Zeven jaar in het fransche vreemdelingenlegioen. Een brochure van Hans Luteijn, deel 2.

Pagina 6 tot 11

[…] Als hij dan weer een van zijn buien had en dronken in de cantine zat, dan kneep hij zijn kleine oogjes dicht, en begon dan zijn versje op te zeggen uit den tijd, dat onze Koningin nog een prinsesje was.

,,Toen ons Prinsesje jarig was,
,,Kreeg zij van haar Papa,
,,Twee paardjes van het schoonste ras,
Ze kwamen uit Afrika.”

Het laatste werd altijd met verheffing van stem en opgeheven wijsvinger ten beste gegeven. Dit om goed te laten uit komen, hoe goed ,,de paardjes uit Afrika” waren. Het was een goeie sul en ik heb hem eens laten genieten toen ik mijn 250 francs kreeg. De oude legionnair kan niet meer drinken. Ze zijn verbrand, van binnen en van buiten. Ze zijn machines geworden. Denken doen ze niet meer. Ze krijgen immers alles op tijd. Voor het eten wordt geblazen, voor het werk en slapen gaan eveneens. Met de buitenwereld hebben zij afgedaan, en velen die 15 jaar vol hebben en dus met pensioen gaan, komen, na een ,,kwartaal” ,buiten” te zijn geweest, weer naar hun oude stal terug. Ze kunnen niet meer zonder wijn. Ze zijn er aan verslaafd. Om den wijn en hun etensblikje draait hun somber, nietszeggend leven, terwijl cigaretten als ,,Dritte im Bunde” er nog bij genoemd zou kunnen worden.

De instructie der jonge soldaten verliep als overal. Dat de meesten geen Fransch kenden was geen bezwaar. De commando’s moeten geleerd. worden, doch het is verbazend, hoe snel iets geleerd wordt als er voortdurend met cachot en politiehamer gedreigd wordt. Dit zijn dan ook de twee eerste woorden die een legionnair in ‘t Fransch leert zeggen. Daarbij komen nog,,rabiot” (eten nahalen) prêt (traktement) en rompez” (inrukken). Dit is de woordenschat van een legionnair met 5 dagen diensttijd. Geslagen wordt er niet. Zou een generaal b.v. een legionnair slaan, dan mag deze direct terug slaan. Hij mag er echter geen halve minuut mee wachten, anders is het met voorbedachten rade en passeert dan het krijgsgerecht.
Des Zaterdags werden wij door de muziek van het exercitieterrein afgehaald om ‘t in de pas loopen te leeren. De chef van deze muziek is bekend voor zijn straffen. Als iemand een valsche noot speelt, steekt hij enkel twee vingers op, hetgeen twee dagen cachot beteekent. Bij afloop van het concert wordt het vonnis direct ten uitvoer gebracht. Maar 2 dagen hebben soms een heele nasleep. Als een korporaal 2 dagen kamerarrest geeft voor een ongeoorloofd iets, kunnen deze twee ellendige dagen tot 60 dagen cachot aangroeien, daar ieder hoogere,,oome” er zijn loodje bijlegt. De korporaal geeft 2 dagen, de sergeant verandert het in 4. De kapitein verandert de consigne in 8 dagen cachot. Vandaar gaat het naar den commandant die er 7 dagen bij doet. Dat is dus 15, waarvan 8 zonder warm eten. De kolonel maakt van de 15 er dertig, terwijl eindelijk de generaal er 60 van maakt, waarvan soms 30 zonder warm eten.

Ik was dus in de I.C. no. 2, en had als kapitein een zekere Fortis. Een halve gek! Dit was hij geworden in den grooten oorlog. Hij onderging een schedeloperatie en heeft nu een zilveren plaat waar operatief is ingegrepen. Hij werd als niet erg toerekenbaar beschouwd, wat niet wegnam, dat hij toch een positie van kapitein innam. Hij bezat de Poolsche eeredegen en had de borst vol decoraties, waarvan het oorlogskruis met 22 palmen wel het bezienswaardigste was. Dat hij niet goed wijs was bewees wel het volgende staaltje. Toen zijn vrouw eens zonder zijn toestemming uitgegaan was, werd zij met 8 dagen kamerarrest bestraft. Hij plaatste een soldaat voor haar deur. Indien hij iemand op de kazerneplaats zag als hij met zijn compagnie terug kwam, dan gaf hij zijn paard de sporen en reed den “misdadiger” achterna. Acht dagen cachot was dan de straf voor dezen misdaad.

Uitrusting

Ieder had nu een complete uitrusting gekregen. Daartoe behoorden ook twee paar sokken, waarmee men vijf jaar moet uitkomen, of met 4 paar, indien men naar Marokko wordt gestuurd. Als ze versleten zijn, worden er voetlappen gedragen. Ze worden algemeen gedragen omdat de sokken te duur zijn om te kopen en voetlappen geen blaren op de voeten veroorzaken, zoals er bij dagmarschen van 35 à 40 K.M. gemakkelijk zou kunnen gebeuren. De vracht die een legionnair bij zulke marschen te dragen heeft is 37 K.G. Het is de volgepakte ransel, geweer, pannen en 120 patronen. Dit gewicht is na enige uren in de blakende zon het dubbele geworden.

De wasch moet zelf gedaan worden. In den zomer, als het kakiuniform gedragen wordt, hetgeen om de 2 dagen moet gewasschen worden, komt iemand met een half stuk zeep, hetgeen de compagnie alle 14 dagen verstrekt, niet uit en moet er van ‘t 15-daagsche traktement (3.75 fr.) nog zeep gekocht worden. De droogplaats wordt door een oudgediende bewaakt. Deze neemt het nummer van den soldaat die de wasch ophangt en is van dat moment aansprakelijk voor het waschgoed. Als nieuweling weet je van die dingen niets af. Ingelicht wordt men door de meerderen niet. Die denken maar, door schade en schande worden ze wel wijs” Ik had mijn hemd ook opgehangen en niet laten inschrijven. Een half uur later hingen er natuurlijk ,,zes” hemden. Ik meldde de diefstal bij den fourier. Hij zei me dat ik hem om 4 uur een hemd zou presenteren. ,,De brouillez vous”. (Help je zelf). Dus ik had een hemd om 4 uur. Ik werd er toe gedwongen op eenzelfde manier een kledingstuk te bemachtigen. Dat gaat zoo verder, totdat er iemand betrapt wordt bij het stelen en die gaat voor enige dagen de petoet in. Dan komt hij bij “Susine” terecht.

Susine en het cachot van Bel-Abbes


Susine is adjudant op het ogenblik en zit ergens in Tonkin. Of hij nog leeft? Zou nooit iemand van zijn vroegere “pensionnaires” wraak genomen hebben voor de beestachtige behandeling die hen te beurt viel in het kleine ,,rijk” van Susine ? Want het was een rijk op zichzelf, waar hij “Koning” was. Niemand bemoeide er zich mee, wat achter de hoge muren van het cachot van Bel-Abbes gebeurde. En als een legionnair later, na zijn straf te hebben ondergaan, een klacht indiende wegens slechte behandeling, was het ,,onderzoek” altijd in het voordeel van Susini Waarom? De getuigen die voorgeroepen werden, waren meestal nog in het cachot en waagden het niet tegen Susini te getuigen. De klacht werd dus als ongegrond beschouwd en de klager kreeg 60 dagen prison, daar het beschouwd werd als een belediging tegenover een meerdere.
Colonel Rollet (nu Generaal) zorgde wel dat zo’n rapport tot den Generaal doorging, die op de 45 dagen van den colonel, nog 15 dagen toegaf. In zo’n geval was de situatie van den betreffenden legionnair verre van benijdenswaardig.
De prison van Bel-Abbes bestaat uit 120 cellen. Elke cel is voorzien van een cementen brits. Het ,,hoofdkussen” is ook van cement en wordt gevormd door een kleine verhooging. Als nu iemand bestraft wordt, wordt hij eerst naar het magazijn gestuurd. Hier moet hij zijn heele uitrusting afleveren en hij krijgt een oud hemd, pantalon, overjas (tevens deken) en een paar schoenen zonder veters. Daarbij etensblik, kroes en lepel. In den winter (want winter is er ook wel, al is er geen sneeuw, maar veel regen), krijgt de bestrafte er nog een ,,couvre-pied” (heel kleine deken) bij. Slapen kan hij in den winter niet van de kou en ‘s zomers niet van de wandluizen. Soms zien de muren er zwart (of donker- bruin, indien men wil).
Als zij ‘s morgens hun koffie krijgen (aan wassen valt niet te denken), moeten zij zich verzamelen op de binnenplaats. Op een fluitsignaal staat ieder in de houding en worden de namen opgeroepen en wordt gevraagd of er zieken zijn, met de waarschuwing, als de dokter den zieke niet ziek vindt er 8 dagen meer op de te ondergane straf gelegd worden. Dan komt een ander signaal en ieder neemt zijn zandzak van 26 K.G. gewicht op zijn rug. Het is een pleizer van Susini om eenige hoekige steenen er tusschen te leggen, die de huid doorschuren. Met twee touwen is de zak op den rug bevestigd. En nu moeten de gestraften in een cirkel rondloopen van 6-11 en van 1-6 in den winter, en van 5-11 en van 2-6 in den zomer. De sergant commandeert: Looppas, liggen, knielen, opstaan, gewone pas enz. totdat het den “Koning” belieft 10 minuten rust te bevelen. Geen boom geeft enige schaduw op deze binnenplaats. Soms gebeurd het dat er iemand uitvalt; dat het boven zijn krachten gaat. Susini beveelt hem te “rusten”. De jongen moet dan niet meer lopen, doch moet met zijn gezicht naar de muur staan, doch mag zijn zak niet afleggen. De zon brandt in den zomer soms met 130-140 Fahrenheit en daar staat dan de jongen om “uit te rusten”. Beter is het te lopen dan te “rusten”, en dan loopt de jongen maar weer tot hij er bij neer valt; een paar emmers water doen hem weer ,,bij” komen. De beul ziet toe en grijnslacht. Als de legionnair weer “bij” gekomen is moet hij zijn plaats weer innemen. En onverbiddelijk hoort men het:,,un deux, un deux” een twee enz) rechts om keert, tot de hoornblazer inrukken blaast. Dan wordt het eten uit de keuken gehaald en ieder moet zijn etensblik neer zetten, dat dan door enige mannen gevuld wordt. De sergent heeft er zoo ‘n echt plezier in om, als een legionnair die zich ziek gemeld heeft, zich bukt voor zijn etensblikje, dit voorwerp een trap te geven, zodat het eten er uit vliegt. “Zieken hebben geen eten nodig”, beweert hij. Is het een wonder dat een legionnair dan vergeet en zo’n kerel naar de keel springt? Dit is eens gebeurd en bijna had de beul deze wereld met de andere verwisseld. Doch de legionnaire kwam voor het krijgsgerecht en werd tot 7 jaar dwangarbeid veroordeeld. Zeven jaar naar Cayenne (Zuid- Amerika). Maar 7 jaar door de rechtbank uitgedeeld zijn eigenlijk 14, want na de 7 jaar op het Duivelseiland of op Royal doorgebracht te hebben, moeten ze nog 7 jaar in Guinea blijven. Het Fransche gouvernement zorgt niet voor hen. Velen komen niet terug van dat land waar de Maroni doorvloeit. Koortsen en lepra maken meestal een eind aan hun ellendig bestaan.
Eenmaal per week kunnen de gevangenen zich wassen en hun kleren schoon maken. Buitengewoon zindelijk zien ze er dus niet uit, met het door de wandluizen verbeten gezicht en lichaam en de gore kleur door stof en zweet teweeg gebracht. Het ,,pension” van Susini is een hel en een ieder doet zijn best om uit zijn klauwen te blijven, maar men staat er voortdurend met één been in de prison en met het andere in de politiekamer. Er moet maar iemand onder de sergenten zijn die één of andere legionnair niet kan uitstaan en de arme man komt “aus dem Loch nicht hinaus” (komt niet uit de prison).

Rassenhaat


Rassenhaat is er niet, Tussen de Franschen en de Duitsers bestaat (vooral in Marokko) een uitstekende kameraadschap. De meeste sergeants, adjudants en adjudant chefs zijn Duitsers. Alles wat daarboven is (dus officier), moet Fransman zijn of onderdaan van een der natiën die aan Franse zijde gestreden hebben. Onder de minderen heerst goede kameraadschap en het woord,,Boche” (mof) tegen een Duitser gebezigd, wordt met 60 dagen prison gestraft. Wel een bewijs dat er tussen Fransman en Duitser geen verschil gemaakt wordt. Ja, zelfs nog meer.
Een Fransman wordt door de meerderen altijd een beetje van terzijde aangezien, daar hij zeker iets op zijn kerfstok heeft, aangezien hij als Fransman in de Koloniale troepen een beter traktement en premie krijgt. De Duitser daarentegen wordt geacht, omdat hij goed soldaat is.
De noordelijke bewoners van Europa die in het Legioen zijn, verwisselen hun ondergoed 2 maal per week. De zuidelijke bewoners (België al meegerekend) in ‘t algemeen eenmaal in de veertien dagen. En dan bij die hitte. “Men” zegt in ‘t Legioen zelfs, dat een Fransman zijn hemd 14 dagen draagt en ‘t dan binnenste buiten draait en het nog 14 draagt. Een sergeant van een zekere compagnie bekeek immers eerst het wasgoed en zeide dan:,,Jij bent zeker een,,Zwitser” uit Parijs?” Maar zelden dat hij de plank mis sloeg.

Ik had mij, na eens goed te zijn uitgeweest met de Hollanders S. en P., teruggetrokken en had mij aangesloten bij een Duitser uit Essen. Hij was een aangenaam,,causseur” We waren sindsdien altijd te zamen en er werd gezegd:,,Als Hans uit Holland in zicht was, is Hans uit Essen niet ver meer weg.” Later werd hij voor het hart afgekeurd. Toen heb ik me het lot van den kleinen Engelschman aangetrokken. Ik heb naar zijn ouders geschreven dat ze de 500 fr., die hun zoon ontvangen had, aan de Fransche regeering moesten terug sturen en dan konden ze hun jongen weer terug krijgen, daar hij nog geen 18 jaar was. En zo is ook geschied. De boy ging 2 maanden later naar huis.

Het traktement

Het traktement is 25 ct. per dag. Die 25 ct. worden gedurende een jaar betaald. Dan stijgt het tot 45 ct.; vervolgens 65 ct. en dan 1.45 fr. Na vijf jaar (in Marokko) 4.05 fr. per dag. Dit verschil komt, omdat de Marokkaanse regering 2/3 van het traktement toeslag geeft.
Voor korten tijd nog kreeg iemand die in het ziekenhuis kwam, geen traktement, terwijl een gestrafte wel traktement kreeg. Nu is dit veranderd. Indien iemand nu gestraft is wordt hem de basis van zijn traktement onthouden, t.w. 25 ct. in Algerije en 75 ct. in Marokko. Wat daarboven is wordt hem uitbetaald, daar dit toeslag is voor zijn aantal dienstjaren. Indien dus iemand met 1 jaar dienst 60 dagen cachot krijgt, ontvangt hij na zijn ontslag geen centime.

Het eten in het Legioen

Het eten bestaat in het Legioen uit macaroni, witte bonen en rijst met uien. Ook wordt er wel vlees verstrekt en gekookte darmen, die in stukjes gesneden worden en ,,tripe” genoemd worden. Als het dan etenstijd is, zou een gasmasker geen overdadige weelde zijn.

Grote kinderen


,,Pour comprendre un legionnaire, il faut être legionnaire soi-même”. Het zijn grote kinderen. Een burger uit Bel-Abbes zeide mij eens: “Als ik in een kazerne van ‘t Legioen kom, krijg ik den indruk alsof ik in een krankzinnigengesticht kom.” En zo is het ook. Als men ziet dat mannen van 40 jaar elkaar achterna rennen om verstoppertje te spelen, terwijl weer anderen met knopen zitten te spelen. Dit alles omdat er na het inrukken niets te doen is en omdat ze absoluut kindsch geworden zijn door het leven zonder afwisseling. Men krijgt de indruk (als buitenstaander) dat een legionnaire niet voor 100 procent toerekenbaar moet worden geacht.
Donderdags en Zondags werd er door het militaire muziekkorps concerten gegeven. Zaterdags voor de zieken in het hospitaal. Het hospitaal in Bel-Abbes was een Tantaluskwelling voor zieken die zich niet konden bewegen, daar ook hier de wandluizen hoogtij vierden.

Saida


In Saida, waarheen ik overgeplaatst was, lag de Instructie-compagnie No. 3.
De kapitein was een zeker Castani (een Corsicaan). Men noemde hem den boer. En met recht. Altijd was hij in een grof uniform gekleed; hoge vetleeren laarzen met ijzeren sporen. Vloekend en scheldend kwam hij altijd de kazerne binnen. Straffen deed hij zonder nadenken. Van hem heb ik acht dagen prison gekregen omdat mijn politiemuts te scheef stond. Hij riep mij en zei, dat ik direct in het kamp moest terug keeren en dat ik 8 dagen prison had. Ik heb ze ook gedaan. Toen mijn straf om was en ik mijn uitrusting op het magazijn ging halen, bleek er veel van gestolen te zijn. Ik wendde daarom het systeem D. (help je zelf) aan, en ‘s avonds had ik alles in orde. Het devies in ‘t Legioen is: “Zoo jij mij, zoo ik jou.”

Afgekeurd worden


Er zijn veel legionnairs, die door de één of andere truc proberen om afgekeurd te worden. Zo lag er één in ‘t hospitaal, die er uit zag als de dood. In een leeg blik van gecondenseerde melk, had hij tabak op urine staan. Na een paar dagen haalde hij het er uit en liet de tabak drogen. Nadat het droog was stampte hij wat kinine fijn een rolde dat tusschen de tabak. Van dat mengseltje maakte hij cigaretten….! Later is hij afgekeurd.
Een ander hakte zijn rechter wijsvinger af tijdens het houthakken voor de keuken. Hij werd met 20 procent pensioen (53 gulden per kwartaal) afgekeurd.
Weer een ander, een Duitscher, hield zich voor gek. Niet ruw of opvliegend, doch kalm. Hij had een stok gevonden waaraan hij een touw had gebonden, aan welker einde een stukje brood bengelde. Nu zat hij den heelen dag in… de W.C. te hengelen. Telkens zeide hij: “Ik heb beet; ik heb niet beet”. Totdat, na drie maanden, hij voor de keurings- commissie kwam. Hij werd ,,in orde” bevonden, doch hij hield zijn gek doen” vol. Later werd hij afgekeurd. Veertien dagen later kreeg de kolonel een brief van hem, dat hij toch ,,beet gehad” had. De kolonel was razend!
Er was zelfs iemand, die zijn rechteroog voor altijd onbruikbaar maakte door het vuil dat zich gevormd had tengevolge eener slecht behandelde venerische ziekte, in het oog te smeren, nadat hij met een scherp voorwerp een wondje aan het oog had toegebracht. Deze man ging niet naar huis, doch kreeg een zware straf, daar een legionnaire niet over zijn lichaam naar eigen goeddunken mag beschikken. Het behoort Frankrijk, dat er 500 francs had voor betaald. De soldaat, nu met één oog, werd voor den tijd van 4 jaar naar de kopermijnen (tusschen Casablanca en Marrakech) gestuurd.

Tatoeages

Boksende Legionair met Palmbomen op zijn borst getatoeëerd
[ Coll. NLL. ]


Bijna iedere legionnair is getatouëerd. Dit begint al bij aankomst te Bel-Abbes. Ik heb nooit een naald op mijn lichaam laten komen. Sommigen hebben geen wit plekje meer op de huid. Ik heb er een gekend, die zich een grote snor had laten tatoueeren, terwijl zijn beide wangen een geheel pokerspel vertoonden (52 kaarten). Op zijn voorhoofd stond: ,,Pas de chance” (geen geluk). Op zijn borst een Afrikaansch schilderij (Een Arabisch bedehuis, palmen, enz.) en met als onderschrift: “Souvenir d’Afrique”.
Op zijn kleine oorlellen had hij een kleine peer en een appel, terwijl op zijn neus een vlieg prijkte. Zelfs zijn oogleden waren met kleine sterretjes getatoeëerd. Rond zijn heele lichaam kronkelde zich een slang. De kop bevond zich aan het strottenhoofd terwijl de staart aan den rechter voet eindigde. Maar meestal wordt getatoeëerd als het “slacht- offer” half dronken is, want zelfs een legionnaire die van plan is voor altijd in het leger te blijven en er dus voor de mensen “van buiten” niet mooi meer behoeft uit te zien, zegt soms: ,,Qu ‘on est tout de même idiot, de faire des bêtises pareilles”.
Want voor altijd zijn ze gebrandmarkt. Velen laten zelfs hun naam, stamboeknummer, compagnie, bataljon en regiment op hun borst tatoeëren, met als ,,versiering”,,Légion Etrangère”. Als ze nog in het burgerleven terug komen, zal hun vroeger adres altijd bekend zijn en zou als visitekaartje dienst kunnen doen……!

Een Hollander L.


Er was in Saida ook een Hollander, L. genaamd. Hij was in Parijs geweest en had zijn geld op de renbaan verloren. Daarna had hij getekend voor ‘t Legioen. Hij deed in den filter dienst. De filter was een noodwendig iets te Saida, daar het water anders ongezond zijn zou. Het was een,,betrekking” die nogal gemakkelijk te vervullen was. De volle Keulsche potten moesten tegen lege verwisseld worden en als de kamerwacht kwam moest zijn waterkan gevuld worden. Maar L. had een ongelukje gehad, en had een ,,stijf” been gekregen. Daaraan had hij zijn ,,betrekking” te danken.
Hij was, toen hij zijn premie verkregen had in Bel-Abbes, eens goed uitgeweest. De wijn is er van inferieure kwaliteit; meestal heeft de wijn nooit een druif gezien en wordt toebereid met wijnsteen en alcohol. Dat was de oorzaak dat L. erg ziek” was toen hij ‘s avonds in de kazerne kwam, juist op het moment dat de sergeant het appèl zou houden Vlug werd hij door een paar kameraden in zijn bed gestopt (met de kleren aan) en de sergeant kwam binnen. Hij liep voorbij de bedden en kwam voorbij het bed van L. Hij maakte de opmerking of hij soms koude voeten had, daar L. met zijn politiemuts op in bed leg. Een kameraad nam het hoofddeksel af en alles was in orde. Maar toen de sergeant weg was, begon het voor L. zijn ogen te draaien en hij moest naar buiten. Hij lag op de 3e étage en om den weg naar beneden af te leggen had hij geen tijd. Dan maar over de trapleuning ! Maar het geluk had hem ditmaal verlaten. De sergeant stond beneden en kreeg een deel van L.’s gaven af. De minuut daaropvolgend zat hij in de politiekamer en den anderen dag kreeg hij van den kapitein 8 dagen prison. Tijdens een looppas met zijn zandzak op zijn rug, kwam hij te vallen met zijn knie op een puntige steen. Alles heeft men geprobeerd om het been weer normaal te krijgen. Met electriciteit, gebrand enz. Niets hielp. Negen maanden heeft hij gedokterd, toen werd hij met pensioen naar gestuurd. Doch L. bleef in Parijs.
Toen hij eens een danslokaal bezocht en met een dame door de zaal zweefde (ditmaal zonder stijf been) werd hij aangesproken door den dokter die hem behandeld had. Weg” pensioen,,,weg” danspartij, terug in ‘t legioen voor den tijd die hij had moeten blijven indien hij geen ,,stijf” been opgelopen zou hebben.
Ik herinner me nog dat de dokter hem eens in den val wilde laten lopen. Hij had een briefje van 50 francs laten vallen toen hij Herman zag aan- komen. De dokter stond ergens verscholen Het was gedaan om te zien of L. de,,kniebuiging” zou maken. Maar neen hoor! Op zijn halve bezemsteel leunend “zwierde” hij zijn been achterwaarts en raapte de 50 fr. op, waarvoor wij ‘s avonds in de stad eens heerlijk gegeten hebben.


Het legioen van heden is verschillend van dat van voor den oorlog. Toen was er enkel geboefte. Tegenwoordig is het grootste aantal gekomen omdat ze werkeloos waren en velen die verleid zijn door agenten. Dit laatste vooral tijdens de bezetting van het Rijnland en het Roergebied.
Daarmee wil ik natuurlijk niet zeggen, dat alle legionnaires “smet- vrij” zijn. Er zijn velen die wat op hun kerfstok hebben, en dat de buiten

De paardjes van de prinses

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over