug is gekeerd.
Ik moge er echter de aandacht op vestigen, dat de Zwart, indien hij inderdaad vroeger in het vreemdelingen-legioen heeft gediend, uit dien hoofde zijn Nederlanderschap reeds heeft verloren.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,
voor den Minister,
de Secretaris-Generaal,
A.M. Snouck
Zijner Excellentie
den Heere Minister van Justitie.
4910 – ‘36

CONSULAAT-GENERAAL DER NEDERLANDEN
Parijs, 21 October 1937.
014
No. 4193/412

Ik heb de eer Uwer Excellentie te berichten, dat op 20 October j.l. te mijner kanselarij verscheen: PETRUS ANTONIUS CORNELIS DE ZWART, geboren te Delft, 24 December 1905, van beroep kunstschilder, wonende te Alkmaar, aan de Tuinstraat 52, (te Alkmaar bezit hij eveneens een atelier aan de Spoorstraat 13).

Deze man verklaarde mij, dat hij op Donderdag 14 October j.l. een consumptie gebruikte in een café, dat gelegen is aan de N.Z.-Voorburgwal te Amsterdam, vlak bij het dagblad “Het Volk”. Hij geraakt daar in gesprek met een Belg, waarna ook een zich noemende Oosterling of Oosterhof zich bij een voegde. Oosterling vroeg hen, of zij zonder werk waren en of zij niet wat geld wilden verdienen. Zij antwoordden hier bevestigend op. Oosterling zeide: “Daar kan ik jullie wel aan helpen. Jullie kunnen een goede betrekking in Spanje krijgen. De burgeroorlog is daar toch bijna afgeloopen. “Het signalement van den ronselaar Oosterling of Oosterhof luidt volgens de Zwart: groot 1.85 meter, middelmatig, breed postuur, oud ongeveer 35 jaar, kastanjebruin haar, zwart snorretje, waarschijnlijk geverfd, lichtbruine oogen, mist in linker mondhoek bovenkaak een tand, ovaal gezicht, vrij bleeke gelaatskleur, donkerblauwe winterjas, donkergrijs pak, aan linker pols goedkoop nikkelen polshorloge, donkere vilthoed.

Oosterling verzocht de Zwart en den Belg, den volgenden avond, Vrijdag 15 October, om omstreeks 8 uur op het eerste perron aan het Ventraal Station te willen zijn. Zij moesten dan een perronkaartje koopen en daar op hem wachten. Dit is inderdaad geschied en zij troffen Oosterling, zooals was afgesproken. Zij ontvingen ieder fl. 12.- van Oosterling en kochten daarvoor op zijn aanwijzing bij het loket voor doorgaande reizigers op genoemd perron een 3e-klas spoorbiljet Amsterdam-Parijs. Nadat zij van Oosterling de instructie hadden ontvangen, bij aankomst in Parijs een courant in de linkerhand te houden, als herkenningsteeken, begaven zij zich in den trein. Bij aankomst alhier werden zij, onmiddellijk na het verlaten van den trein aangesproken door een man, die slecht Fransch sprak en waarschijnlijk een Duitsche emigrant was. Deze heeft hen per taxi medegenomen naar een klein café, waarvan de Zwart zich den naam niet meer kon herinneren, evenmin, in welke straat of buurt dit café gelegen moet zijn.

Zij ontvingen daar een maaltijd en kregen order, daar te blijven, totdat de reeds genoemde Duitsche emigrant daar zou terugkeeren. Bij zijn terugkomst werden zij met eenige andere geronselden van verschillende nationaliteiten naar het Gare de Lyon vervoerd. De leider van deze groep verschafte zich daarop een aantal “billets de touriste” met bestemming naar Toulouse. Zij zijn daarop in den trein gestapt en van dat oogenblik af heerschte er militaire tucht in de kleine groep. De Zwart, die volgens zijn verklaring van het begin af aan begrepen had, dat men hem geronseld had voor de Spaansche regeerings-troepen, begon er nu langzamerhand genoeg van te krijgen en, bij aankomst te Toulouse is hij erin geslaagd, te ontvluchten. Hij heeft zich toen te voet en met auto’s mederijdende op weg begeven naar Carcassonne, waar hij een armbandhorloge verkocht en voor dit geld een spoorbiljet nam naar Marseille. Daar hij zich bij aankomst aldaar zonder middelen bevond, heeft hij zich tot het Consulaat-Generaal gewend. Men zond hem door naar Parijs.

De Zwart deelde mij nog mede, dat hij een zeer avontuurlijke geest had en vroeger eenigen tijd bij het Fransche Vreemdelingenlegioen had gediend. Hij had zich laten ronselen, daar hij dit interessant vond en hoopte, zijn vriend Pauw Horn, afkomstig uit Alkmaar, die eenigen tijd geleden door ronselaars naar Spanje was gelokt, te kunnen opsporen.

Nopens dezen Pauw Horn is een bericht in het Algemeen Handelsblad van 5 October j.l. verschenen.

Ik meen, dat de Zwart mij de waarheid zeide, hoewel het mij enigszins vreemd voorkomt, dat hij, die reeds eenige malen in Parijs vertoefde, het café, waar de Fransche ronselaar hem hiernaar toebracht niets meer terug kon vinden. Te Toulouse is de meergenoemde Belg er eveneens in geslaagd, te ontvluchten, doch de Zwart heeft hem niet meer gezien.

Aangezien de Zwart mij een duidelijk signalement van den ronselaar te Amsterdam had opgegeven, meende ik goed te doen, mij onmiddellijk telefonisch in verbinding te stellen met de Centrale Recherche aan het Hoofdbureau van Politie te Amsterdam. Ik deed daar mededeeling, van het gebeurde. Mij attaché, de heer d’Aquin, heeft zich daarop met de Zwart naar de verschillende hier bekende ronselaarscafés begeven, ten einde te trachten, het café te vinden, waarheen men de Zwart gebracht had. Dit leverde echter geen resultaat op.

Ik heb mij veroorloofd, de Zwart naar Alkmaar te repatrieeren. Hij ontving een spoorbiljet van Parijs naar Roosendaal, benevens een vervoerbewijs A van Roosendaal naar Alkmaar, terwijl hem een bedrag van frs. 20.—ter hand werd gesteld voor het allernoodzakelijkste levensonderhoud.

Hij was in het bezit van een bewijs van Nederlanderschap afgegeven door den Burgemeester van Hoorn, op 4 Augustus 1934. Dit bewijs werd door mij ingehouden, en ik heb de eer het hiernevens over te leggen. Hem werd een “laissez passer” verstrekt.

Ik verzocht de Zwart, bij aankomst te Amsterdam zich wel naar het Hoofdbureau van Politie te willen begeven, ten einde aldaar persoonlijk mededeeling te doen van het voorgevallene, alsook bij de Politie te Alkmaar. –

De wnd. Consul-Generaal,
voor denzen
De asp. Vice-Consul,
(get.) J.H. Cramwinckel

Zijner Excellentie
den Heere Minister van Buitenlandsche Zaken,
‘s-Gravenhage

1940 Faillissement

De problemen die Petrus de Zwart heeft om als kunstschilder financieel rond te komen en mogelijk eerder voor hem reden zijn geweest dienst te nemen in het Vreemdelingenlegioen en later zich te “laten ronselen” voor Spanje, werden echt duidelijk in Oktober 1940 als Petrus de Zwart dan woonachtig op de Boezemsingel in Alkmaar No.60 failliet werd verklaard [5].
Op 15 november 1940 vertrok Petrus de Zwart dan naar Amsterdam.
Daar treffen we in 1941 zijn naam aan een in een Politie rapport

1941 Verdacht van oplichting

Politierapport in A’dam 15-4-1941, hij heeft een zilveren ringetjes met 2 safieren verkocht aan Geertje Margaretha Mastenbroek voor 50 gulden. Het blijkt nep te zijn en niet meer dan 8 gulden waard. Hij wordt verdacht van oplichting.

In 1942 keerde hij weer op hetzelfde adres in Alkmaar terug[6].

Ondanks dat ging Petrus de Zwart in die periode door met schilderen in die periode zoals het “poldergezicht met boerderij” uit 1942 bewijst.





Legioen eenheden: 1930 - 1931

Van Tot Regiment Bataljon Compagnie Plaats Land



Legioen onderscheidingen

Onderscheidingen Datum Uitreiking


Info

Verder onderzoek gaande, heeft U meer informatie laat het mij weten via: info@nllegioen.eu

Datum:

Bronnen

[1] Twentsveilinghuis
[2] Historici
[3] Veilinghuispeerdeman
[4] Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, gevangenisregisters Gevangenissen in Breda, Deel: 361, Periode: 1928-1932, Breda, archief 55, inventaris­num­mer 361, Inschrijvingsregister voorlopig aangehoudenen
[5] Archief Delft, BS Geboorte Archief van de burgerlijke stand van Delft, Delft, archief 0015, inventaris­num­mer 00094, Register van geboorteakten, 1905, aktenummer 918
[6] Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, gevangenisregisters Gevangenissen in 's-Hertogenbosch, Deel: 565, Periode: 1930-1933, 's-Hertogenbosch, archief 52, inventaris­num­mer 565, Inschrijvingsregister voorlopig aangehoudenen
[7] Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, gevangenisregisters Gevangenissen in Breda, Deel: 322, Periode: 1931-1932, Breda, archief 55, inventaris­num­mer 322, Inschrijvingsregister gedetineerden, exclusief voorlopig aangehoudenen