1916 Een ontmoeting met Legionairs in de Halles te Parijs

Het volgende verslag van een bezoek aan “Les Halles” in Parijs tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd geschreven door een „Telegraaf” correspondent. Het artikel verscheen op 29 augustus 1916.
De correspondent is duidelijk gefascineerd door de sfeer op deze markt en de steun die de marktkooplui betuigen aan de militairen aan het front. Als “figuranten” treden een sergeant en een soldaat van het Vreemdelingenlegioen op.
Het beeld wat ik er bij kreeg was de scene uit de film “Un long dimanche de fiançailles” waarbij de hoofdpersoon “Les Halles” bezoekt om de vrouw van een militair te vinden die mogelijk iets over de laatste dagen van haar verloofde, een jonge soldaat, kan vertellen.

WAT IK ZIE


(Van den „Telegraaf”-correspondent. Parijs)
Augustus.
Om zes uur op! — Naar de Halles. — . De oogst. — De goedhartige vishandelaar. — Opmerkingen van onze koetsier.


Het warrelde mij al binnen vijf minuten voor de ogen. Al die artisjokken en kool en uien en prei en hoe ik over dat vroege morgenbezoek aan de Halles te Parijs een op poten staand artikel zal kunnen schrijven, mag Joost weten.
Wat ik zag en hoorde is wel de moeite; waard u te vertellen, maar ik heb niets kunnen optekenen en mijn hoofd was al suf bij de eersten aanblik.
Ik was met een „dame de la Croix rouge” in een grote wagen van de militaire intendance, erheen gereden, om halfzeven al.
Een sergeant en een soldaat, een Spanjaard in het vreemdelingenlegioen dienend, beiden met hun „permission” in Parijs, vergezellen ons, om de ingeslagen waar naar de wagen te brengen.
Deze bleef, tussen een groot aantal andere wagens, in de buurt van de kerk Saint-Euetache wachten en wij verdwenen met ons vieren tussen de eindeloze rijen artisjokken, kool, uien en prei. Toen begon het:
— Vous n’avez rien pour nous?
Bij elke verkoopster, die achter haar berg groenten zat als achter ‘n veiligen muur, bleef mijne geleidster slaan en herhaalde zij de bede met haar lielste, vleiendste stem.
Ik was door haar gewaarschuwd. Ik betaal voor niets.
Onze cantine voor „réfugiés” en „permisslonnaires” kan bestaan, dank zij de vrijgevigheid van de marktverkoopers.
— Niets voor ons, mesdames? Niets voor ons, monsieur?
Deze wierp vier antisjokken, gene twee in den grote zak die de sergeant openhield.
Het ging wat langzaam en karig in het begin.
Ik hoorde door ene verkoopster zeggen:
— Kan het gouvernement hen niet onderhouden? ?
Maar anderen riepen: Hier. mevrouw!
Aan de Croix rouge en aan de „pauvres petits poilus” geven wij wat wij kunnen
— en bij dozijnen verdwenen de kolen in den zak.
— Tenez, ma fille, tenez. ma gosse! heette het elders,
met de vriendelijke familiariteit die hier gewoonte is.
Of stug en waardig: Nee! wij hebben vandaag niets te geven.
Soms ging de weigering met troost gepaard: Een volgenden keer, misschien meer geluk!
Een dikke tante, hare handen in de zij, bekeek ons van het hoofd tot de voeten en gezellig lachend:
— Ah! u betaalt niet? Dat is wel zo gemakkelijk. Dan behoeven wij over de prijs niet te marchandeeren! Eén zak was reeds vol, werd door den Spanjaard in kaki naar de wagen teruggebracht.
Een agent hield ons aan.
— U komt laat vandaag! Hij knipte familiaar met guitige oogjes: Kon je niet opstaan? en maakte gekheid zoals een Hollandse agent dat nooit zou hebben gedurfd tegenover een dame.
Maar hij was zo potsierlijk, dat men het hem niet kwalijk kon nemen. Integendeel. Toen zij merkten, dat hij ons scheen te kennen toonden de kooplui om ons heen zich eensklaps veel goedgeefser.
Wij kregen een hele mand radijs voor niets en bossen wortels, die toch niet goedkoop waren die dag.
— Alle agenten kennen mij hier al, zei de Rode-Kruiszuster, met wie ik was gekomen. En de meeste kooplui ook.
– He pik er al precies de vriendelijke en de norse uit. Bijna alle vrouwen hier geven graag, maar de mannen zijn minder gul.
Vrij hardop zei zij:
— Ies femmes sont beaucoup plus gentilles que les hommes!
— Ca c’est toujours dit! bevestigde een kleine. dikke groenteboer, die het gehoord had.
De tederheid van de vrouw — zelfs bij deze stevig, geharde, ruwe vrouwspersonen, die elke nacht reeds van halftwee af op de markt staan en het slapen afgewend zijn — kwam telkens naar voren, in de wijze waarop zij gaven. Een vertelde snikkend van haar oudsten zoon die gesneuveld, van haar jongsten, die bij de beruchte heuvel 304 [ La Cote 304 ] aan het vechten was.
— Ik stuur hem driemaal per week een pak met versnaperingen. Al mijn geld gaat er aan. Maar ik kan hun niets weigeren. Vandaag of morgen is hij dood’ En toen in eens met schelle stem, door haar tranen heen: — Deux sous le poireau! Deux sous, ma soeur! Want er kwam een nonnetje van Saint- Francois de Paul met een grote boodschappenmand aan den arm, inkopen voor haar klooster doen. Geel en gerimpeld als een citroen leek het gezicht onder de brede spierwitte kap — maar zij schudde het hoofd, zodat de vleugels van die karakteristieke kap zenuwachtig ladderden: — Geen prei, vandaag! Merci. Wij gingen maar steeds door met vragen: „Rien pour nous?” en hadden reeds twee straten zo afgelopen zes zakken waren boordenvol naar de wagen gebracht door de twee soldaten. We kwamen andere Rode Kruiszusters tegen met soldaten achter haar aan. “Concurrenten!” zei de mijne, “die betalen en wij niet”.

De zon brak door de grijze lucht. Het was een aardig gezicht, die reuzenmarkt, over vele straten verspreid; frisse levendigheid, komisch gekibbel en gesjacher tot onder het portaal van de mooie oude kerk Saint-Eustache Het was vrij laat. Acht uur wordt de groente, verkocht of niet, opgeruimd. Zoals zij gekomen is op de karren, die men ‘s avonds twaalf uur langzaam langs de duistere straten ziet gaan, verdwijnt zij weer naar buiten de stad, en de volgende dag probeert men haar weer van de hand te doen. Er was slecht verkocht. Toen de agenten aanspoorden tot vertrek, kwam op de meeste gezichten uitdrukking van verzet.
— Hoe kan je vergen, dat ik je geef’ riep eene vrouw ons toe. Wie zal mij wat geven als ik niet verdien? Ene afrekening-scène trok mijn aandacht. Verkoopster en klant waren het niet eens, te oordelen naar de lieflijke taal die de eerst,- uitsloeg. Met alle dieren en ondieren van de schepping werd de klant vergeleken, en toen zij eindelijk toegaf, heette het vrij onverwachts: — Voila qui va bien, petlte chérie! C’est ca, mon amour.
Aan academische overgangen doen de lui van de „Halles” niet.
Het is alles bij ingeving spontaniteit van de krachtigste soort.
— Ah! vous m’embêtez a la fin!” zei een” prachtvrouw tot ons, toen wij haar niet met rust lieten, omdat zij altijd, geeft, Tenez!
Peterselie en slakroppen vlogen in den zak. Zij had slecht verkocht. — De mensen gaan liever naar de Cinéma, zei zij, dan dat zij groenten kopen.


Wij gingen de vishal binnen. Daar rook het om drie zeeziekten tegelijk op te doen in éne minuut. De vis glinsterde in de manden en op de weegschaal. Maar ik hield het er niet uit van de onwelriekende lucht.
— Bent u moe ? vroeg mijn begeleidster. Ik ga even naar mijn vriend hier, die mij altijd manden vol geeft van het een of ander. Blijf maar aan de ingang.
De onmetelijke ijzeren hal, met al de rauwe, glinsterende, glibberige vis, was de meesterpen van een Zola waardig. Weldra zag ik de donkerblauwe silhouet van de Rode-Kruiszuster aankomen, naast een stoere kerel in hemdsmouwen, een groot schort voor.
De sergeant in ‘t blauw, de Spanjaard In khaki er achter. Zij zagen mij niet dadelijk, want van vermoeidheid was ik neergezegen op de drie volle groentezakken, die ik moest bewaken.
De viverkooper in hemdsmouwen ging ons vóór. „Hij heeft wat voor ome „poilus”! zei mijn begeleidster. In een klein, rommelig kantoor, uitziend op het marktplein, speelde de man voor goede Sint, midden in de zomer. Tabak, pijpen, servetten, geruite zakdoeken, abrikozengelei en zakmessen, saucis de Boulogne, en chocolade, waar haalde hij het al niet vandaan!
Het kwam van achter boeken, van onder papieren te voorschijn. En de twee „poilus”, te verbijsterd om te bedanken, hadden de armen vol.
De kleine Spanjaard grinnikte van genoegen: — Ik ben blij. dat ik gekomen ben. zei hij
– Aangemoedigd door onze uitroepen, verrijkte hij de soldaten nog elk met een horloge.
— C’est trop! riepen wij. — Jamais trop. zei hij eenvoudig.
Hij vertelde, dat hij ook naar ‘t front stuurde en gaf ons adressen waar men vrij goedkoop goede zakmessen en horloges kan krijgen. De laden van zijn schrijftafel waren boordevol bedankbrieven.
— Mon courrier militaire! wees hij trots. In zijn lichtblauwe ogen straalde oneindige goedheid, iets dromerigs en irreëels, verwonderlijk in iemand, die nacht en dag doorbrengt met handelen in een atmosfeer als die van de „Ventre de Paris”.
Buiten, terwijl mijn onvermoeide begeleidster op de vieesmarkt nog spek ging zoeken voor de soep, die van de ontelbare kolen, die zij gekregen had. gemaakt zou worden, wandelde ik na de wagen terug.
Daar zat de koetsier-soldaat onder de kap zijn pijp te roken. Achter hem lagen meer dan een dozijn propvolle zakken opgestapeld.
— Aha, zei hij, toen ik naast hem kwam zitten, zeker uwe? Ik ook.
Elke morgen kom ik hier, als het niet voor deze cantine is, is het voor een andere.
Ik ben Parijzenaar, mijn vrouw en kinderen wonen in het 20e arrondissement en ik zie hen alleen Zondags. Ik heb geen tijd thuis te gaan slapen. Toen ik aan ‘t front was, had ik het maar wat rustig, vergeleken bij nu. Want ik ben tien maanden aan ‘t front voerman geweest.
Dat is trouwens in vredestijd mijn vak. Kijk die arme non daar met haar inkopen. Ik heb er laatst éne geholpen haar pak thuis te brengen. Zij kopen maar raak en rekenen altijd zo’n beetje op ons, om de boel naar huis te krijgen.
Tot beloning schenken zij je dan een paar glazen wijn. Die is maar wat lekker! Het zijn brave mensen, die nonnetjes. Sommigen beweren het tegendeel kwestie van politiek.
Maar ik ben soldaat; ik doe niet aan politiek. Zo praate hij door over alles wat hij zag gemoedelijk en philosophisch. Om half elf verlieten we de markt en schommelden op de volgeladen wagen door twee luie paarden getrokken (” naar ‘t front moesten ze, daar zouden ze wel leren lopen! zei onze koetsier) langzaam naar huis terug.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over