P., J.


Personalia

Achternaam Voornamen Geboorte datum Naam vader Naam moeder
P. J. [-], Haarlem [-], [-] [-], [-]

Legioen periode: 1952 - 1952

No Matricule Engage Libere Libere Plaats
[-] 1952 [-] Lille / Frankrijk 1952 / Reforme No 2 [-] / [-]

Biografie


22 juli 1952 “Pijnlijke kennismaking met Vreemdelingenlegioen”

Op 22 juli 1952 berichtte de Volkskrant over een 18 jarige Haarlemmer die na enkele maanden dienst te hebben gedaan in het Vreemdelingenlegioen terug was gekeerd naar Haarlem. Hij gaf aan afgekeurd zijn vanwege ziekte die hij bewust had voorgewend. Zijn verhaal kreeg veel aandacht en zou leiden tot kamervragen.

Te beginnen bij het bericht uit de Volkskrant van 22 juli 1952:

JONGE HAARLEMMER KWAM TERUG
Pijnlijke kennismaking met Vreemdelingenlegioen
Voorgewende ziekte bracht uitkomst


(Van onze correspondent) HAARLEM, 21 Juli — De 18-jarige Haarlemmer J. P. die op 24 April naar Frankrijk vertrokken was om zich daar te melden voov het Vreemdelingenlegioen, is een dezer dagen ln zijn vaderstad teruggekeerd. Dankzij deskundige adviezen was hij er in geslaagd om gedurende veertien dagen een aantal ziektes voor te wenden. Hij werd afgekeurd en op transport gesteld naar Nederland. Met een vriend was P. in de nacht van 24 op 25 April uit het ouderlijk huis weggelopen. Zij klommen in een onbeheerde auto, die geparkeerd stond voor de Stadsschouwburg in Haarlem en reden daarmee naar Roosendaal. Hier stalden zij de auto en overschreden clandestien de Belgische en later de Franse grens. Nadat de jongens zich in een Franse grensstad voor het Vreemdelingenlegioen hadden gemeld, werden zij naar Parijs vervoerd, waar de Fransen al hun bezittingen in beslag namen. Volkomen berooid, met geen andere bezittingen dan het aan hen uitgereikte uniform, brachten zij enige dagen in Parijs door. Daarna ging het naar Marseille, waar zij werden ondergebracht in een kazerne, gelegen op een hoge berg.

Mishandeling

In de gloeiende hitte werden zij door Franse officieren afgebeuld, kregen zo goed als geen eten, en iedere dag een „behoorlijke” portie slaag. Als Nederlanders verstonden zij namelijk de Franse commando’s niet. Het gevolg was, dat zij een gegeven commando ofwel niet, ofwel verkeerd uitvoerden. Voor een dergelijk vergrijp werden zij dan afgetuigd met een stok, waaraan vooraan riempjes zaten van dun leer. Een protest tegen deze kastijding werd beantwoord met een dag celstraf. Dat hield in, dat de gestrafte ‘s morgens omstreeks vijf uur uit zijn cel gehaald werd om „de honderd meter te kruipen”, en wel in een vrij snel tempo. Wanneer dit niet niet werd gedaan, dat het naar de zin van de toezichthouder was, dan werd de betrokkene even „meegenomen”. In een afgezonderde ruimte werd hij dan dermate geslagen, dat hij niet meer liggen of zitten kon. Deze „oefening” werd driemaal per dag herhaald.
P. had een dergelijke ervaring viermaal opgedaan in de tijd dat hij in Marseille gelegerd was. „De laatste maal,” zo vertelde hij, „stonden er striemen van ongeveer een halve centimeter op mijn lichaam.”

Naar Marokko

Deze kazerne werd uitermate streng bewaakt. Voortdurend patrouilleerden er Franse soldaten omheen, zodat ontsnappen onmogelijk was. Bovendien was iedereen daar van alles beroofd, zodat een poging hiertoe reeds tot mislukken gedoemd was.
Van Marseille werden de nieuwbakken legionnaires naar Marokko vervoerd, om hun vuurdoop te krijgen. Hier maakte P. kennis met iemand, die hem leerde, hoe hij bijziendheid en hersenafwijkingen moest voorwenden. Veertien dagen lang werd hij op een beestachtige manier mishandeld, toen waren de aanwezige artsen overtuigd van de waarheid van zijn beweringen, en hij werd afgekeurd.
Praktisch zonder kleren werd hij naar Frankrijk gebracht en daar losgelaten, met „voldoende” geld om naar Nederland te reizen. Hij kocht zich voor dit geld, dat toch lang niet toereikend was om naar Nederland te komen, wat tweedehands kleding, en kwam, liftend en lopend, enige tijd geleden uitgehongerd in Nederland aan.
In Maastricht werd hij aangehouden, als verdacht van diefstal van een auto.
Hij werd naar het Huis van Bewaring in Haarlem overgebracht.

Ondervraging rekruut door Franse Officier

31 juli 1952, Vragen over het vreemdelingenlegioen

Diverse kranten berichten enkele dagen later, op 31 juli 1952 , over de vragen die het Tweede Kamerlid de Heer Vorrink schriftelijk aan de minister van Buitenlandse Zaken stelde naar aanleiding van het bericht:

Het Tweede Kamerlid de heer Vorrink (P.v.d.A.) heeft aan de minister van Buitenlandse Zaken schriftelijk vragen gesteld naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant van 21 Juli j.l. onder de titel: „pijnlijke kennismaking met Vreemdelingenlegioen”
Het Kamerlid vraagt of de minister bereid is een nader onderzoek in te stellen naar de in dit bericht gedane mededelingen, inzonderheid voor wat betreft de onmenselijke behandeling waaraan een tweetal minderjarige Nederlanders zou zijn blootgesteld.
Hij vraagt voorts of de minister bereid is tegen de in genoemd artikel gesignaleerde praktijken bij de Franse regering te protesteren, indien de mededelingen juist mochten blijken.
Indien de mededelingen niet juist mochten blijken te zijn, is de minister dan bereid, zo vraagt de heer Vorrink, degenen, die verantwoordelijk zijn voor het publiceren van het nieuwsbericht, te wijzen op het onverantwoordelijke van een dergelijke publicatie, die de goede verstandhouding tussen twee bevriende mogendheden kan schaden ?

Kamerstukken

In de kamerstukken werden de vragen en de antwoorden als volgt vastgelegd [1]


VRAGEN van de heer Vorrink betreffende de behandeling van een tweetal minderjarige Nederlanders in het Franse Vreemdelingenlegioen. (Ingezonden 26 Juli 1952.)

[ De vragen zijn letterlijk door de kranten geciteerd en daarom hier dus weggelaten ]

ANTWOORD van de heer Stikker, Minister van Buitenlandse Zaken. (Ingezonden 22 Augustus 1952.)
Deze vraag wordt bevestigend beantwoord.
Beide jongelieden, genoemd in het bewuste artikel van „de Volkskrant” van 21 Juli jl. zijn door tussenkomst van de officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank te Haarlem gehoord omtrent hun bevindingen in het Vreemdelingenlegioen.
Hierbij is gebleken, dat één der minderjarigen reeds enkele dagen na dienstneming is vrijgelaten,
naar zijn zeggen zonder ooit te zijn mishandeld.

Volgens de door het andere jongmens afgelegde verklaring zou hij gedurende zijn verblijf in het legioen weleens een klap in het gezicht hebben gekregen en éénmaal met een stok zijn geslagen. Voorts zou hij op één dag driemaal telkens 100 m op knieën en ellebogen in snel tempo over een stenen vloer hebben moeten kruipen.
Over meerdere gegevens dan de eigen verklaringen der betrokkenen wordt niet beschikt; op deze grond moge de Minister zich in dit geval van een kwalificatie van het door hen ondervondene onthouden.

Naar het oordeel van ondergetekende zijn de boven- aangehaalde mededelingen niet door voldoende bewijzen gestaafd, zodat daaromtrent geen protest aan de Franse Regering kan worden gericht.

Het artikel van 21 Juli in „de Volkskrant” zoude geinspireerd zijn op een tweetal brieven van één der betrokken minderjarigen, welke door de moeder aan een verslaggever zouden zijn ter hand gesteld. Aangenomen wordt, dat het artikel is bedoeld als een waarschuwing voor hen, die mogelijk dienstneming in het legioen overwegen.

De betrokken verslaggever heeft daarbij de wijze van behandeling van recruten in het legioen weliswaar in sterke termen geschetst, doch gezien de preventieve werking van het persbericht acht de Minister geen gronden aanwezig een waarschuwing aan de verantwoordelijke personen te doen geven.

Bij herhaling is de aandacht der Franse Regering gevraagd voor de reacties, welke berichten omtrent het aannemen van minderjarigen in de dienst van het Vreemdelingenlegioen bij de Nederlandse Regering en publieke opinie oproepen.
Een bevredigend antwoord op deze démarches is nog niet ontvangen.
De aandacht van de Minister blijft hierop gevestigd.

De Volkskrant 31-07-1952, brief aan de redactie

Eerder dan het antwoord van de Minister van Buitenlandse Zaken kwam er een reactie van een Ex-Legionnair uit Amsterdam.

Geachte redactie Vreemdelingenlegioen

Het artikel van uw Haarlemse correspondent over de 18-Jarige J. P. en zijn ervaringen in het Vreemdelingenlegioen (VOLKSKRANT 22 Juli) geeft (natuurlijk door een foutieve voorlichting van P. en niet door de schuld van uw correspondent) een volkomen verkeerde voorstelling van zaken.

Ik ben zelf enige weken geleden uit het Vreemdelingenlegioen teruggekeerd, nadat de Nederlandse Regering mijn uitlevering als minderjarige gevraagd had.
Hoewel ik niemand zou aanraden naar het Legioen te gaan, zijn de feiten die P. verteld heeft óf schandelijk overdreven of geheel onwaar.
In Parijs wordt nooit aan candidaat legionnairs een uniform uitgereikt.
Dat geschiedt pas in Marseille.
Daar worden ook bezittingen (lang niet alle) in bewaring genomen.
In Marokko ontvangt men die (met uitzondering van de burgerkleding) terug.
Het eten in „het fort op de hoge berg” (vieux fort de Marseille) is prima en zeer zeker voldoende.
Franse officieren voeren zo goed als nooit het bevel over de troep, daar zijn (hoofdzakelijk Duitse) onderofficieren voor.
Dezen zijn inderdaad hardhandig, maar slaan toch nooit met riempjes aan stokken bevestigd.
P. spreekt niet de waarheid wanneer hij beweert dat hij in Marseille vier maal „de honderd meter” heeft moeten kruipen.
Dat is een straf die in Marseille nooit en in Sidi Bel Abbes bij hoge uitzondering wordt toegepast.
Dit geldt natuurlijk tevens voor de aframmelingen die op deze kruiperij zouden volgen. In Marseille is het voor ieder die beslist wil nog mogelijk om uit het Legioen te komen, zonder daarvoor eerst ziektes te moeten voorwenden en/of mishandelingen ondergaan.
In Marokko wordt dat inderdaad anders.
De legionnairs (géén Franse soldaten!) die het fort in Marseille bewaken zijn maar zeer weinig in getal (zodat ontsnappingen meermalen voorkomen) en lopen bovendien met ongeladen geweren.
De wachtcommandant loopt zelfs met een houten revolver In zijn holster.
AMSTERDAM. Ex-Leglonnalr.

Pagina uit een rekruteringspamflet van het Franse Vreemdelingenlegioen uit 1952.
Genoemd worden de toelatingseisen, waar dienst te nemen, welke indentiteitspapieren mee te nemen, de soldij etc.

2 augustus 1952, Het Vrije Volk, “Jongen van 17 als „19-jarige” bij ‘t Legioen”

Het Vrije Volk komt op zaterdag 2 augustus met het volgende artikel over minderjarige Nederlanders in het Franse Vreemdelingenlegioen.


(Van een onzer verslaggevers)

EEN NEDERLANDSE JONGEN van zeventien jaar — uit zucht naar avontuur van huis weggelopen — meldt zich in Noord-Frankrijk aan voor het Vreemdelingenlegioen. „Zeventien? Dat is te jong. We maken je negentien jaar”, zegt men daar. ‘

De jongen wordt na een schijn keuring als A. S. legionnair S., 19 jaar oud. Bij wijze van reclame voor het Legioen laat men hem foto’s zien van vrouwen uit Vietnam. Met zulke vrouwen zal hij in Indo-China kunnen trouwen, wordt hem verteld….

Deze mededelingen werpen wederom een schril licht op de methoden, die bij aanwerving van- minderjarige jongens worden gevolgd.

Het relaas van deze Amsterdamse jongen, die in Marseille weigerde een contract te ondertekenen en zodoende nog naar huis kon terugkeren, komt hierop neer.

„Op 3 Juli verliet ik de ouderlijke woning. In Breda wilde ik bij de „Hero” gaan werken, maar toen ik daar een andere jongen ontmoette — hij had f 85.— op zak. — besloten we naar het Legioen té gaan. Over een smokkelpad passeerden we de Belgische grens.
Op 6. Juli kwamen we in Lille, Noord-Frankrijk, bij het aanmeldingsbureau van het Vreemdelingenlegioen. Ik had een identiteitskaart, waaruit bleek, dat ik op 3 Maart 1935 geboren ben. De sergeant zei dat dit papier maar vernietigd moest. worden. De kaart werd verscheurd en voortaan was ik 19 jaar. „Geboren in werd er genoteerd.
De volgende ochtend zijn we gekeurd. Ondanks mijn slechte ogen en mijn doofheid, werd ik goedgekeurd, want toen ik de dokter vertelde, dat mijn ogen In orde waren, schreef hij direct op „yeux 100 pet.” (ogen 100 pct.).
Voordat we met elf anderen op transport werden gesteld naar de kazerne in Marseille, liet de sergeant ons foto’s zien van Vietnamese vrouwen, met wie we zouden kunnen trouwen als tegenprestatie voor een vijfjarig contract. In Marseille ontmoette ik nog twee Nederlandse jongens.
Ze zeiden dat ze 20 en 21 jaar waren, maar leken me niet ouder 17 of 18.

We waren daar met negenhonderd man, onder wie een twintig Nederlanders. Een fort was onze kazerne. We sliepen buiten op de stenen grond, omdat je op de slaapzaal zoveel last had van wandluizen,
kakkerlakken en pissebedden.

De volgende ochtend konden we ons aanmelden voor bloedtransfusie. Wie een halve liter afstond, zou een pakje sigaretten krijgen. Ik heb me daarvoor opgegeven. Ik verloor echter het bewustzijn en toen ik weer bijkwam, lag ik met zeven anderen op de vloer van een aangrenzend vertrek, ‘s Middags kreeg ik een injectie. Daarna mocht ik niet in de zon lopen en niet werken, zei de dokter.

Bij het appèl werd ik echter opgeroepen voor aardappelen snijden. Dat moest buiten, dus in de zon gebeuren. Na enige tijd voelde ik me niet goed worden. Ik meldde dit aan een korporaal en moest toen, voor straf, een ijzeren hek invetten, ook buiten, en daarbij stond ik pal in de zon.

Die zelfde avond moest ik, omdat mijn dekens niet opgevouwen waren, het ondergoed van de korporaal wassen en daarna de halve nacht in de houding naast een wachtpost staan. Andere straffen die ik zag uitdelen, waren: rondjes hardlopen, klappen met de vlakke hand in het gezicht, liggen en opstaan, bloed afstaan.

Veel Duitsers

De meeste legionnairs waren Duitsers, maar er waren ook vrij veel Italianen. Bij het appèl werden die „tapfere Italiener” genoemd — sarcastisch bedoeld — en daar werden ze erg kwaad om.
Op Vrijdag 25 Juli zouden we op transport gaan naar – Noord-Afrika voor verdere opleiding. Een week daarvoor moest ik voor de kapitein verschijnen om een verklaring te ondertekenen en de eed af te leggen. Ik weigerde en werd toen tot mijn verbazing niet gedwongen. Ik werd naar een cel gebracht. In die cel waren nog twee Duitsers en een Belg, die ook niet hadden willen tekenen. Je kon er zitten noch liggen, omdat ‘t krioelde van het ongedierte. Nadat we schriftelijk hadden verklaard, dat we een goede behandeling hadden genoten, kregen we een treinkaartje Marseille—Lille.
M’n nieuwe costuum, dat ik in Marseille had moeten afgeven, in ruil voor een nummertje en een oud Canadees uniform, was echter onvindbaar.
Vijf dagen na m’n vertrek uit Marseille was ik weer in Amsterdam.”

Onderzoek geboden

Het enthousiasme van S. voor het Legioen is, dankzij de slechte behandeling in Marseille, nu wel bekoeld. Zijn ervaringen zijn tevens een fikse waarschuwing voor andere zwerflustige jongelieden.
Maar toch lijkt het ons dienstig dat een onderzoek wordt ingesteld naar de manier van aanwerven, het „verouderen” van candidaten voor het Legioen en het tonen van foto’s.
Inmiddels heeft de heen K. Vorrink vragen gesteld aan de minister over dit onderwerp, naar, aanleiding van mededelingen gedaan door twee jongens, die kort voor S. bijna de dupe. werden.
Met belangstelling zien wij het ministeriële antwoord tegemoet.

18-08-1952 Het Vrije Volk “Hollandse jongens in ‘t Legioen Frankrijk zegt hulp toe bij terughalen van geronselden”

Enkele weken later komt er een vervolg op het bericht van het Vrije Volk.

(Van onze Parijse correspondent, H. W. Sandberg)

HET FRANSE MINISTERIE van Buitenlandse Zaken is verontrust over de artikelen in de Nederlandse pers, in zake het ronselen van minderjarige Nederlanders voor het Vreemdelingenlegioen.
Het Ministerie heeft mondeling aan de Nederlandse ambassade laten wéten, dat het zijn medewerking zal verlenen bij de pogingen, deze geronselden vrij te krijgen.
In één geval heeft het al geholpen: een jonge Nederlander van achttien jaar, die volgens de Franse wet meerderjarig is en zich zonder toestemming van zijn ouders bij het legioen kon laten inschrijven, is door de recruteringsofficier na een Nederlandse stap geweigerd.

In de meeste gevallen echter blijven de Nederlandse nota’s aan het Ministerie zonder resultaat. Het wil bewijzen hebben, als gesteld wordt, dat een Nederlandse jongeman door middel van alcohol of voorspiegelingen (foto’s van mooie vrouwen, een belofte eerder uit de gevangenis te komen etc.) – voor ‘t Legioen is gestrikt. Dergelijke bewijzen zijn echter bijna nooit te leveren.

Frankrijk stoort er zich in het algemeen niet aan, dat volgens de Nederlandse wet iemand pas op zijn 21e jaar meerderjarig is en daarvóór niet zonder toestemming van zijn ouders in dienst kan treden.

Heel gemakkelijk!

De bepalingen van het Vreemdelingenlegioen schrijven voor, dat bij tekening niet naar het verleden van de nieuwe legionrtair wordt geïnformeerd en dat zijn verklaringen niet worden geverifieerd. Het Is dus heel gemakkelijk te zeggen, dat men achttien jaar is en dus op zijn Frans meerderjarig. Niemand trekt het in twijfel! Hier is een waarschuwing op zijn plaats. ledereen, die zonder paspoort en zonder geld naar Frankrijk gaat en daar langs de weg loopt te schooieren, al gebeurt dat ook op nog zo jongensachtige wijze, bv. als vacantiepretje, wordt opgepakt wegens vagebondage en kan zeven maanden gevangenisstraf krijgen.

Als je maar tekent….

Al gauw hoort de veroordeelde in zijn cel, dat hij zijn gevangenisstraf tot één maand bekort kan krijgen, als hij tekent voor het Legioen. Wie hem dat precies vertelt, daar komt men zelden achter. En daar de jongeman samen met dieven en andere misdadigers in de cel zit, komt het maar al te vaak voor, dat hij er ten koste van alles er uit wil.

In Juni heeft de Nederlandse regering weer een nota over deze kwestie aan het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken gestuurd.
Daarin werd vooral de meerderjarigheid en de ronselarij aan de orde gesteld. Maar een antwoord is nog niet ontvangen.

23 augustus 1952 Minister logenstraft „Vrije Volk” Frankrijk werkt NIET mee in Legioen-affaires


DEN HAAG, 23 Augustus. — De Franse regering heeft nog geen bevredigend antwoord gegeven op de vragen van de Nederlandse regering betreffende het ronselen van minderjarige jongens voor het Vreemdelingenlegioen.

Dit heeft de minister van Buitenlandse Zaken geantwoord op vragen uit de Tweede Kamer. Enige maanden geleden werden de toenemende ronselpraktijken van het beruchte Legioen tegenover Nederlandse jongens door De Waarheid aan de orde gesteld.
Dit gebeurde naar aanleiding van het verdwijnen van de minderjarige Haarlemse jongen Ferrie Jacobs.
Het communistische Tweede Kamerlid Rie Lips stelde hierover vragen aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie, waarna van regeringszijde tegen de ronselpraktijken werd gewaarschuwd.

Het Tweede Kamerlid van de PvdA, K. Vorrink deed onlangs een poging om de „eer en goede naam” van het Vreemdelingenlegioen te herstellen. Hij vroeg de minister van Buitenlandse Zaken te onderzoeken of het nu wel waar was, wat in een bepaald persbericht was medegedeeld over mishandeling van minderjarige Nederlandse jongens in het Vreemdelingenlegioen en om maatregelen te nemen, indien zou blijken, dat dit bericht onjuist was.
De minister heeft hierop nu geantwoord, dat hij over de juistheid van dit bericht niet wil oordelen, maar dat het bericht een preventieve werking heeft en dat er daarom geen gronden aanwezig zijn om een waarschuwing te geven aan de voor het bericht verantwoordelijke personen.
Verder zegt de minister, dat de Franse regering nog niet bevredigend heeft gereageerd op de stappen van de Nederlandse regering.

Dit antwoord logenstraft de beweringen, die Het Vrye Volk op 18 Augustus groot opgemaakt deed, namelijk dat het Franse ministerie van Buitenlandse Zaken mondeling aan de Nederlandse ambassade zijn medewerking had toegezegd om geronselde Nederlandse jongens vrij te krijgen.

Identificatie

Wie J.P. uit Haarlem was is tot nu toe nog niet bekend.





Legioen eenheden: 1952 - 1952

Van Tot Regiment Bataljon Compagnie Plaats Land



Legioen onderscheidingen

Onderscheidingen Datum Uitreiking


Info

Verder onderzoek gaande, heeft U meer informatie laat het mij weten via: info@nllegioen.eu

Datum:

Bronnen