Wingelaar, Jan


Personalia

Achternaam Voornamen Geboorte datum Naam vader Naam moeder
Wingelaar Jan (a) 1933, - -, - -, -

Legioen periode: 1951 - 1953

No Matricule Engage Libere Libere Plaats
- 12-1951 - Bordeaux / Frankrijk 04-1953 / Deserteur - / -

Biografie


HACHELIJKE VLUCHT uit het Vreemdelingenlegioen

Sprong in volle zee overboord

Dit waren de koppen boven een bijna paginagroot kranten artikel uit de Trouw van Zaterdag 8 augustus 1953 over de belevenissen van Jan Wingelaar uit Hilversum. De Trouw berichtte als volgt:

(Van een onzer verslaggevers). EIND APRIL van dit jaar [1953, NLL] verliet het grote Franse troepentransportschip „Pasteur” de haven van Tunis met bestemming Indo-China. Aan boord bevonden zich koloniale troepen, in Marseille ingescheept, en een groot aantal soldaten en officieren van ‘t Vreemdelingenlegioen. Uitgebreide voorzorgsmaatregelen waren getroffen om ontvluchtingspogingen te verijdelen. De haven van Tunis werd zwaar bewaakt en eerst toen de „Pasteur” op ongeveer een kilometer van de haven was gekomen, werd het bevel „Tussendeks blijven!” opgeheven. Terwijl vele honderden militairen zich over de reling bogen om de Noordafrikaanse kust te zien verdwijnen, gebeurde het niet meer verwachte.

Legionairs aan boord van het troepentransportschip “Pasteur”
[Coll. c]

Uit een groepje van twintig légionnaires, allen van Nederlandse nationaliteit, maakte zich een lange gestalte los. Hij wipte over de reling en sprong overboord. Haast op hetzelfde moment doken zijn landgenoten hem na. Op de „Pasteur” werd terstond alarm geslagen! Een woedende kapitein liet de machines stoppen. Twee, drie boten werden gestreken. Intussen had zich op de vrij kalme zee reeds een drama voltrokken. Twee van de vluchtelingen konden onvoldoende zwemmen en zonken weg, voordat de boten hen hadden bereikt. Het gros van de vluchtende légionnaires werd door ruwe handen aan boord van de boten getrokken. Voor hen was het gewaagde avontuur afgelopen. Maar toen de „Pasteur” met een klein uur vertraging haar weg naar het Suez-kanaal voortzette, bereikten drie dodelijk vermoeide légionnaires de klipachtige kust van Tunis….
Onder hen bevond zich de 20-jarige Jan Wingelaar uit Hilversum. Voor hem, die door ronselpraktijken in het Vreemdelingenlegioen was beland, betekende dit geslaagde avontuur een keerpunt op de moeilijke weg, die hem steeds verder van zijn vaderland had weggevoerd. Ongeveer een maand geleden is Jan Wingelaar behouden in Hilversum teruggekeerd, waar hij ons een onopgesmukt relaas van zijn lotgevallen deed.

Jongeman viel in handen van een Franse ronselaar

JAN WINGELAAR’S avontuur begon in september 1951. De jongen volgde een schippersopleiding in een kamp bij Lochem. Maar zijn hart trok zó sterk naar het wérkelijke zeemansleven, dat hij op 29 september [1951, NLL] in gezelschap van twee vrienden uit het opleidingskamp vluchtte. „Dat was natuurlijk dom van me,” geeft de ex-légionnair eerlijk toe. „Maar ik heb pas later gemerkt, hoé onverstandig die vlucht is geweest.” Met zijn vrienden fietste Wingelaar in één dag door naar Limburg, waar in een grot werd overnacht. Een tikje besluiteloos bleven de jongens nog een dag in de omgeving van Maastricht hangen. Een championkweker was zo vriendelijk hun voedsel en onderdak te verschaffen. De beslissing viel die avond. Jan Wingelaar zag zijn vrienden, die heimwee hadden gekregen, terugkeren. Hijzelf besloot door te zetten. In zijn brein was het plan gerijpt om door te trekken naar Bordeaux, waar hij wel een schip zou vinden, dat hem naar zijn getrouwde zuster in Canada zou brengen. Papieren bezat de jonge avonturier niet.” Doorzettingsvermogen echter wèl. Hij passeerde de Nederlands- Belgische grens via onbewaakte landweggetjes en bereikte Luik. Zijn geldmiddelen waren intussen geheel uitgeput. Geen nood, dacht de onbezonnen jongeling. Hij ging een paar dagen werken bij een auto-scooter op de Luikse kermis en liftte daarna, aardig wat frankskes rijker, naar Brussel. Hij bofte in zoverre, dat hij zijn fiets op de vrachtwagen mocht gooien, maar van lange duur was die vreugde niet. Terwijl hij in een Brussels park de nacht doorbracht, namen zwijntjesjagers hun kans waar. Zonder fiets en vrijwel zonder geld stond Jan Wingelaar korte tijd later in het hartje van de Belgische hoofdstad. Lopend en liftend bereikte hij de Franse grens, moe en hongerig, want een dieet van suikerbieten en water werkt niet bijzonder versterkend.

IN ORDE!

Aan een grenscontrole kon hij zich moeilijk onderwerpen, want een busabonnement was vrijwel het enige „officiële” papier, dat hij bezat. Maar ook de Belgisch-Franse grens heeft haar smokkelpoorten. Zo belandde Wingelaar betrekkelijk veilig maar beslist ontoonbaar in Roubaix. En in die grote Franse grensplaats trok hij meteen de aandacht van een gemoedelijke politieman. Uiterlijk onbewogen toonde Wingelaar hem zijn busabonnement. De agent bestudeerde het document aandachtig, keek toen eens naar de bemodderde jongeman en zei: In orde!
Na veel omzwervingen kwam Jan Wingelaar eind October in Parijs aan. Hoe nu in de kortst mogelijke tijd naar Bordeaux te komen? Waarom niet met de expresse-trein Parijs—Bordeaux, dacht de berooide waaghals. Toen de trein zich in beweging zette, had Jan Wingelaar zich een gemakkelijk plaatsje in een (lege) eerste-klascoupé uitgezocht. De moeilijkheid school in het treinkaartje. Maar Franse conducteurs plegen met een belletje te rinkelen als zij komen controleren. En als dat belletje in de verte klonk, verdween de verstekeling in een toilet. Dat spelletje ging goed tot Tours. Toen rook de conducteur onraad. Hij tikte nadrukkelijk op de deur van het toilet. „Ik had geen keus ” vertelt Wingelaar. „Mijn verhaal over het verloren kaartje geloofde die conducteur niet. In Poitiers stonden er drie gendarmes op me te wachten “
Een Tribunal sprak het laatste woord in deze kwestie: vijftien dagen hechtenis wegens het verblijven in Frankrijk zonder papieren!

Duistere figuur

Op dit moment treedt in het relaas van Jan Wingelaar de wat duistere figuur van een advocaat, maitre M. uit Poitiers, naar voren. Bij de behandeling van zijn zaak voor het Tribunal kwam Wingelaar met hem in contact. Hij kreeg een visitekaartje van de advocaat en toen hij zich na afloop van zijn straftijd bij hem thuis vervoegde, toonde mr. M. hem een serie foto’s van het Vreemdelingenlegioen. Of dat misschien iets voor de Hollander was? Neen, zei Wingelaar, die wel had ingezien, dat zijn overtocht naar Canada op onoplosbare moeilijkheden zou stuiten. „Neen, ik wil terug naar Holland!” „Accoord,” zei de advocaat, „dan zal ik stappen bij je consul ondernemen.” Toen Wingelaar de volgende dag bij zijn raadsman terugkwam, legde deze hem een papier voor. De zaak met de consul was in orde; Wingelaar hoefde slechts te tekenen. En Wingelaar tekende het voor hem onleesbare stuk in goed vertrouwen. En daarmede zette hij zijn handtekening onder een aanmeldingsformulier van het Vreemdelingenlegioen…. Hij realiseerde zich pas, dat er iets „scheef” was, toen hij via een wachtkamer van de gendarmerie in een Legioen-kazerne in Bordeaux arriveerde. „Ik was razend op die advocaat en mijzelf wegens eigen domheid. Toen ik m’n kans schoon zag, ontvluchtte ik uit de kazerne. Ik verschool me in een toiletgebouwtje op het perron van Bordeaux. Maar in een ommezien had de politie me weer te pakken.

Vreemdelingenlegioen

Die 17e december [1951, NLL]zal ik nooit vergeten. Toen maakte ik mijn officieel entree in het Legioen.” Jan Wingelaar heeft geen goede herinneringen aan die eerste periode. Hij hield vol, dat hij geronseld was en beslist geen nieuwe stukken wilde tekenen. Drie dagen verdween hij zonder eten of drinken in een duistere cel waarin 60 cm water stond. „Cellule a la plotte”, heet dat in de taal der Légionnaires. Jan Wingelaar is murw geslagen en toen heeft hij, gebroken naar lichaam en geest, ten slotte de stukken getekend. „Maar toen ik met Kerstmis in m’n smerige uniform op de boot naar Oran zat, wist ik nog slechts één ding: ontvluchten en zo gauw mogelijk….!” Toch heeft het bijna anderhalf jaar geduurd, voordat de onfortuinlijke Nederlander, zijn kans greep. In die tijd was hij een volleerd Légionnair geworden, die urenlang zou kunnen vertellen over de praktijk van dit zware bestaan te midden van vele ongure elementen, die veelal het Duits als voertaal bezigen.

Jan Wingelaar in het uniform van een legionair het Franse Vreemdelingenlegioen

Desertie

Keren we nu nog even terug naar een der laatste avonden van april 1953. Drie Nederlandse Légionnaires hebben veilig het vasteland van Tunis bereikt na hun vlucht van de „Pasteur”. Zij aten en sliepen bij goedgezinde Arabieren of op verscholen plekjes langs de stille weg naar de stad Tunis. Voor twee van de drie vluchtelingen, doodmoe en gekweld door dorst, vindt de tocht een spoedig einde. De een kan de ontberingen niet langer verdragen en meldt zich bij de politie. De ander wordt het slachtoffer van een op deserteurspremie beluste Touareg. Alleen Jan Wingelaar zet de tocht voort.
Een lijdenstocht…. Bevreesd voor slangen en geldzuchtige Arabieren sleept hij zich voort, pal westwaarts langs Afrika’s hete Noordkust. Zo hoog stijgt eens de honger dat hij een taaie wortel uit de bek van een ezel rukt. Zulks tot diepe verbazing van de eigenaar, een vriendelijke Bedoeïn, die de uitgeputte jongeling enkele dagen op zijn verhaal laat komen en hem daarna zijn dochter als bruid aanbiedt. Een geste, die Jan vriendelijk maar beslist van de hand wijst.
In zijn rafelige plunje blijft Jan westwaarts trekken. Hij lift een eindweegs met een Amerikaanse toerist, die hem wat kleren geeft.

Rabat Marokko

Tenslotte bereikt hij Rabat, de residentie van de Sultan van Marokko. In deze havenplaats ten noorden van Casablanca vindt Jan drie Nederlandse schepen. Twee van de kapiteins weigeren het risico. Met hulp van enkele matrozen verbergt Jan zich ten einde raad als verstekeling aan boord van de derde Hollander. Op 9 juni [1953, NLL] landt hij in Bordeaux….! In Parijs, dat hij liftend bereikt, loopt hij bijna tegen de lamp. Een rechercheur vraagt hem naar zijn papieren. Gedreven door doodsangst (op desertie uit het Legioen staat zeer zware straf) onderneemt Jan Wingelaar een roekeloze ontvluchtingspoging. Hij holt door de nauwe straatjes van Montmartre en ontkomt. Bij de Franse grens nieuwe moeilijkheden. Bijna drie uur ligt de vluchteling in een korenveld terwijl de schrille fluitjes van speurende gendarmes weerklinken en schijnwerpers door het duister flitsen. „Ik heb op die terugweg ongelofelijk veel geluk gehad “zo besluit Jan Wingelaar zijn opzienbarend relaas. „Ik houd veel van avonturen, maar zoiets hoop ik toch nooit meer te beleven ”

Terug in Nederland

In de omgeving van Hilversum heeft Jan nu een rustiger werkkring gevonden. Hij wil zijn vader, die lang in het onzekere heeft verkeerd over het lot van zijn zoon, nu bewijzen, dat hij ook anders kan. Maar eens, zegt Jan en hij lijkt vastberaden, ga ik toch weer naar zee, want op den duur is het hier niet uit te houden als je al zóveel hebt beleefd.

Opmerkingen bij het artikel in de Trouw

Diverse andere landelijke en lokale kranten berichten destijds over de belevenissen van Jan Wingelaar o.a. Het Parool 31-07-1953 en De Volkskrant 01-08-1953. In deze berichten werd iets meer verteld over andere Nederlanders.

“In het smerige fort, waar het ongedierte welig tierde, zag Wingelaar verscheidene landgenoten, gekleed in oude Duitse uniformen. Toen ging de reis over de Middellandse Zee naar Noord-Afrika, het opleidingskamp van het Legioen. Aan boord van het kleine scheepje waren vier Nederlanders: jongelui uit Drente, Amsterdam en Breukelen. „Wij wisten niets van elkaar, vroegen ook niets, alleen de voornaam of een bijnaam weet ik nog”, vertelt Wingelaar. „Een Nederlander die aan boord te veel wijn had gedronken en daardoor een kist met papieren over boord had laten vallen, werd bij aankomst te Oran weggevoerd. Later heb ik hem teruggezien, kaalgeschoren en zonder tanden”.

Plaats van de desertie

Twijfelachtig blijft de plaats die Jan Wingelaar aangeeft waar de desertie zou hebben plaats gevonden, Tunis.
Dit zou betekenen dat om in Marokko te komen hij door heel Algerije heen gereisd zou moeten zijn. Meer voor de hand liggend zou zijn de havenplaats Mers el Kebir in het westen van Algerije, dichter bij de grens van Marokko. Deze haven dicht bij het hoofdkwartier van het Legioen in Sidi Bel Abbes werd vaak gebruikt voor inscheping naar Indo-China.
Het Parool noemt de plaats van desertie niet en beperkt de verdere tocht naar Casablanca tot een lift van een Amerikaanse tourist:

“Eind Februari werd Wingelaar op de „Pasteur” ingescheept naar het front in Indo-China, doch toen het schip anderhalve kilometer uit de kust was, sprong hij er af, samen met twintig andere militairen. Slechts hij en twee anderen slaagden er in, de wal te bereiken. Hij kreeg een lift van een Amerikaanse toerist en arriveerde zo uiteindelijk te Casablanca, waar het hem gelukte zich te verstoppen aan boord van een klein Nederlands schip.”

De “lijdenstocht” genoemd in het artikel in de Trouw is mogelijk een toevoeging in de typische stijl van een klassiek romantisch desertie verhaal.

Opmerkelijk in het artikel van De Volkskrant is het aantal dagen dat Jan Wingelaar in de cel had gezetten en het feit dat als hij niet naar Indo-China zou zijn uitgezonden, hij niet gevlucht zou zijn:

“Jan Wingelaar heeft in zijn legioenmaanden veel meegemaakt. Hij zat bijna 200 dagen in de cel, werd duchtig afgeranseld en moest in oude Duitse uniformen de helse training van het legioen meemaken. Toen hij naar Indo-China vertrok was Jan Wingelaar instructeur geworden; hij zou — eenmaal gewend ‘aan het harde maar ook avontuurlijke bestaan in het legioen — niet gevlucht zijn als men hem niet op transport had gezet naar Indo-China. waar reeds velen van zijn kameraden gedood waren”






Legioen eenheden: 1951 - 1953

Van Tot Regiment Bataljon Compagnie Plaats Land



Legioen onderscheidingen

Onderscheidingen Datum Uitreiking


Info

Verder onderzoek gaande, heeft U meer informatie laat het mij weten via: info@nllegioen.eu

Datum:

Bronnen

[1] Delpher