1929 HET VREEMDELINGEN LEGIOEN door Ralph Heinzen 1v5

Op 26 november 1929 publiceerde het “Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië” het eerste deel uit een serie van vijf artikelen over het Franse Vreemdelingenlegioen geschreven door de buitenland correspondent van de United Press Ralph Heinzen. De uit Amerika afkomstige Heinzen was tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1917 met het Amerikaanse leger naar Frankrijk gekomen en bleef daar uiteindelijk 25 jaar wonen en werken.
Het is een reeks artikelen met een opvallend hard maar ook positief beeld of zoals de krant het noemde “op de meest onpartijdige wijze” van het Vreemdelingenlegioen en zeker van de legionairs.

Op 25 november 1929 een dag eerder, werd de artikelenreeks als volgt aangekondigd.

Ralph Heinzen op het Oorlogspad

Beschrijft het Vreemdelingen Legioen



Men zal zich herinneren, dat wij een serie artikelen publiceerden van de hand van den heer Ralph Heinzen, United Press staffcorrespondent handelend over de Rijnland bezetting. De United Press volkomen beseffend, dat de Rijland bezetting toen in het brandpunt van belangstelling stond, zond er een harer vertegenwoordigers naar toe, die de speciale opdracht ontving, een zo neutraal mogelijk rapport te maken van zijn reis. Dat hem dit volkomen gelukt is, kunnen onze lezers het beste beoordelen.
Zijn brieven, eerst in ons blad gepubliceerd, daarna in boekvorm uitgegeven, mochten zich in een grote belangstelling verheugen.

De United-Press heeft den heer Ralp Heinzen wederom uitgezonden. Thans naar de brandende Sahara. De heer Ralph Heinzen had tot opdracht brieven te schrijven omtrent het beroemde Franse vreemdenlegioen. Hij heeft met deze dappere soldaten samengewoond, hen vergezeld op hun zware tochten; heeft wacht gelopen op de meest eenzame en wilde plekken van deze onmetelijke Afrikaanse zandzee.
Hij heeft gedurende enkele weken lief en leed met de soldaten gedeeld en een behoorlijke kijk gekregen op het leven van dit samenraapsel van verschillende nationalisten.
Hij heeft nu een serie interessante reisbrieven geschreven, waarin hij tracht op de meest onpartijdige wijze het leven van deze beroepssoldaten te beschrijven; velen van wie geen naam hebben; slechts een nummer, evenals velen hunner officieren, maar allen zonder uitzondering, dappere en flinke kerels, die liever vechten dan eten en… het ook dikwijls doen.
Deze week zullen wij een begin maken met bedoelde artikelen, welke naar wij hopen, evenals de brieven over de Rijnland-bezetting, in de smaak onze lezers zullen vallen.
Waarschijnlijk ten overvloede, willen wij nog melden dat in geheel Ned. Indië deze artikelen uitsluitend zullen verschijnen in Het Algemeen Handelsblad te Semarang, en „Midden Java” te Djocja.

HET VREEMDELINGEN LEGIOEN

Sidi-el-Abbas de speeltuin der Legionaires
Na de zomerrust wacht de winterstrijd
Geforceerde marsen door brandende verraderlijke vlakten, waar dood hen wacht.
(United Press Staff – correspondent).
Sidi-el-Abbes, October (Eigen dienst)

VLIEGTUIGEN, welke zojuist een verkenningstocht over de hoge toppen van de Atlas hebben gemaakt, keren terug, met het bericht dat er moeilijkheden in het vooruitzicht zijn. De gloeiend hete zon, welke onmeedogenloos nederstraalt op de weiden van de berghellingen, heeft het groen van die weiden, verbrand. Als een gevolg hiervan zijn de kudden schapen naar dé valleien gedreven, waardoor de berg-Mooren ontheven zijn van hun taak om als schaapherder op te treden. Thans zijn zij weder vrij om in de door hen zo geliefden guerilla oorlog, opwinding en vermaak te zoeken.
En hier in Sidi-el-Abbas, drilt het door zon verbrande „legioen der verdoemden”, zijn mannen, om straks gereed te kunnen zijn voor de winterstrijd, welke jaar in jaar uit weder met nieuwe woede ontvlamt. Duizenden in khaki geklede mannen wachten op hetgeen komen zal …. strijd en nog eens strijd, maar dat is voor hen niets, want zijn zij niet gekomen om te vergeten, om afleiding en verstrooiing te zoeken in het legioen, dat over heel de wereld zulk een vermaardheid heeft gekregen ?
Kleine troepjes zijn reeds afgezonden naar helle-gaten in de bergen, naar de zandvlakten, waar in de dagen, dat de zon zo onmeedogenloos brandt, geen blanke kan leven waar de hitte opstraalt uit het zand, dat gelijk is aan een hel.

Slechts tijdens de winterdagen kunnen deze voorposten betrokken worden en dan nog voelt men de hitte van de zon, welke gelijk i Enfer de verzengende stralen uitzendt, naar de verschoppelingen van het vreemdenlegioen.
De schermutseling nabij Colomb-Bechar, welke enkele weken geleden plaats greep, was een voorspel van delete maanden van gevechten welke voor ogen van de legionairs staan, gevechten, bloedige gevechten met een onzichtbaren vijand.
Zelden komen de juiste berichten van deze schermutselingen, welke doorgaans geen partituur voor het Legioen vormen in de grote steden, maar toch weten de mensen, die in die steden wonen, dat voor de mannen, die tesamen dat Legioen vormen, een tijd van angst en vreze is aangebroken. Geen angst en vreze voor de dood, wanneer die recht in het gezicht der mannen staart, maar voor de dood, welke meestentijds van achter rotsblokken of andere guerilla-plaatsen wacht op de man, die een weinig onvoorzichtig is. Dat is in korte woorden samengevat het gevaarvolle bestaan van de mensen, die medewerken om Frankrijk’s greep op het Moorse deel van Afrika te houden.

Dat zijn de kleine schermutselingen, welke voor de toeschouwers van geen waarde zijn, want wat is het verlies van een, twee of drie mensen ? Niets niet waar ? Slechts wanneer in zulk een schermutseling een vijftigtal doden en gewonden vallen, dan eerst is het de moeite waard, dat de couranten er melding van maken, dan eerst verschijnen die schermutselingen in druk, tenzij een der Legionaires deserteert en terugkeert in zijn stadje thuis en melding maakt van de verschrikkingen, welke hem overkomen zijn, er melding van maakt op zulk een wijze, dat het verhaal als dat van terrorisme de ronde doet door de omgeving, waar de deserteur woont.

Er staat veel werk op het programma van dezen winter; veel werk, zal door de mannen gedaan moeten worden en dat in tegenstelling met den zomer, welke voor de mannen een sinicure was. In verzengende hitte en wolken stof, opgeworpen door de hoeven der kameelen en paarden, door de voeten der voortmarcheerende manschappen volvoert dan het Legioen zijn manoeuvres om de aanvallen der Moren af te slaan of om ergens ver in de woestenij een bende oproerkraaiers uit elkaar te jagen, want menigmaal wordt erger voorkomen, wanneer men preventief een al te grote verzameling van Arabieren en Mooren uiteen weet te jagen.

De Mooren uit het gebergte houden koppig vol aan de eenmaal door hen afgekondigden „Heiligen oorlog” tegen de blanken en toch ondanks deze wetenschap, dat steeds de Moor de blanke zal aanvallen, zal het Legioen waken, dat niet van hen het sein tot de attaque zal uitgaan. Het Legioen is geen leger, dat tot een offensief zal overgaan, integendeel het is een samenvoegsel van gelukkige mensen, die zich verdedigers noemen, gelukkig wanneer eenmaal de handschoen in het strijdperk is geworpen, doch nimmer zal door hen die handschoen in het strijdperk worden gegooid. Niets anders vindt men in deze verloren hoek van het onmetelijke Afrika dan stof en droge rotsen. Onder de zomerzon zijn die rotsen gloeiend heet en de zandzeëen, welke zich tot oneindige verten uitstrekken verzengend, verschroeiend, zodat men daarop niet kan lopen, al zou men het willen. Dan lijdt het Legioen dorst en honger en weten de mannen, wat het zeggen wil, daar te liggen, gillend, kermend om water, terwijl de koortsen het bloed warm en snel door het lichaam jagen; dan weten de mannen, wat het zeggen wil, wanneer de geest zich uit het lichaam baant en de lijder begint te ijlen. Dat alleen kan een woestijn veroorzaken, dat alleen is toebedeeld aan de mannen van het Legioen. Maar ondanks dat alles, ondanks de wetenschap, dat daar in die gloeiende zandvlakten, een hel gelijk, een zekere dood hen wacht, houden zij vol voor de glorie van het corps en de tanden op elkaar geklemd, de nagels vaak in het vleesch geknepen, blijven zij in die zandwoestenijen, waarvoor hunne makkers in vorige gevechten het bloed zo dierbaar verkocht nadden.

Het is een traditie, dat het Legioen „hoornen” voeten heeft, want de Legionaires hebben die nodig. Immers wanneer een troep, zij het een compagnie of bataljon wegmarcheert uit de garnizoensplaatsen El Bordj, Ait Yakoeb, Boujad of Talghemt, dan is het toch immer voor een geforceerde mars. Twintig mijl per dag over zand en rotsen, zonder enige weg of kenteken voor hen, dan een eindeloze vlakte, welke blindend werkt op ogen, niets als gids, steeds maar weder verder, geen bomen, waaronder men even zou kunnen uitrusten en dan te weten, dat achter ieder rotsblok, hetwelk men tegenkomt een vijand kan zijn verscholen;… dat betekent zulk een mars.

Sidi-el-Abbas is de speeltuin, de plaats van vertier, doch ook de recrutenschool van het Legioen; een legerpost, zoals men ,die gekend heeft tijdens de oorlogsdagen aan het West- en Oostfront.
Hier is het tehuis van het Legioen; hier is het hoofdkwartier gevestigd en ook hier komt menig man uit Europa om een verleden te begraven, een verleden dat al dan niet zonder zonde geweest mag zijn; hier komt die man en tekent zijn vrijheid weg voor de tijd van zeven jaar.

Dans un faubourg de Sidi Bel Abbes


En hier in Sidi-el-Abbas komt het Legioen, wanneer het verlof heeft en in zijn smerige cafe’s vinden de mannen hun plezier. Vrouwen, afgeleefd naar lichaam en geest, getolereerd door het Leger, hebben op zich genomen om de mannen te helpen dragen het lijden, dat zij meemaakten in de hellevlakten, zoals de woestijn genoemd wordt, de vlakten, waaruit de mannen terugkeren afgemat en ontdaan van alle energie. Dan ziet men in de straten van Sidi groepen roodgejaste Legionaires, wier gezichten spreken van de ellende, welke zij hebben meegemaakt.
Men ziet dan de vierkant-gekinde Russen en Polen, blonde, kaal-geknipte Duitsers, kleine Syriërs en donker getinte Spanjolen en Italianen; men ziet er Fransen, wier goed-verzorgde nagels en gladgeschoren gezichten boekdelen spreken van een liefde daar in het land van Marianne; men ziet er Engelsen, moedig en vol durf, mannen, die het Legioen verkozen, om het vechten alleen.

Het Legioen is een smeltpot van vechtjassen en toch zijn die mannen niet kwaadaardig, want iedere man in dat Legioen is een man voor zichzelf en toch vechten die mannen de gevechten voor anderen, terwijl iedere Legionnair zich wel zal opofferen voor zijn lotgenoot. Nergens ter wereld vindt men een dergelijk samenraapsel van mannen zonder vrees, mannen niet een hart van staal, uit wier ogen het vuur straalt, echte embassadeurs van staal, mannen wier plicht het is om de onrustige en woelige Moren met de diplomatie hunner geweren in bedwang te houden.

Het Legioen is uniek; het Legioen staat al 98 jaar bekend als het toevluchtsoord voor den man, die om de een of andere reden zijn land moest verlaten en toch is datzelfde toevluchtsoord van mannen uit alle rang en stand het best gedisciplineerde leger, dat ooit ter wereld werd verzameld.
(Wordt vervolgd)

Deel 1, 26-11-1929
Deel 2, 27-11-1929
Deel 3, 28-11-1929
Deel 4, 29-11-1929
Deel 5, 30-11-1929

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over