1932 De “Jacob van Heemskerck” bezoekt het Vreemdelingenlegioen te Algiers

Op Donderdag 1 december 1932 berichtte de “Nieuwe Schiedamsche Courant” in het kort, met twee foto’s over het bezoek dat de bemanning van het Marineschip de “Jacob van Heemskerck” bracht aan het Vreemdelingenlegioen in Sidi Bel Abbes.

Nederlandse Jantjes aan vreemde kusten. De bemanning van de “Jacob van Heemskerck”, die op oefenreis de haven van Sidi Bel Abbes aandeed, heeft een bezoek gebracht aan het vreemdelingenlegioen aldaar.

“De kapitein en officieren arriveeren”
“Jantjes in de cantine der legionaires”
Diezelfde “cantine”, door de Fransen aangeduid als Foyer,
op een ansichtkaart uit de jaren 1930.
Deze Foyer bevond zich in het Grand Quartier Vienot in Sidi Bel Abbes
Onze Jantjes in Algiers
De bemanning van de kruiser “Jacob van Heemskerck” op oefenreis in de Middellandsche Zee, is te Sidi Bel Abbes op bier onthaald,
aangeboden door het Vreemdelingenlegioen
[ 01-12-1932 Rotterdamsch nieuwsblad ]

De oefenreis van Hr. Ms. “Heemskerck” 1932

Wat verder krantenonderzoek liet zien dat Hr. Ms. “Heemskerck” op 7 november 1932 uit Willemsoord was vertrokken en op 19 november 1932 de havenstad Oran had aangedaan. Op 24 november 1932 verliet het schip de haven van Oran weer. Het bezoek aan het Legioen moet in deze periode hebben plaatsgevonden.

[ Schager Courant 9 november 1932 | pagina 8 ]
Reisplan Hr. Ms. “HEEMSKERCK”

Op oefeningsreis met de,,Heemskerck”.

Een paar weken later verscheen er in de Heldersche Courant een serie artikelen over de oefenreis met de titel “Op oefeningsreis met de,,Heemskerck”. Daarin kwam het bezoek aan het Legioen ook uitvoerig aan bod.

Heldersche Courant 10 januari 1933 | pagina 3

Behalve een fotograaf met apparaat, staan op de binnenplaats van het Marine- depot te Oran, nog zes groote ledige touringcars gereed. Het is zeven uur ‘s morgens en men wacht.
Zoo juist is er op het Nederlandsche oorlogsschip appèl en inspectie gehouden;,,baksgewijs”, zooals men zegt. Thans volgt echter gedurende meer dan een kwartier een ononderbroken afdaling van manschappen langs den trap, die uitkomt op de pontons, waarover men weer den wal bereikt.
Het is een groot gezelschap, gekleed in Zondagsch blauw, gewapend met… veldflesschen en broodzakken. Een andere bewapening is in het buitenland geen gebruik, wanneer de Marine zich in vollen vredestijd naar den wal begeeft. Kan men zich een doeltreffender uitrusting denken dan een veldflesch met thee en een gevulde broodzak? Velen hebben haar nog aangevuld met een fototoestel, anderen met een kijker, sommigen ,,op vereerend verzoek” met een mondharmonica.
Het is voor iederen toeschouwer op de kade van Oran wel begrijpelijk, dat in het wisselend bestaan van den Nederlandschen marineman het toerisme vandaar de belangrijkste bezigheid vormt. Het gezelschap komt aan en plaatst zich op verzoek van den fotograaf voor de rij touringcars; en nu kruipt hij weg onder den zwarten doek. Hij komt weer te voorschijn en is klaar voor de manipulatie. Hij staat daar als een goochelaar en ieder ziet toe. Daar komen de onderofficieren aan, eveneens tochtgenooten; even wachten, zij kunnen nog hun plaats krijgen, vóór de foto zal worden genomen!
De fotograaf neemt onder doodsche stilte den dop weg, die voor de lens van het toestel hangt, om die het volgend oogenblik weer terug te plaatsen, als had hij zich bedacht; alsof hij er spijt van had. Maar neen, dat is het niet; de handeling is naar zijn genoegen verloopen en hij dankt allen, door zwierig zijn donkerblauwe, Baskische muts af te nemen…. De zeelieden hebben geen oog voor den edelen groet; zij zien slechts, dat de hand van den fotograaf zich naar de muts beweegt. Dit is voor hen een soort van armsein, dat wil zeggen, dat de touringcars bevolkt moeten worden. Hun gedachten maken onbewust een grooten sprong en tegelijkertijd ook hun lichamen; evenwel binnen de perken der gewenschte ordelijkheid en overeenkomstig de waardigheid der zeelieden….
Allen zijn gezeten en de vriendenkringen zijn volledig. De onderofficieren vullen een geheele bus en zoo ook de korporaals, aangevuld met eenige bezadigde en ervaren eersteklassers, die zich bij hen thuis gevoelen. De kleinste autocar is ledig gebleven. Doch de commandant en eenige officieren verschijnen nu op het terrein en zoodra zij daarin hebben plaats genomen, neemt de kleine bus de leiding en vertrekt. De groote kolossen met de onderofficieren, dan met de korporaals en met de overige tochtgenooten, volgen; een blauwe, doordringende olielucht blijft op de binnenplaats hangen.

Daar gaat het in de vroegte door de stijgende straten van Oran; ronkend door de smalle Rue d’Orleans en langs de Boulevard Séguin, de stad uit naar Valmy. Een Fransch vliegveld, het groote zoutmeer, de Sebkha van Oran, dat zich tot in de verte uitstrekt, de wijngaarden en de bergketens, die zich langzamerhand losmaken van het nevelachtige verschiet…. het wekt alles de belangstelling. De auto- bussen klimmen met hun Nederlandsche vracht de hellingen van den Djebel Tessala op, de weg stijgt flink.
Zoo rijden wij in Noord-Afrika langs goed gebaande, geasfalteerde wegen, Zoo heeft het niets van de romantische, dat de jonge schepelingen zich hadden voorgesteld. De woestijn, het terrein van de beroemde romans van Wren, waar Beau Geste” en ,Beau Sabreur” met het Vreemdelingenlegioen meetrokken…. die woestijn ligt 600 km verder: een dag reizen per trein door het Atlasgebergte, waarvan wij nu nog slechts de voorloopers zien.
Noord-Afrika…. Marokko, Tunis en Algerije…. en onze gedachten gaan naar de films, die de romans van Wren weergaven en waarin wij de ontberingen der Légionnaires zagen en meeleefden in hun strijd tegen hitte, dorst, zand en vijandelijke stammen.
En dan dat waas van geheimzinnigheid, daarin in het Legioen gehuld is door al die elementen, uit de geheele wereld samengekomen, die zich aanmelden om redenen, waarvan niemand iets weet of weten zal…. Het werkt op de verbeelding. Maar wij zullen iets wezenlijks zien; wij gaan het Legioen een bezoek brengen in Sidi-Bel-Abbès, de groote garnizoensplaats, 80 km van de kust verwijderd.
Wij zijn reeds belangrijk gestegen; we zien uit over het zoutmeer en in de verte en in de laagte ligt de groote stad Oran, met haar 300.000 inwoners, aan de blauwe Middellandsche Zee

Heldersche Courant 12 januari 1933 | pagina 5

VII

Wij loopen over de uitgestrekte terreinen van de kazernes van het Vreemdelingenlegioen te Sidi-Bel-Abbès. De gezamenlijke oppervlakte is grooter dan die van de marinewerf te Willemsoord. De inrichting en het onderhoud van de ge- bouwen hebben wij bewonderd en de manschappen loopen rond met de in khaki gekleede Légionnaires. Men heeft Nederlandsche légionnaires uitgezocht, die de gasten rondleiden.
Ook zijn er onderofficieren van het Legioen, die geboren Nederlanders zijn.
Ieder getuigt van de strenge discipline die er heerscht. Volgens hen kan men zich buiten straf houden, als men maar ernstig wil. Ook erkennen zij, dat er zeer veel van de Légionnaires wordt gevergd, doch voor een deel is dat ook te wijten aan het verschrikkelijke klimaat. Men kan zich best in het Legioen schikken. De soldij is niet hoog, maar het eten is uitstekend en dat is een voornaam ding. Sommigen van ons krijgen de gelegenheid voor een proefbordje en dat smaakt wel! Ook het bier in de cantine is goed en hiervan kan gelukkig iedereen zich overtuigen.
De ontvangst van Commandant en officieren op het terrein ging gepaard met muziek; men speelde het lied van het Legioen. Naast het muziekcorps stonden alle tamboers en hoornblazers van het garnizoen aangetreden; de tamboers met de typisch ouderwetsche hooge trommen. Later speelde de muziek de Marseillaise; krijgshaftig en opzweepend, zooals de Franschen gewoon zijn hun volkslied ten gehoore te brengen, met forsche slagen op de Turksche trom.
Op die wijze hoorden wij ook ons Wilhelmus; een vreemde gewaarwording, als men is opgegroeid met een rustig, statig, gedragen – volkslied. Maar het muziekcorps speelde het overigens zonder fouten en dat had het te danken aan de Légionnaires van Nederlandsche origine, die het Wilhelmus hadden voorgezongen; waarna de kapelmeester de melodie op de notenbalken had geregistreerd.
Toch zijn er weinig Nederlanders in het Legioen.
Een groot aantal vormen de Duitschers. Dan zijn er vele Spanjaarden, dikwijls gedeserteerd uit het Spaansche vreemdelingenlegioen in Spaansch-Marokko, waar de toestanden slecht moeten zijn. Zij zijn overgeloopen naar het Fransche Legioen en stellen prijs op hun verbeterde levensomstandigheden.
Wij bezoeken de verschillende vertrekken, waar iedere nationaliteit haar bibliotheek heeft. Ook de Nederlandsche kamer is er en vele kasten vol met Nederlandsche boeken zijn beschikbaar!
De Salle d’Honneur biedt een indrukwekkenden aanblik. Daar hangen vaandels en vlaggen, er zijn schilderijen die geleverde gevechten in beeld brengen, er staan kleine stukken geschut opgesteld. Vele oude wapens kan men er bewonderen en tenslotte…… het groote boek, waarin elk heldenfeit in het kort wordt opgeteekend: van iederen soldaat, van iederen rang.
Velen van de Légionnaires kennen natuurlijk de vreemde verhalen, die over het Vreemdelingenlegioen de ronde doen, maar zij ontkennen die. Te Sidi-Bel-Abbès is alles goed geregeld, dat ziet men spoedig: dat echter daarbuiten, op eenzame woestijnposten en in sterkten en forten, temidden van een troostelooze omgeving het uiterste wordt geëischt…… dat ontkent niemand!
De Légionnaires hebben de gelegenheid een nieuw leven te beginnen; wat er ook vóór hun aanmelding gebeurd moge zijn, niemand weet het. Niemand mag vragen, wat de reden was, die hen bracht tot dienstname bij het Legioen. Zelfs onder kameraden beteekent deze vraag een onherstelbare beleediging! Het is een strenge traditie, waaraan iedereen zich houdt en…… deed iemand het niet: de overige Légionnaires zouden hem voor dood verklaren.
Iedereen heeft kans om op te klimmen, mits hij zich een goed soldaat toont en de ontberingen goed doorstaat. En dan, eenmaal onderofficier geworden, is de gelegenheid open om den officiersrang te bereiken.
Maar daartegenover staat ook de strafkolonie te Ain-el Hadjar, in de buurt van Saida, dat meer dan 100 km verder ligt, te midden van het hooger gebergte. Het ligt 200 km verwijderd van de kust, die voor menigen Légionnaire beteekent: vrijheid. De strafkolonie is de schrik voor het Legioen. Eenmaal daarheen getransporteerd, komt de Légionnaire voorloopig niet licht weder bij den gewonen dienst terug. Alle orders moeten er in den looppas worden uitgevoerd: en veelal stapelt de eene straf zich op den andere.
De Nederlandsche marinemannen nemen afscheid van het Fransche Vreemdelingenlegioen en de autobussen worden weer gevuld. De zeelieden maken vergelijkingen met hun eigen bussen, terwijl zij de 80 km naar de kust terug afleggen. Zonder uitzondering voelt men zich meer thuis op H. Ms. Jacob van Heemskerck”, die wij in den loop van den middag weer in de haven van Oran zien liggen.

Het Legioen heeft voor ons wel iets van de romantiek verloren, maar wij zijn vele ervaringen rijker.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over