Kooistra, Ebe


Personalia

Achternaam Voornamen Geboorte datum Naam vader Naam moeder
Kooistra Ebe Rinderts 06-01-1810, Ureterp Kooistra, Rinderts Oosterhof, Tytje Eeuwes

Legioen periode: 1840 - 1843

No Matricule Engage Libere Libere Plaats
[-] 1840 [-] Lyon / Frankrijk 01-05-1843 / [-] [-] / [-]

Biografie


Het werkje. Gods voorzienigheid in de wonderlijke leiding en bewaring in het Vreemdelingenlegioen en in de bekering

1860

In 1860 prees Ds. W.H. Gispen, voorheen gereformeerd leraar te Vlissingen een “werkje” aan van Ebe Rinders Kooistra.
De titel was
Gods voorzienigheid in de wonderlijke leiding en bewaring in het Vreemdelingenlegioen en in de bekering“.
Het was een kort verhaal van zijn lotgevallen on Nederland, Frankrijk, Italië en Afrika.
Volgens het titelblad was Ede Kooistra, voorheen werkzaam bij ‘s Rijks Marine te Vlissingen.

Deze laatste aanwijzing leidde naar zijn registratie als Ebbe Reinderts Kooistra, in het “stamboek werknemers 1856-1859, Marinewerf te Vlissingen, stamboek werknemers 1856-1859

Rol: Werknemer. Geboorteplaats: Ureterp. Geboortedatum: 06-01-1810 Datum indiensttreding: 31-05-1858. Leeftijd: 48 jaar. Functie bij indiensttreding: Houtzager 1e klasse. Datum uitdiensttreding: 10-09-1860. Functie bij uitdiensttreding: Houtzager 2e klasse. Reden uitdiensttreding: Ontslagen op eigen verzoek.

Jeugd

Ebe Rinderts Kooistra werd “in onecht” geboren op 6 januari 1810 als zoon van Tytje Eeuwes Oosterhof [2].
Hij werd gedoopt op 11 februari 1810 te Ureterp en Siegerswoude.
In 1811 werd er een Naamsaanneming doorgevoerd in Ureterp, waarbij hij de naam Kooistra kreeg.
Bij deze registratie werd geschreven:
“Wonende bij zijn moeder Tyttje Eeuwes in onechte gewonnen. Aangegeven door zijn voogd, te weten Eeuwe Lubbes Oosterhof, Ureterp”

Naamsaanneming [4]

Zijn moeder Tytje Eeuwes Oosterhout overleed op 3 oktober 1827 te Opsterland [3].

In zijn werkje begon Ebe Rinder Kooistra zijn verhaal als volgt:

Mijn naam is Ebe Rinders Kooistra.
Ik ben geboren te Ureterp in Friesland. Mijn ouders behoorden tot die klasse van burgers, die met handenarbeid hun brood moesten verdienen voor een gezin van vier kinderen.
Bij het opgroeien werd mij opgelegd een ambacht te leren, namelijk het timmeren, wat ook mijn vader uitoefende. Waarmee ik in staat zou geweest zijn het elders voort te zetten.
Maar ik werd daarin verhinderd door het overlijden van mijn vader toen ik 13 jaar oud was.
Mijn moeder verloor ik op mijn 16e jaar. [03-10-1827]

Vanaf die tijd, tot op mijn 29e jaar [moet waarschijnlijk 20 zijn. FJ] is er weinig belangrijks met mij voorgevallen.

1830 – 1836 In dienst van het Nederlandse leger

Op of ongeveer die leeftijd [20 jaar ] begaf ik mij als vrijwilliger in dienst van het Nederlandse leger. Waarmee ik de zozeer bekende tiendaagse veldtocht [tegen België] in het jaar 1831, heb bijgewoond.

Helaas gaf Ebe Kooistra niet aan in welke eenheid hij diende. Over de veldtocht schrijft hij ook weinig behalve de volgende gebeurtenis, waaruit op te maken is dat hij zeer waarschijnlijk bij een bereden eenheid diende.

[…] iemand die met en naast mij in de gelederen stond, zodanig getroffen werd door een kogel, dat hij dood van zijn paard neerstortte en mijn paard van onder mij ook werd geveld […]

Ebe Kooistra had zich voor de diensttijd van zes jaren bij het leger verbonden. Deze diensttijd eindigde omstreeks 1836.

1836 – 1838 Brussel , Valenciennes en Parijs

Na het einde van zijn diensttijd begaf hij zich samen met een vriend naar Brussel en Valenciennes waar hij werkzaam was las timmerman, in iedere stad circa voor 6 maanden.
Daarna vertrok hij naar Parijs waar hij anderhalf jaar werkte.

1839 – 1840 Rome, Lion, Bordeaux, Montelimart

Vanuit Parijs vertrok hij samen met zijn vriend en een Italiaanse vriend naar Rome, daarna terug naar Frankrijk waar hij werkte in Lion voor een periode van anderhalf jaar, in Bordeaux voor een periode van een jaar en Montelimart drie maanden. Daarna ging hij terug naar Lion waar hij bij dezelfde werkplaats aan de slag ging.
Door een voorval waarbij zijn vriend de schuld kreeg een fout gemaakt te hebben, namen ze ontslag en besloten tevens niet meer als timmerman te willen werken.

Na enig overleg vonden wij het geraden ons niet langer bij het ambacht te bepalen, maar dienst te nemen als vrijwilliger bij het Vreemdelingenleger van Algiers, voor hetwelk veel volk werd aangeworven.
Tot dat einde begaven wij ons naar de officier, die daarmee belast was en buiten de stad zijn verblijf hield.

Franse Vreemdelingenlegioen

Na ons verlangen te kennen gegeven te hebben, werden wij aangenomen, en verbonden ons tot dat einde voor den tijd van 3 jaren bij het Vreemdelingenlegioen.
Wij kregen bevel, om ons naar de stad Toulon te begeven, waar wij na vijftien dagen reis, gelukkig aankwamen, en volgens het voorschrift van de reiswijzer, waarvan wij voorzien waren ons naar de kazerne begaven, waar wij opgenomen werden en waar wij nog een groot aantal vrijwilligers voor gemeld Legioen aantroffen, samen 84 man uitmakend.

Wij verbleven daar 14 dagen en bezichtigden die stad, welke een welbekende en voorname zeehaven is.

By December 30, 1840, there were five battalions in Algeria, leading the French government to reorganize the Legion’s forces into two regiments with the 1st Regiment of the Foreign Legion stationed in Algiers and the 2nd Regiment of the Foreign Legion stationed in Constantine.

Algerije

Na ons verblijf te Toulon, […] werden wij allen, van een Officier begeleid, ingescheept in een stoomfregat, en kwamen na een tocht van vijf dagen, behouden te Algiers aan.
[…]

Wij kwamen s’avonds laat aan, ankerden ter reede van de stad en werden de andere dag ‘s morgens ontscheept.
Enige ogenblikken daarna werden wij in rangen geschikt en trokken, onder het geleide van gemelden officier, door de straten
[…]

Mostagenem omstreeks 1840

Midden op de markt werd ons een uur tijd vergund om een en ander te bezien, waarna wij buiten de stad trokken en ongeveer een uur van daar aan de berg Mustagalem [ Mostaganem ] aankwamen, op welks top een kazerne gelegen is, waar wij halt hielden.
Onze namen werden afgeroepen en wij werden daarna aan onszelf overgelaten tot de andere dag, dat wij in die kazerne werden gehuisvest.
Men gaf ons in die tussentijd geen levensmiddelen en moesten die ons zo goed mogelijk zelf verschaffen van de gelden die wij nog hadden. Waartoe wij gelegenheid vonden bij de Militaire kantines of winkels en bij de bakker van het gehucht aan de voet van de berg gelegen.
Aldus verliepen twee dagen, waarna wij gekleed en gewapend werden en dagelijks de wapenoefening moesten bijwonen, welke ik en mijn vorengemelde reisgenoot na een maand tijd genoeg kenden.

Veldtocht

Ebe Kooistra verhaalt daarna van een veldtocht van zeven dagen waaraan hij deel nam.

Direct daarna kreeg het legioen vreemdelingen bevel, om verenigd met een legermacht van ongeveer 60.000 man, van allerlei wapen, op te trekken naar de Tributen (Arabische stammen) Ipriem en Dutriem, gelegen aan het Atlas-gebergte, ten einde hun sterkten, dorpen en vlekken te bemachtigen, en die volken te onderwerpen.

Deze veldtocht welke zeven dagen duurde, was zeer bloedig, vooral aan de zijde van de vijand, die zich hardnekkig verweerde, maar geheel ten onder werd gebracht, omdat wij bevel hadden, om al wat leven had om te brengen. Dit gebeurde uit vergelding van de wreedheid welke die stammen aan allen pleegden die zij van ons volk konden overweldigen. Deze stammen, die slechts weinige uren van Algiers verwijderd zijn, verontrustten zo veel zij konden de Franse legerafdelingen en brachten zonder onderscheid en zeer wreedaardig om, al wat hun handen niet kan ontvluchten. Daarom vond van onze zijde jegens hen ook geen verschoning plaats.
Van ons leger sneuvelden er ook vele, maar ongelijk veel minder dan van de vijanden, waarvan velen echter zich door de vlucht redden in holen der rotsen en bergen en in de diepe en uitgestrekte wouden, welke wij niet vervolgden, maar aftrokken en terugkeerden naar de afdelingen waartoe wij behoorden.

De stad Sicilie ( Djidjelli 1842)

Na zijn terugkeer naar het in de buurt van Algiers gelegen Mustapha, werd Ebe Kooistra ingedeeld bij een versterking van een andere eenheid gelegerd te Sicilie. Vrijwel zeker gaat het hierbij om de de stad Djidjelli.
Juni 1842 werd deze in het Noord Oosten van Algerije gelegen stad door ca. 4000 Algerijnse strijders aangevallen.

Wij in de Kazerne Mustapha teruggekeerd, werd er ongeveer een maand later van het Vreemdelingenlegioen 37 man afgedeeld, om bij het 3e bataljon te worden ingelijfd, tot aanvulling van hetgeen aan hun voltalligheid ontbrak.
[ Mogelijk een overplaatsing naar het 3e Bataillon van het op 21 april 1841 gevormde 2e Régiment de la Légion Etrangère ]
Onder die manschappen bevond ik mij met mijn meergemelde reisgenoot.
Wij vertrokken naar Algiers en werden daar ingescheept in een Stoomfregat, hetgeen bevel had om naar de stad Sicilie te stevenen en ons daar te ontschepen.
Na een overtocht van drie á vier dagen kwamen wij daar behouden aan […]
Deze stad en zeehaven strekkende zich boogsgewijze in zee, was in handen van de Fransen.

2e Régiment de la Légion Etrangère


Le 21 Avril 1841, le 2e Régiment est formé à Bône avec le 4e et 5e Bataillon de l’ancienne légion ; le Colonel de Senilhes eu prend le commandement.
Le 21 Mai, le 1ere Bataillon est envoyé à Djidjelli;
le 21 juin, le 2e Bataillon fait partie d’une expédition commandée par le Colonel de Senilhes et dirigé vers le Cap de Fer, pour châtier la tribu des Beni-Hamed, où avait été assassiné M. Alléaume lieutenant de spahis, qui accompagnait avec 25 cavaliers le Caïd Mohammed Ben Barliouki, chargé de percevoir l’impôt. Les Douars sont attaqués vivement, on s’empare des troupeaux et de plusieurs prisonniers qui sont emmenés à Bône.
Le bataillon a 3 tués, la Colonne rentre à Bône le 26 juin.
Au milieu de septembre, la tribu dissidente des Chiéhaa campée au sud-ouest du cercle de la Calle, ayant razzié la tribu des Merdes, une expédition est organisée sous les ordres du Colonel de Senilhes ; elle comprend le 3e Bataillon et une Compagnie Turque, ces troupes s’embarquent sur la Corvette l’Émulation et le bateau à vapeur le Brazier. La Colonne remonte l’Oued-Natnouka et pénètre chez les Chiéhaa, la razzia réussit. Cette tribu ayant demandé l’aman, la colonne rentre à Bône.
Dans les montagnes de l’Eddough, à l’ouest de Bône, les Kabyles se révoltent, le 1ere Bataillon sous les ordres du Commandant Lafont de Villiers, tente une expédition contre eux, ils veulent résister, mais ils sont attaqués à la baïonnette et tournés en même temps, ils se dispersent en laissant 7 morts sur le terrain.
Quatre jours après le 19 septembre, une 5 bande de 400 Arabes vient attaquer le blockhaus de la fontaine, à l’ouest de Bône, defendu vigoureusement par le Capitaine Jeuslin de Villiers. Une nouvelle colonne est envoyée dans les montagnes ; les récoltes sont ravagées, les arbres fruitiers coupés et les troupeaux enlevés. A la fin de l’année, le 2e Régiment est réparti ainsi : 2e et 3e Bataillons, dépôt, [ section de discipline et convalescents a Bône; le 1ere Bataillon à Djidjelli.
[ Le Bel-Abbèsien. Journal républicain indépendant 18-09-1889 ]

Terugkeer naar Nederland

De 1e mei 1843, […] , zette ik voet aan wal, waar mijn papieren […] werden ingezien. Welke goed getuigenis omtrent mijn diensttijd en gedrag bevattende, werd ik door het Militair bestuur aangezocht om daar in dienst te blijven. Maar ik daartoe niet genegen zijnde, maar verlangende, naar het vaderland zo spoedig mogelijk terug te keren, verliet ik na twee dagen die stad, voorzien van een reiswijzer, mij door dat bestuur verleend, om van daar naar de stad Valenciennes te gaan.
Mij werd toegelegd één franc per dagreis, om in mijn behoeften te voorzien.

Terug in Nederland kwam Ebe Kooistra in 1845 vanwege diefstal in aanraking met justitie en werd tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld [5].






Legioen eenheden: 1840 - 1843

Van Tot Regiment Bataljon Compagnie Plaats Land



Legioen onderscheidingen

Onderscheidingen Datum Uitreiking


Info

Verder onderzoek gaande, heeft U meer informatie laat het mij weten via: info@nllegioen.eu

Datum:

Bronnen

[1] Zeeuws Archief, Werknemer Marinewerf te Vlissingen, stamboek werknemers 1856-1859, Middelburg, archieftoegang 95, inventaris­num­mer 1004, folio 155
[2] AlleFriezen te Leeuwarden, DTB Dopen Collectie doop-, trouw-, lidmaten- begraafboeken - Tresoar, Deel: 0568, Periode: 172…, Opsterland, archief 28, inventaris­num­mer 0568, 11 februari 1810, Doopboek Herv. gem. Ureterp en Siegerswoude, aktenummer 2516
[3] AlleFriezen te Leeuwarden, BS Overlijden Burgerlijke Stand Opsterland - Tresoar, Bron: boek, Deel: 3009, Periode: 1827, Opsterland, archief 30-28, inventaris­num­mer 3009, 4 oktober 1827, Overlijdensregister 1827, folio 48/1-8
[4] NL-0400410000_29_0012_000015v en 16
[5] Brabants Historisch Informatie Centrum te Brabant, gevangenisregisters Gevangenissen in Breda, 1815-1940, Deel: 73, Periode: 1843-1848, Breda, archieftoegang 55, inventaris­num­mer 73, Inschrijvingsregister mannen
[6] Mostaganem