Van Zanten, Dirk


Personalia

Achternaam Voornamen Geboorte datum Naam vader Naam moeder
Van Zanten Dirk 25-10-1910, Assen Van Zanten, Jacobus Berend Sikkema, Harmina

Legioen periode: 1933 - 1938

No Matricule Engage Libere Libere Plaats
[-] 1933 [-] Lille / Frankrijk 1938 / Libérable [-] / [-]

Biografie


Een Groninger jongen in het Vreemdelingenlegioen

Onder deze titel verschenen in twee episodes, de eerste gepubliseerd op vrijdag 19 augustus 1938 en de tweede een dag later zaterdag 20 augustus 1938, in het “Nieuwsblad van het Noorden” de ervaringen van de “Groninger ex-legioensoldaat J. van Zanten” in het Franse vreemdelingenlegioen.

De suggestie van mooie reclameplaten — Eerst teekenen en dan is er geen terugkeer meer mogelijk — Het moeilijke begin

Ruim vijf jaar geleden wandelde een Groninger jongen door de straten van Rijssel (Lille) in Noord-Frankrijk. Hij had aanvankelijk vast werk gehad in de stad van zijn geboorte, Groningen, maar hij wilde meer van de wereld zien en dus trok hij er op uit. Nu hier, dan daar vond hij werk en langzamerhand zakte hij meer naar het Zuiden af, overschreed eerst de Belgische en daarna ook de Fransche grens.
Een bepaald doel had hij niet en het lag zeker niet in zijn voornemen om een bezoek aan Afrika te brengen al had hij met den vriend, die hem op dezen zwerftocht vergezelde, wel eens gesproken over het Vreemdelingenlegioen, waaromheen de romantiek haar verhalen weeft.
Zoo kwamen die twee Nederlandsche jongens in Rijssel, dat voor hen het begin zou beteekehen van een episode in hun leven, die zij niet meer zouden kunnen vergeten. In Rijssel is het Werfbureau van het Vreemdelingenlegioen gevestigd. Groote reclame-platen zijn er in de stad tegen de muren geplakt met verleidelijke afbeeldingen van de Afrikaansche wildernissen en uitgestrekte zandvlakten. Zon op de wuivende palmen oases in het geelgouden zand suggestieve platen.
Een tijdje later staan onze twee jongens in het Werfbureau ze kunnen geen Fransch spreken maar trachten zich verstaanbaar te maken met gebaren. Geen nood. Er worden hun papieren toegeschoven en er wordt hun duidelijk gemaakt, dat ze hun handteekening moeten zetten. Willen ze dat eigenlijk wel? Ze weten het niet, zijn nog niet met zichzelf in het reine. Maar de omgeving maakt indruk op ze, hun fantasie is geprikkeld. Ze teekenen ….
Op hetzelfde oogenblik staan ze onder geleide. Nu is er geen terugkeer meer mogelijk Het groote avontuur is begonnen….Vijf jaar later zit tegenover ons een nog jongeman, mager type, scherp gezicht. Hij is de Groninger, die naar Marokko ging en nu zijn diensttijd bij het Legioen heeft uitgediend. Daarvan vertelt hij ons op een onopgesmukte manier zonder de gebruikelijke verhalen, waarin veel bloed stroomt en veel wordt geschoten. En juist om dien niet op sensatie ingestelden verhaaltrant hebben wij den verteller, J. van Zanten, verzocht eens iets van zijn ervaringen op te schrijven. Hij heeft dit gedaan en er later nog enkele toelichtingen op gegeven, die wij in zijn verhaal hebben verwerkt. Overigens laten we hem zooveel mogelijk in eigen stijl aan het woord.


Feitelijk gevangenen

Toen we ln Lille eenmaal onze handtekening hadden gezet waren we feitelijk gévangenen geworden. Onder geleide vertrokken we naar Toul, waar we een paar dagen zijn geweest voor het medisch onderzoek, het der identiteitsfoto’s en andere formaliteiten.
Het volgend oponthoud op weg naar Marokko had plaats te Marseille, waar ln het fort St-Jean de toekomstige legionnairs uit de verspillende plaatsen in Frankrijk, waar ze zijn samen worden gebracht. Ik zag mannen van alle. nationaliteiten, maar wij waren er de eenige Nederlanders. De onderlinge conversatie ging bezwaarlijkdoor mijn gebrek aan talenkennis. Maar we maakten ons verstaanbaar door gebaren en er was al dadelijk een toenadering tusschen deze van her en der door het noodlot samengebrachte mannen, die een onbekende toekomst gingen. Aan die toekomst dachten we niet veel en het was of ook het verleden begon te vervagen in dien korten tijd, waarin zooveel nieuwe indrukken onze aandacht vroegen.
De behandeling ls in fort St. Jean niet slecht, het eten zelfs uitstekend. Alleen…. de nieuwe legionnairs zitten er gevangen. Het Fort wordt streng bewaakt en niemand mag er uit. Slechts enkele dagen zijn we hier geweest, waarin we volledig afrekenden met het dat we vaarwel hadden gezegd Voor…. vijf jaar of voor altijd? Het donkergrijze soldatenpak met kepi verving de burgerkleeding met pet, die we verkochten aan een daartoe ontboden Joodschen koopman. Wel hij maakte goede zaken.

Over Zee

Steeds verder werd de afstand tusschen ons en het verleden, dat we hadden achtergelaten vaderland. We werden op een groote boot samengebracht. „We” waren intusschen een kleine tweehonderd man sterk geworden, die Europa verlieten en in Afrika een avontuurlijke toekomst tegemoet gingen. Die prachtige zeereis van zes en dertig uur zal ik niet weer vergeten Ze was voor ons een ontspanning. Even kwamen we tot rust. Soldaten zaten in groepjes bijeen. Hier zongen Italianen hun liederen in koor, daar tokkelen er mannen op de banjo, die ze niet zou verlaten, of bliezen op hun mondharmonica. Een heldere sterrenhemel en het maanlicht over de gladde zee-oppervlakte hield ons nog een tijdlang aan dek totdat het bevel kwam om te gaan slapen.
Muziek is een wonderlijk iets…. als er gezongen en gespeeld werd dan heb ik meermalen een gezicht zien verstrakken, oogen gezien die in de verte keken…. naar herinneringen? Maar als de gong voor het eten sloeg, dan was iedereen er als de kippen bij. De zeelucht maakt hongerig….

In Algiers

Het zeetochtje. dat voor ons een plezier reisje was, is ten einde. De kust van Afrika is in zicht en spoedig volgt de aankomst te Algiers dat we in gestrekte pas door marcheren.
Ik heb nog weinig van de wereld gezien en de eerste indrukken van Oran zijn overweldigend voor me. Die prachtige gebouwen in Arabischen stijl en als tegenstelling die in lompen gehulde mensen., barrevoets gaande en langs de straten zittende mannen, gesluierde vrouwen — ik kan mijn oogen niet gelooven.
Maar in de kazerne waarheen we worden gebracht, kom ik al gauw weer met beide beenen op den grond. We worden hier heel wat forscher aangepakt dan in Europa. Gegradueerden schreeuwen hun bevelen in het Fransch, dat ik niet versta, zoodat ik op de anderen moet letten om de commando’s te kunnen opvolgen.
Het is juist etenstijd. We moeten in de rij aantreden om het diner in ontvangst te nemen. Het bestaat uit: soep, vleesch, boonen en een stuk chocolade.

Het wordt ernst

Den volgenden morgen gaan we weer verder.
We komen in Sidi-Bel-Abbes, waar we een jaar en twee maanden zullen blijven om afgericht te worden. Ik word geplaatst bij de compagnie mitrailleurs. Het is een zware dienst, loopen en springen met 25 K.G. op de schouders. M’n grootste handicap is het gebrek aan kennis van de Fransche taal. Het schreeuwen en drillen der onderofficieren gaat op m’n zenuwen werken. Een sergeant legt ons de onderdeelen en de werking van een mitrailleur uit. Ik begrijp er niets van en als hij me iets vraagt kan ik hem geen antwoord geven. Hij wordt woedend, ik zie het aan zijn gezicht en hoor het aan zijn stem, maar ik begrijp hem niet. Gelukkig krijgt een Vlaming medelijden met me. Hij zegt tegen den sergeant, dat ik geen Fransch ken, waarop deze uitvaart: „Dan moet hij het maar leeren”.
Na de eerste moeilijke weken gaat het al spoedig beter. De Vlaming blijft steeds in mijn buurt. Hij vertaalt alle commando’s en instructies tot ik langzamerhand in staat ben ze zelf te volgen. Fransch en Duitsch heb ik tenminste goed leeren spreken in het Legioen. Mijn landgenoot is het op een gegeven oogenblik in dien eersten tijd te machtig geworden. Op zekeren dag is hij er vandoor gegaan. Maar lang heeft hij niet van zijn vrijheid genoten. Zonder geld heeft hij het niet ver gebracht en Arabieren hebben hem gevangen genomen en tegen een belooning van vijftig franken uitgeleverd.
Zestig dagen gevangenisstraf met intrekking van de soldij is de straf, die er op zoon ontvluchtingspoging staat. Met deze straf is werkelijk niet te spotten. Weinig eten en zwaar werken, ‘s Middags in de brandende zon met ontbloot bovenlijf een half uur looppas, waarbij een zak zand van 50 pond op de schouders moet worden meegedragen meer dan één is tegen deze krachtproef niet bestand en legt het in deze dertig minuten af. Toch is deze straf voor sommigen nog niet afdoend. Mijn landgenoot heeft later nog eens geprobeerd te ontvluchten. Hij is toen opnieuw gevangen genomen en moet nu een half jaar na-dienen…. als hij nog leeft…. ik heb niets meer van hem gehoord sindsdien.

In garnizoen

Na veertien maanden is de tijd van het africhten voorbij.
We hebben geleerd, wat een legioen-soldaat moet weten en kunnen. Nu gaan we effectief dienst doen in Marokko, het land van zandvlakten en rotsachtige bergen.
In Casa-Blanca stappen we over in de typische Marokkaansche treintjes, de Tako-treintjes [Tacot, voie étroite], die nu sinds kort door beter materiaal zijn vervangen. Maar vier jaar geleden waren ze er nog, die kleine puffende dingen, die men hardloopend bij kon houden. Als het bergopwaarts gaat, moeten we er uit en bij steile hellingen moeten we zelfs helpen duwen, wat groot vermaak geeft. Zoo zijn we enkele dagen op weg vóór we Marrakech bereiken, waar een garnizoen van het Vreemdelingenlegioen is gevestigd.
Hier worden we gescheiden en groepsgewijs over Marokko verdeeld. Ik word ingedeeld met voorloopig als garnizoensplaats Marrakech zelf. Mijn landgenoot wordt naar Fez gezonden.
De dienst is soms zeer ongeregeld. Op den dag van mijn aankomst heb ik dit al dadelijk ervaren. Ik was moe van de lange reis en viel dadelijk in slaap, om een uur later al weer gewekt te worden. Er was verzamelen geblazen en we moesten op appèl verschijnen om instructies te ontvangen.Overigens valt de dienst in een garnizoen erg mee, vooral als men enige ervaring heeft opgedaan er buiten, waar heel wat meer van een mensch wordt gevergd.Natuurlijk heb ik al gauw eens wat rondgeneusd in de Inlandsche wijken. De markt is het eerste, dat den vreemdeling trekt. Het is daar een wonderlijke mengelmoes. Vruchten en eieren zijn er — naar onze maatstaf gerekend — spotgoedkoop: een prachtige meloen voor 31/. cent en 20 eieren voor een dubbeltje. In rieten tentjes worden een soort oliebollen gebakken of er wordt vleesch, dat op ijzerdraad is gestoken, geroosterd; de geuren hiervan bederven de atmosfeer. Andere tentjes geven gelegenheid met de Arabische kruidenthee kennis te maken. Slangenbezweerders en straatpredikers staan tusschen de marktkooplieden in.

In een Arabische stad

Mijn eerste bezoek aan de markt is gevolgd door een kennismaking met het leven der inlanders, waarbij ik nog een avontuurtje heb beleefd, zooals alleen een vreemdeling kan overkomen.Ik wil wel eens wat meer van de Arabische stad zien en als een inlander op me toe komt en me voorstelt hem als gids aan te nemen, ga ik daarop in. Ik roep een soort aapjeskoetsier aan, de bezitter van een wonderlijk vehikel, waarvóór twee broodmagere paarden — geraamten met een vel omhangen.Als we in de Arabische stad zijn aangekomen, ontsla ik me van koetsier en gids en zoek mijn eigen weg door de vuile straten. Het is er een lawaai van belang: roepende en schreeuwende menschen, gillende kinderen, piepende karren. Hooren en zien vergaat je er. Het heele leven speelt zich hier op straat af. Een man loopt met een zakvormig koevel op zijn rug, waaruit hij drinkwater verkoopt tegen twee centimes per beker. Koperslagers, schoenmakers en andere vaklui verrichten hun werkzaamheden op den openbaren weg en bieden voor weinig geld soms aardige souvenirs aan. Daartusschen door loopen vrouwen, die haar kinderen in een doek op den rug dragen, en bedelend om een aalmoes de handen uitstrekken.
Óp een gegeven oogenblik raak ik verdwaald in een straat, die vol is van gesluierde vrouwen. Ze lachen me vriendelijk toe zoo vriendelijk, dat ik er bijna verlegen onder word en me omdraai om terug te keeren.
Maar plotseling wordt de kepi van m’n hoofd gerukt. De dievegge verdwijnt in een der huizen en ik ga haar achterna om mijn eigendom terug te eischen, daar ik niet in de kazerne durf te komen zonder m’n hoofddeksel. Na eenige moeite krijg ik de kepi terug, maar de Inlandsche vrouw wil mijzelf niet direct laten gaan. Ze noodigt me uit met haar thee te drinken en legt haar sluier af. Een oogenblik later zit een Groninger jongen op duizenden kilometers van huis tegenover een mooie Arabische vrouw. De conversatie is niet erg vlot. want we spreken beiden maar een gebrekkig soort Fransch. Het blijft maar bij een kort bezoek. Er komen namelijk al spoedig meer vrouwen opdagen en ik grijp de gelegenheid aan om zoo gauw mogelijk afscheid te nemen.


We gaan op marsch


Het mooie en rustige leventje in Marrakech is niet van zoo heel langen duur geweest. Op zekeren dag kregen wij bevel ons marschvaardig te maken met een wandeling van 150 K.M. voorbij Agadir, waarheen we per trein werden vervoerd, voor den boeg. Zo’n wandeling in de gloeiende hitte is geen pretje. We zijn vol moed begonnen en zingend hebben we de eerste veertig kilometer afgelegd. Maar toen was het gezang spoedig verstomd. We liepen op blaren en onze tong was kurkdroog het water in onze veldflesschen was het kookpunt genaderd en bracht geen verkoeling. De officieren op hun paarden trachtten den moed er in te houden. Ze vertelden, dat we nog maar een paar kilometer hadden te loopen, die ons echter evenveel tientallen leken. Enkelen, die op het punt stonden het bewustzijn te verliezen, vielen uit, maar de rest bereikte dan toch het einddoel van dien dag.

Een kamp wordt opgeslagen

Dat beteekent nog geen rust. We zijn midden in de zandvlakte, nergens is iets anders dan zand te zien. De tenten moeten worden opgeslagen, maar vóór alles moet een muur van rotsblokken om het geheele kamp worden opgetrokken tegen mogelijke aanvallen van inlanders, die in de bergen onvindbaar zijn verborgen en als ze kwaad in den zin hebben in den nacht uit het niet schijnen op te duiken.

Wegenaanleg door soldaten — Een vermoeiend leven, dat veel vergt van de manschappen — Een nachtelijke overval

Het gevaar blijft hier altijd dreigen. Van zeven uur ‘s avonds af staan de schildwachten opgesteld, de karabijnen aan hun polsen door een riem bevestigd, zoodat ze niet bij een onverhoedschen overval kunnen worden veroverd. Ook wij slapen ‘s nachts in de tenten met de geweren half onder ons, vastgemaakt aan onze polsen. De consignes der schildwachts zijn zeer streng. Ze mogen niemand dichter dan tot op 50 M. laten naderen en als ze op een eersten aanroep geen antwoord ontvangen moeten ze dadelijk schieten. Toch gebeurt het nog vaak genoeg, dat een vermoeide schildwacht, die op zijn post half in slaap is gevallen, door een inboorling wordt overvallen en gedood. De inlander laat het daar dan gewoonlijk niet bij. Hij sluipt het kamp binnen en dringt in een der tenten, waar de doodvermoeide legionnairs zijn komst niet bemerken. Het is geen uitzondering als den volgenden morgen bij het ontwaken de schrikkelijke ontdekking wordt gedaan, dat drie of vier mannen in een tent zijn afgeslacht zonder dat de anderen iets hebben bemerkt. Den dag na den eersten marsch had er ons gemakkelijk zoo iets kunnen overkomen We waren doodop en na het eten vielen we als blokken op den grond, bijna al slapend voordat we nog goed en wel lagen. Maar om vijf uur werd de reveille al weer geblazen. De tenten werden afgebroken en op de ezels gepakt met het keukenmateriaal en het proviand. We hadden nog twee dagen voor den boeg. Na dien tweeden dag waren we er nog erger aan toe.
Onze hemden scheurden we in stukken om als sokken dienst te doen en om lappen te kunnen leggen op onze schouders, waarvan het vel door den druk der ransel riemen was afgeschaafd. Een sectie manschappen moest er nog op uit om water te halen, daar onze voorraad bijna op was. Gelukkig werd er spoedig een put met goed water ontdekt. Den volgenden morgen zag ik een man wegdragen. Het was een schildwacht, die op zijn post vermoord was door een Sleuk. Die Sleuks zijn de gevaarlijkste en gemeenste menschen in Marokko. Hun vrouwen vergezellen hen op hun moordtochten en zij zijn het, die de slachtoffers op gruwelijke wijze verminken. De vermoorde schildwacht is op de plaats zelf begraven, ver van zijn vaderland…. De laatste dag ging het meest bergopwaarts. We kwamen langs eenige casbah’s, versterkte huizen, waarin de Arabieren wonen en waarin alleen schietgaten naast den ingang de openingen ziin, die frissche lucht kunnen binnen laten. De bewoners kwamen bij onze nadering naar en boden sinaas- en granaatappelen, meloenen en eieren te koop aan. Desgewenscht kon men ook met zijn rantsoen brood betalen.
Een Lohed (beek) bood ons gelegenheid onze veldflesschen te vullen en gesterkt gingen we na een kort oponthoud verder. We probeerden zelfs door te zingen onze pijnlijke voeten te vergeten.
Tegen zeven uur in den avond hielden we voor de derde maal halt. We waren midden in het Atlasgebergte, waarvan we de met sneeuw bedekte toppen in de verte konden zien. Op den top van een kleinen berg hebben we ons kamp opgeslagen. We moesten de steenen voor de ommuring uit de rotsen losslaan en op onze kapotte schouders naar het kamp dragen.

Ik sta op wacht

Op iederen hoek van het kamp werden mitrailleurs opgesteld, die altijd schietklaar moeten zijn en dag en nacht door een schildwacht worden bewaakt. Na een paar uur hard werken konden we eindelijk gaan rusten. Ik ging me zonder meer op den harden grond leggen met mijn ransel als hoofdkussen. Vrijwel dadelijk viel ik in een diepen slaap, waaruit ik gewekt werd om de wacht af te lossen. Ik trok mijn schoenen aan, groef mijn geweer uit den grond en bevestigde de riem nog eens extra aan mijn pols. Het was ongeveer één uur ‘s nachts toen ik voor de eerste maal in de uitgestrekte eenzaamheid op wacht stond. Het was een prachtig gezicht. Alles lag in diepe rust, de witte tenten werden door het maanlicht beschenen en rondom waren slechts grillige schaduwen van rotsblokken…. het geroep der jakhalzen schrikte me een enkele maal op en ook hoorde ik op verren afstand een inlander zijn goden aanbidden. De eenzaamheid, de nog onbekende geluiden maakten me wel wat zenuwachtig, maar ik voelde dien nacht toch ook een zekeren trots, dat ik te waken had over de veiligheid en het leven van mijn kameraden.

Wegenaanleg in het rotsgebergte


Den volgenden morgen werd een samenkomst gehouden, waarbij we ieder een schop of breekijzer kregen, terwijl ook kruiwagens en ander materiaal werden uitgereikt aan de colonne, die als eerste het gebergte in werd gestuurd om den nieuwen weg aan te leggen.
Een heel bataljon was hiervoor disponibel, uitgezonderd de wacht en het keukenpersoneel. Op ongeveer drie kilometer afstand van het kamp liep een smal paadje, dat tot een vier meter breeden weg gemaakt moest worden. Een gemakkelijke opgave was het niet: rechts was het hoog en rotsachtig, links ging het terrein naar beneden.
Enige jongens werden naar boven gestuurd waar ze rotsblokken moesten lossteken met hun houwelen, wat een zwaar en vermoeiend werk is. Een kwartier nadat we begonnen waren kwam het eerste rotsblok van een 500 pond naar beneden rollen.
Er moest natuurlijk herhaaldelijk met dynamiet worden gewerkt en het was moeilijk om een behoorlijken weg te krijgen met de primitieve middelen, waarover we de beschikking hadden.

Wegenaanleg in het rotsgebergte
“Er moest natuurlijk herhaaldelijk met dynamiet worden gewerkt […]”
[ Coll. NLL. Conv. Vörös, gedateerd 1932 ]

Bovendien waren wij nu eenmaal geen vakmenschen, zoodat men wel zal begrijpen, dat de weg maar heel langzaam opschoot.
Maanden lang waren we ln de eenzaamheid. De cantine was het eenige verzamelpunt en de goedkoope wijn (9 Nederlandsche centen per liter) was verleidelijk. Ik heb heel wat jongens naar den kelder zien gaan door den wijn. Avond aan avond waren ze dronken en hun krachten werden langzaam maar zeker gesloopt. Zes maanden lang is de troep bij dezen wegaanleg bezig geweest. Ik zelf hield het er maar drie maanden uit, omdat ik geelzucht kreeg, waardoor opname in het hospitaal te Agadir nodig was. Daar bleef ik twee maanden om toen weer in Marrakech in garnizoen te worden gesteld.

Toen heb ik geboft, want op zekeren dag werd ik ontboden bij den commandant, die mij vroeg ordonnans bij hem te worden, wat o.m. een geldelijk voordeel van een f 10,- per maand beteekende. Voor een groot deel fungeerde ik als huisknecht en ik leerde er o.a. de Fransche keuken. Tot het eind van mijn diensttijd ben ik bij den commandant gebleven aan wien ik ook te danken heb, dat ik 3 maanden op mijn vijf verplichte jaren gekort kreeg.

Een gevecht

Nu zult u wel vragen of ik nooit een gevecht heb meegemaakt. Inderdaad is het in de afgeloopen vijf jaar heel rustig in Marokko geweest met zeer weinig opstanden en dan nog maar van zeer plaatselijke beteekenis. Wel zijn we op zeker oogenblik in verband met de Spaansche gebeurtenissen naar de grens gedetacheerd, maar dat is gelukkig met een sisser af geloopen. De omstandigheden — mijn ordonnansschap — hebben mij persoonlijk bovendien extra beveiligd. Toch heb ook ik mijn vuurdoop gehad. We werden namelijk opgeroepen op de mededeelingen van een opstand ergens in de binnenlanden, die geëindigd bleek te zijn toen we er goed en wel aankwamen. Maar op weg er heen hebben we een overval gehad tegen den avond, zooals gebruikelijk is.
De officieren hadden er de lucht van gekregen en wij liepen verspreid en gevechtsklaar om op het eerste signaal ons te kunnen verdedigen. Er was nergens iets te zien. De hellingen van de bergen leken geheel zonder menschen. Maar er waren donkere holen en spelonken genoeg, waarin de vijand zich kon verbergen. Plotseling klonk een hooge krijgsroep, die onmiddellijk door een aanval werd gevolgd. Nu waren de hellingen niet meer leeg. De inlanders kwamen plotseling als uit den grond ,en een kogelregen kwam op ons neer…. Even snel waren allen weer verdwenen. Den geheelen nacht zijn wij op dezelfde plaats gebleven, het geweer in aanslag, of lukraak schietend op de rotsen. Want wij hadden geen enkelen trefkans tegen de achter steenen verscholen inlanders, terwijl zij daarentegen ons gemakkelijk onder vuur konden nemen.
En als ze schieten dan raken ze ook met hun ouderwetsche geweren, waarin eigen gemaakte kogels. Onze verliezen waren dan ook veel grooter dan de hunne, die zich tot een paar dooden beperkten, zooals later bleek. Maar toen het licht werd werden de rollen omgekeerd. Vliegmachines kwamen ons te hulp en de piloten wezen van de lucht uit de plaatsen aan waar de inlanders zich verzameld hadden. Bommen werden geworpen en al spoedig volgde de vlucht. Wij zetten onmiddellijk de achtervolging ln, waarbij er heel wat opstandelingen werden neergelegd.

Met deze episode uit zijn belevenissen besluit het verhaal van Van Zanten, dat een indruk geeft van het leven der legioensoldaten. Hij vertelde ons, dat hij dankbaar was dat hij er zoo goed was afgekomen, maar dat hij te veel had gezien en meegemaakt om iemand te durven aanraden het hachelijke avontuur te ondernemen.

Identificatie van de “Groninger jongen” J. van Zanten

Een naturalisatie verzoek uit 1948

In 1948 diende een man, met de naam Dirk van Zanten geboren te Assen, dan 38 jaar oud, een naturalisatie verzoek in. Het Memorie van toelichting luidde als volgt:

Memorie van Toelichting
5°. Dirk van Zanten, geboren te Assen (Drenthe) 25 October 1910, militair kok, wonende te Groningen, provincie Groningen.
De verzoeker, genoemd in artikel 2, onder 5°., van geboorte Nederlander, heeft zijn Nederlandse nationaliteit verloren door zonder verlof van Hare Majesteit de Koningin in 1933 dienst te nemen bij het Franse Vreemdelingenlegioen.
Na zijn ontslag uit dit legioen keerde verzoeker in 1938 naar ons land terug.
Hij was hier te lande onder de wapenen tijdens de mobilisatie en oorlogsdagen van 1940.
Thans is verzoeker als kok wederom in Nederlandse militaire dienst.
Zijn echtgenote en kinderen zijn Nederlanders.

Alhoewel er twee verschillen zijn met de man in het krantenartikel, het initiaal van zijn voornaam J. in plaats van D. en Groningen als zijn stad van geboorte werd aangegeven, zijn er voldoende overeenkomsten om met grote zekerheid aan te nemen dat Dirk van Zanten de “Groninger jongen” uit het artikel is.

Jeugd

Dirk van Zanten werd geboren op 25 oktober 1910 te Assen als zoon van Jacobus Berend van Zanten en Harmina Sikkema.
Zijn ouder waren op 23 juni 1907 te Groningen getrouwd [1].
Op 28 april 1909 waren zijn ouders vanuit Groningen in Assen komen wonen en gingen op 2 oktober 1911 weer terug naar Groningen.
Op 26 oktober 1922 werd te Groningen het huwelijk van zijn ouders door echtscheiding ontbonden.
Dirk van Zanten was toen 12 jaar oud [2].

Franse Vreemdelingenlegioen

Dirk van Zanten nam dienst in het Franse Vreemdelingenlegioen in 1933.
Op basis van de gegevens in het artikel werd hij ingedeeld bij het 4e Regiment Etranger wat gelegerd was in Marrakech.

1938 Terugkeer naar Nederland

In 1938 keerde hij naar Nederland terug

1939 – 1940 Mobilisatie

Alhoewel Dirk van Zanten door dienst te hebben genomen in het Franse Vreemdelingenlegioen zijn Nederlands Staatsburgerschap had verloren werd hij in 1939 toch gemobiliseerd.
Of Dirk van Zanten eerder in Nederland in Militaire Dienst was geweest is niet bekend.

1943 Vreemdeling

Dat Dirk van Zanten niet meer de Nederlandse Nationaliteit had blijkt duidelijk uit een paspoort aanvraag te Amsterdam van 8 juli 1943 [3]. Met een grote rode stempel staat op zijn aanvraag VREEMDELING.

Paspoort aanvraag van Dirk van Zanten
te Amsterdam 8 juli 1943

Nederlandse militaire dienst

In 1948 was Drik van Zanten als kok weer in Nederlandse militaire dienst.
Wanneer hij hier dienst had genomen is niet bekend.






Legioen eenheden: 1933 - 1938

Van Tot Regiment Bataljon Compagnie Plaats Land
4 RE



Legioen onderscheidingen

Onderscheidingen Datum Uitreiking


Info

Verder onderzoek gaande, heeft U meer informatie laat het mij weten via: info@nllegioen.eu

Datum:

Bronnen

[1] AlleGroningers te Groningen, BS Huwelijk Bron: boek, Periode: 1907, Groningen, 23 juni 1907, Huwelijksregister 1907, aktenummer 318
[2] AlleGroningers te Groningen, BS Huwelijk Bron: boek, Periode: 1922, Groningen, 26 oktober 1922, Huwelijksregister 1922, aktenummer 714
[3] Stadsarchief Amsterdam te Amsterdam, Paspoortaanvragen '40-'45 Deel: 7495, Periode: 1939-1945, Amsterdam, archief 5181, inventaris­num­mer 7495, 25 oktober 1910, Paspoortaanvragen '40-'45