1915 Een Hollander in het Fransche leger V

Het volk : dagblad voor de arbeiderspartij
Datum 31-12-1915

Beschreven periode, najaar 1914

Een Hollander in het Fransche leger. Deel V.

Voor ik u nu verder vertel van den aanval op de Duitsche loopgraven voor het dorpje Craonne, moet ik u iets zeggen van het plan de campagne. Onze troepen waren in en achter de loopgraven zo opgesteld, dat het centrum werd gevormd door ‘t bataljon C van het Vreemdelingenlegioen— waarbij de Hollandse sectie was ingedeeld — gesteund door koloniale infanterie en Zouaven. De linkerflank werd gevormd door bataljon H van het Vreemdelingenlegioen gesteund door Marokkaanse tirailleurs.
De rechterflank bestond uit het bataljon D van het Vreemdelingenlegioen, gesteund door Zouaven alleen.
Het geheel werd gecommandeerd door baron De la Gallé.

De afspraak was, dat de aanval zou worden begonnen aan de linkerzijde. Toen het bevel “En avant!” klonk, wipte het bataljon H met een enkele sprong de loopgraaf uit en stormde voorwaarts. Voorop liep een bataljon Russen, onder leiding van kapitein Jalsjiski, een Pool. Het bataljon bestond grotendeels uit revolutionaire Russische joden, die vroeger uit hun vaderland waren gevlucht en te Parijs een kolonie hadden gevormd. Hartstochtelijk van natuur als zij zijn, joegen zij onstuimig de vijand tegemoet. Maar na weinige seconden begonnen aan de overzijde de machinegeweren te tikken en rij na rij werd weggemaaid. Zij wisten echter niet van aarzelen. In dolle woede sprongen zij voort en zetten het eerst den voet in de Duitsche stellingen, waar een gruwelijk handgemeen aanving. De Zouaven schoten te hulp en nu begonnen de Duitsers te wankelen.
Nog ‘n ogenblik … en daar vluchtten zij achterwaarts naar de tweede verschansing, waar versterking gereed stond. De Russen achtervolgden en onzerzijds kregen nu ook het centrum en de rechterflank last tot de aanval. “A la bajonette” werd er geblazen.
Wij plantten de bajonet op het geweer en in den looppas ging het er nu op los, tegen 60 a 70 blaffende Duitsche machinegeweren in.

Mitrailleuse allemande dans les tranchées
Auteur : Agence Rol. Agence photographique

Wat je in zulke ogenblikken voelt ? Dat is niet precies te zeggen. Alle angst is weg. Een soort razernij bevangt je. Schreeuwend, gillend, stampend ga je vooruit, het geweer stijf in de handen geklemd. Toch heb je ook ogenblikken, waarin je precies en duidelijk ziet wat er om je heen gebeurt. Zulke heldere ogenblikken blijven je bij en als je er aan terug denkt, zie je het afschuwelijk toneel weer precies voor je: de schokkende rug van je voorman, het verwrongen gezicht van een gevallen kameraad, de afschuwelijke wonden van een ander. Door de gierende kogels gaat het voorwaarts. Je hebt de zekerheid: Iedereen kan worden getroffen, maar ik, ik alleen niet. Die wonderlijke zekerheid, die op niets steunt dan op het verlangen om te blijven leven, houdt je op de been, doet je niet wegvluchten uit de verschrikking.

Hollanders


Bij elke stap vielen er ook Hollanders:
sergeant Funcke, een Amsterdammer;
Hiemstra een Fries;
een der vier gebroeders De Boer [Boers], in de Parijsche diamantwereld welbekend
(alle vier hadden zij dienst genomen, drie zijn gevallen, Louis [ de Boers ] is ontslagen na zwaargewond te zijn geweest)
en anderen.

Eindelijk waren wij bij de Duitsche loopgraven. De prikkeldraadversperring was door onze voorgangers doorbroken en nu stortten wij ons in de aardgang. Het werd een steken en stoten naar alles wat in het Duitsche veldgrijs gekleed was. Het bloed spoot ons soms in het gezicht.

Maar op zo’n moment is er geen keus. Wie zijn tegenstander niet doodt, wordt zelf vermoord. In afschuwelijke drift vechtend, namen wij de drie rijen loopgraven. Onze aanval was onweerstaanbaar, maar wijl hij „in massa” geschiedde, kostte hij enorm veel bloed. Wie van de Duitsers vluchten kon, maakte dat hij weg kwam. Doch hele groepen stonden versuft te kijken. “Kamerad, Kamerad”, riepen zij werktuigelijk en staken de handen omhoog. Vierduizend man namen wij daar gevangen, die zo spoedig mogelijk achter onze linies werden gebracht.

Omdat ik Duits verstond, deed ik als tolk dienst. Mij werd gelast te vragen: “Weet jullie wel welk regiment de aanval deed?” Neen zeiden zij. “Het vreemdelingenlegioen”, zei ik. Toen was het alsof zij door de grond zouden zinken van angst. Want hun officieren hadden hen geleerd: “Zorg dat je nooit in handen van het vreemdelingen legioen valt, want dat geeft geen pardon”.
Nog hoor ik ze in doodsangst roepen: “O, als wij maar niet afgemaakt worden! ” Daar gebeurde natuurlijk niets van. Zij werden gewoon als krijgsgevangenen behandeld en op transport gesteld, naar het Zuiden.
De nacht bracht ons geen rust, want dadelijk moesten wij aan het werk om de veroverde loopgraven, die zeer geleden hadden, weer in staat van verdediging te brengen. En toen het licht was, kwam het bericht, dat nog dezelfden dag geprobeerd zou worden het dorp in handen te krijgen.
Dat moest wel, want de Duitsers namen vanuit het dorp onze loopgraven onder vuur en brachten ons zeer zware verliezen toe.

Ik zag er zelfs de grootrabbijn van Lyon, Abraham Bloch (a) , vallen. De rabbijn was als aalmoezenier bij het leger en de hartelijke man was tijdens de gevechten steeds vooraan, om de getroffenen in nood en dood bij te staan. Hij droeg als aalmoezenier dezelfde uniform als de veldgeestelijken van andere godsdiensten.
In de voorste loopgraaf vroeg hem een stervende katholiek, die hem voor een pastoor hield, om het kruis. Rabbijn Bloch zocht onmiddellijk den katholieken aalmoezenier op, die met een anderen soldaat, die op ‘t einde lag, bezig was. De pastoor gaf den rabbijn het kruis en deze snelde er mee naar den stervende. Juist zou hij het hem overreiken, toen een Duitsche granaat insloeg en den heer Bloch in stukken scheurde…

Toen het donkerde, zond onze kapitein Wetterström een patrouille uit, die moest onderzoeken hoe het in het dorp gesteld was. Zij was geheel uit Hollanders samengesteld en stond onder leiding van luitenant Van ‘t Hart en sergeant Jansen, een Maastrichtenaar. Bij die gelegenheid onderscheidde zich in ‘t bijzonder de Tilburgenaar Van Rooy. Die schoof zich kalm op Hollandsche manier een pruim tabak achter de kiezen en sloop dan alleen naar de Duitsche verschansing vlak voor het dorp.
“Als ik over een halfuur niet terug ben, blijf ik langer weg”, zei hij ten afscheid. Maar hij kwam binnen het half uur terug — met twee Duitsche schildwachten, die hij in z’n eentje gevangen genomen had …. Later stuitten wij op een Duitsche patrouille, die handgranaten naar ons wierp.
Sergeant Jansen werd getroffen en stortte dood neer.
Toch wisten wij nog 4 Duitsers te ontwapenen en mee te voeren.
Onze patrouille, die 11/2 uur onderweg was geweest, bracht gunstige berichten mee en des avonds om elf uur kwam weer het bevel tot den stormaanval. Wij snelden voorwaarts in precies dezelfde formatie als bij de vorige gelegenheid. Maar nu was het niet in één keer gedaan.
Vijf maal moesten wij terug vluchten voor het schrikkelijk vuur der Duitsers de zesde maal hadden wij het gewonnen. Een bataljon Grieken, gesteund door Garribaldianen, zette vaste voet in het dorp.
Hoe hadden zij geleden!
Van de 2000 Grieken waren er 1300 blijven liggen; hun aanvoerder, een Griekse advocaat uit Parijs, was zwaar gewond.
Ook de Italianen hadden veel manschappen verloren.
En de Russische joden, die hen direct volgden, hadden 1700 hunner achtergelaten.

De Duitsers werden uit het dorp gejaagd, maar daar hadden wij het heuvel-plateau nog niet mee. “En avant!” klonk het weer en wij zetten de vluchtenden na. De Duitsers, verpletterd door onze overmacht, waren totaal gedemoraliseerd. Van stand houden was geen sprake meer. Wat niet meer lopen kon of wilde, gaf zich gevangen. Zo kwamen wij op het plateau, dat wij geheel bezetten. De vijand vloog hals over kop de andere helling af en nestelde zich in een groot bos, dat dadelijk door onze artillerie “onder handen” werd genomen.
Wij volgden niet, want eindelijk werd het staken van de aanval geblazen en de katholieke geestelijken organiseerden onmiddellijk een dankdienst in de open lucht.
Toen het licht was, werden de lijken begraven en de buit geïnventariseerd. Wij verzamelden hopen wapenen, kledingstukken en levensmiddelen.


https://plaatjesalbums.info/images/pdf/Bergh.pdf

En daarbij vond ik heel wat bussen gecondenseerde melk, waarop een etiket met:
«Van den Bergh’s Limited, Rotterdam.»
Een trieste groet uit het vaderland.

Het grote werk was nu gedaan: Craonne was volledig in onze handen. Wij brachten het weer in staat van verdediging en maakten ‘t er ons zo gemakkelijk als de omstandigheden het toelieten, iedere dag artillerieduel, patrouillegevechten, kleine schermutselingen.
Maar dat telden we niet. Voor ons was en bleef het “rustig”.

24-12-1914


Kerstmis ging voorbij en nu was het de verjaardag van Keizer Wilhelm [ 27 januari 1915 ]. De Duitsers maakten er veel werk van. Wij hoorden hen zingen en muziek maken. Wij hadden geleerd juist op zulke dagen waakzaam te zijn. Er werden dus patrouilles uitgezonden, die een oogje in ‘t zeil hadden te houden. En waarachtig, daar kwam Van Rooy, de Tilburgenaar, ons vertellen, dat ‘s avonds een tegenaanval gewaagd zou worden. Hij had gelijk, want in den loop van de avond werden honderden en nog eens honderden projectielen door de Duitsers op het reeds lang platgeschoten dorp geworpen. Onze artillerie antwoordde en onze infanterie stond klaar om de storm te weerstaan. Dat was meer dan nodig. Want om middernacht deden de Duitsers hun aanval. Met drie divisies kwamen zij opzetten. De eerste divisie werd in de pan gehakt. Maar de tweede wist het dorp binnen te dringen en er te blijven. Een deel was van hen, een ander deel van ons. Er werd moorddadig gevochten vier dagen en vier nachten lang. De vijfde dag, na een afschuwelijk handgemeen, wisten wij hen er uit te slaan. Dat heeft wat offers gekost.
De Franse artillerie deed mee en die schoot geruime tijd op de eigen troepen. Volle drie regimenten koloniale infanterie zijn op deze wijze vernietigd. De Duitschers hadden er ook weet van. Zij hebben althans den aanval niet herhaald — en dat is, voor zoover ik weet, zoo gebleven tot op dezen dag. In het dorp zetten wij het oude leven voort, alsof er niets was gebeurd.
Tot de koude kwam. Sneeuw en vorst maakten ons het leven zuur. Maar de dienst kent geen medelijden.

“Hiver 1914, 2e étranger”, Alfred Boisfleury. Dessin. Nanterre, Bibliothèque de documentation internationale contemporaine


Op een bar kouden avond werd een Hollandse esquade [ Destijds de kleinste eenheid binnen een leger veelal bestaande uit 8 tot 12 soldaten onder leiding van een korporaal ] onder korporaal Dinkhuizen uitgezonden, om een zo genaamde kleine post in het open veld te betrekken. De enige dekking werd gevormd door de overblijfselen van een afgebranden hooiberg. Daar moesten wij roerloos achter blijven liggen, want elke enigszins uitbundige beweging kon ons het leven kosten. Langzaam bekroop ons de kou en verdoofde alle gevoel. Wij verkeerden heel den nacht in een toestand tussen waken en slapen; wij waren onaandoenlijk voor wat er om ons heen gebeurde.
Zo werd het ‘s morgens 5 uur, het uur van aflossing. Toen wij wilden opstaan om weg te sluipen, bleek het, dat van de 13 man, 8 niet meer konden staan of lopen. De overige vijf waarschuwden de reddingsbrigade. Zij kwam na een poos van eindeloos wachten …. en toen constateerde men, dat onze voeten bevroren waren.
Op draagbaren werden wij naar onze verschansingen gebracht. Daar moesten wij op stro en onder dekens blijven liggen tot het weer avond was en dan werden wij vervoerd tot achter het front….

Mijn eerste periode in Franschen dienst was achter den rug.

( Het Volk )

Publicaties “Een Hollander in het Fransche leger”


Tabel: Data publicatie van de zes delen in de dagbladen; Het Volk en Bredasche courant

DeelHet volk
Dagblad voor de arbeiderspartij
Bredasche courant
I22-12-191524-12-1915
II24-12-191527-12-1915
III27-12-191528-12-1915
IV28-12-191529-12-1915
V31-12-191503-01-1916
VI
( Slot )
05-01-191606-01-1916

(a) Abraham BLOCH
Mort pour la France le 29-08-1914 (Anozel, 88 – Vosges, France)
Né(e) le/en 07-11-1859 à Paris 7e arrondissement (75 – Paris (ex Seine), France)
Grade aumônier militaire
Unité 14e section d’infirmiers militaires (14e SIM)
Mention Mort pour la France
Date de transcription du décès 09-10-1915
Lieu de transcription du décès Lyon 2e arrondissement (69 – Rhône, France)

https://www.arcgis.com/apps/MapSeries/index.html?appid=e255207d36c54fe9a48fb18737cc7625

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over