1947 De Stem van Nederland. Van Hakenkruis naar Tricolore

In “De stem van Nederland“, voorheen “Londensch Vrij Nederland-onafhankelijk weekblad voor alle Nederlanders” verscheen op 22 maart 1947 in No 33 het volgende artikel over het Franse Vreemdelingenlegioen.

Helaas is de auteur van het stuk niet vermeld. Deze heeft duidelijk kennis van de geschiedenis van het Legioen.
Zo noemt hij bijvoorbeeld de inzet van het “régiment Marche” [RMLE] in Oostenrijk in 1945 een wapenfeit waaraan na de Tweede Wereldoorlog, behalve in Franse militaire kringen, weinig publiciteit werd gegeven.

Zeer waarschijnlijk zag hij zelfs het Legioen in Marokko in actie want hij schreef ” […] in het gebergte heb ik keer op keer onderofficieren ontmoet […]. Niet helemaal uit te sluiten is dat hij zelf enige tijd in het Legioen gediend heeft.

Geïllustreerd werd het artikel met twee tekeningen, waarbij er bij een de naam Brouwer te lezen is. Deze gesigneerde tekening laat een klassiek stereotype van het Legioen zien, een legionnaire met kepi met nekflap in de woestijn met een paar palmbomen en een woestijnfort in de achtergrond.
De andere tekening laat een man met ontbloot bovenlijf zien met enigszins een boeventronie die voor een wervings plakkaat voor het Legioen, door een militair arts met een stethoscoop onderzocht wordt.



Van Hakenkruis naar Tricolore

Het Fransche vreemdelingenlegioen is weer herrezen, nadat de oorlog het uiteengereten en fijngewreven had. Uiteengereten was het, omdat zijn regimenten overal waar Frankrijk oorlog voerde werden gebruikt, en er daardoor delen in handen bleven van Vichy en van De Gaulle. Op vele slagvelden heeft het voor de geallieerden gevochten, maar in Syrië b.v. ook tegen de geallieerden. Een gedeelte van zijn mannen heeft de tocht van Montgomery, die bij El Alamein begon en in het hart van Frankrijk eindigde, meegemaakt.

In Oostenrijk verrichtte het régiment Marche heldendaden, waarbij van zijn 2000 strijders slechts 224 heelhuids terugkeerden. Waar het legioen vocht, streed het tot het bittere einde of tot de overwinning, zoals van ouds.

Het is waarschijnlijk de meest romantische troep, die de wereld ooit heeft gekend. En ook de meest gesmade. Zij, die in de wereld niets meer te zoeken, niets meer te verliezen hadden, togen erheen. Hun werd niet gevraagd naar hun verleden, niet eens naar hun echten naam en nationaliteit, als zij die niet wensten te noemen. Voor degeen die in het legioen trad werd onder het achter hem liggende een streep getrokken. Vele jonge heethoofden vluchten er ook heen, weg van de hunnen, met geen andere drijfveer dan de verwachting van groot avontuur. Zij vonden uitputtende routine, zozeer dat het avontuur voor de meesten hunner kleurloos geworden was als het verscheen. Marcheren, marcheren was het, in het zuigende zand, in den fellen zonnegloed van Noord-Afrika, in den wilden hoge Atlas, waar achter lederen steen een sluipschutter loeren kon zoals geen andere troep. Hoofd garnizoen en hoofdkwartier was Sidi-bel-Abbès, een der minst aantrekkelijke van de Algerijnsche binnensteden, waar alleen de uniformen van de slenterende legionairen kleur brachten. Of wel, een of ander „fort” van Atlas of Sahara, een door hoge muren omgeven vierkant complex, dat niet buiten sterk groepsverband kon verlaten worden, omdat in het „territoire insoumis” de dood nu eenmaal overal loerde.
De dienst was hard, de discipline was scherp en ruig: kleine vergrijpen konden over het hoofd worden gezien, belangrijker vergrijpen werden onmiddellijk als halsmisdaden gestraft. En strenge straf was ondergang. Biribi, het strafbataljon, het noemen van de naam wekt huivering.
De zon was de bron van velerlei verschrikking. Zij was en is het vagevuur van den legionair, zijn hardste beproeving. De zonnebrand in de schaduwloze vlakten en bergen, op de eindeloze marsen, dag na dag, zonder afwisseling van tafereel, met zware bepakking, tegen een vijand wiens verdediging de oceaanachtige verten waren de zonnebrand wekte de „cafard”, die alle bezinning verduisterde en flinke soldaten, bij wijze van amok, plotseling tot de veelal dodelijke desertie of dodelijke insubordinatie brengen kon.
Of wel, die gloed en beproevingen schiepen indirect een hel, doordat zij officieren of onderofficieren tot kwelduivels maakten voor hun manschappen, wat tot verzet kon opzwepen. Wat weer meedogenloze bestraffing tot gevolg had. Er was weinig genade, want het mensenmateriaal was nu eenmaal niet uitgezócht en vaak was men er niet zuinig mee. Wie slaagde werd een held, Wie zich niet aanpaste een galeislaaf.
Zo werd het legioen tot een geliefd gegeven voor gruwelverhalen en gruweltoneelstukken, menigmaal al te generaliserend of overdrijvend geschreven hoor teleurgestelden, met alle felheid van den wrok.

Maar er waren niet enkel teleurgestelde in Afrika, in de woestijn, in het gebergte heb ik keer op keer onderofficieren ontmoet, aan het hoofd van werkdetachementen, die zich volmaakt gelukkig voelden in het legioen. Zij hadden hun weg gevonden uit de gelederen, waren met het legioen vergroeid. Veelal waren het Duitsers. Want het legioen is altijd voornamelijk uit Duitsers gerecruteerd ook al heeft het zonen van 52 naties in zijn gelederen gezien. De jaren, de dienst, de gewoonte hadden de herinnering aan het „Heimatland” doen verbleken, hun Frans was het unieke, Legioen-Frans, maar het Duits was onzeker geworden, kwam eerst na langer gesprek weer vlotter, En dan waren er anderen, in het bijzonder na de Russische revolutie, vluchtelingen voor wie soldaat, zijn steeds hun beroep was geweest. Er waren ex-hoofdofficieren en zelfs ex-opperofficieren onder. Zij vonden hun weg. Vermaard is het geval van de Deense prins Aage, wiens moeder een Orléans was, en die in het legioen een carrière zocht en vond toen hij zijn fortuin door een bankcatastrofe had verloren. Hij heeft er, in het Deens, pakkende verhalen over geschreven, het bestaan en den aard van den legionair levendig schetsend, zij het ook wat sterk van de zonnige zijde.

Het legioen is na de teistering van de oorlog herrezen. Het telt op het ogenblik weer acht regimenten en tegen de 20.000 man. Het vecht in Indo-China, waar het de overrompeling heeft opgevangen; het patrouilleert weer in de eindeloze woestijnen van Noord-Afrika, in Sahara en Atlas. Uiteraard heeft het moderne en ten dele gemotoriseerde bewapening gekregen. Afdelingen van parachutisten zijn in voorbereiding. Welke troep kweekt beter de gehardheid en doodsverachting aan, daarvoor vereist?

En nog steeds wordt het legioen voornamelijk uit Duitsers gerecruteerd. Wel waren in den laatsten oorlog de ervaringen niet zoo goed geweest als in den eersten wereldoorlog. In 1914 had men voorzichtigheid betracht, en het legioen in Afrika gelaten in de hand van een man die er een wonder mee heeft verricht: de latere maarschalk Lyautey. Hij had bevel gekregen het moeizaam en kersvers gepacificeerde land van Marokko te ontruimen en slechts de havensteden bezet te houden, daar de krachten het te houden ontbraken. Maar hij wist, dat terugtocht achtervolging en catastrofe zou betekenen, en hij besloot met de legionairen die hem gelaten waren, te houden wat hij bezet hield. Hij wist te zwak te zijn om een algemene opstand te weerstaan. Maar hij slaagde erin die te voorkomen. Zo deed hij, met behulp van Duitsers, wat Parijs ondenkbaar had geacht: Hij redde Marokko voor Frankrijk.

In deze oorlog is het anders gegaan. Toen de Duitsers Parijs binnentrokken, werden de Duitsers in Sidi-bel-Abbès onrustig. Zij gedroegen zich met de hoogmoed, die Hitler alle Duitschers ingegoten had. Zij vergrepen zich aan Joodsche legionairen. Er was toen geen Lyautey in Noord-Afrika, doch een Pétain in Frankrijk… Negersoldaten moesten orde scheppen.

De Fransen hebben zich daardoor echter niet laten ontmoedigen, opnieuw met Duitsers te beginnen. Zij zijn niet sentimenteel in deze dingen. Waar zouden zij beter geoefende soldaten vinden, met evenveel voorliefde voor „het vak”? Reeds marcheren weer vele Duitsers door het Afrikaanse zand onder Franse vlag, die daar tevoren onder Rommel gemarcheerd hebben.



Na hun demobilisatie stroomden zij uit zich zelf naar Kehl tegenover Straatsburg, waar Franse wervers hen ontvingen. Snel was dus het gerucht over Duitsland gegaan. Moeizaam moet de tocht te voet daarheen voor velen uit het Noorden geweest zijn!

Men vraagt nog steeds niet te veel naar verleden maar toch meer dan vroeger. Men neemt de moeite de recruten onder den arm te kijken wie het S.S.-teeken draagt wordt geweigerd. ledere Duitscher, die zich aanmeldt, noemt zich natuurlijk een „goeden Duitscher”. Tegen Hitler zijn zij allen geweest

Men doet nog meer: Verdachte gevallen worden buiten weten der betrokkenen in alle stilte nagegaan. Oorlogsmisdadigers, gewezen gestapo-mannen worden heengestuurd waar zij thuis horen. Voor allen komt een ogenblik dat beslissend is: de ondervraging. Want die is er nu inderdaad. De man wordt spiernaakt gebracht in een helder verlichte kamer. Daar ontvangt hem niet de dokter, maar een officier die zijn werk verstaat, zoals een Fransman dat verstaan kan. De naakte man, psychologisch reeds in het nadeel door deze omstandigheid, moet vertellen van zijn verleden, en snijdend precies zijn dan de plotselinge vragen van den officier. Weinigen zijn daartegen bestand. Maar, zielkundige als de ondervrager is, verwerpen doet hij niet licht. Zo worden overigens niet enkel Duitsers meer gezeefd. Maar de afgewezenen zijn in den regel S.S.- of gestapo-lieden.

Deze morele keuring wordt te Marseille gehouden. Daarna gaan de nieuwe rekruten over zee, naar Sidi-bel-Abbès. Aan de elementaire opleiding, nodig voor groene rekruten, wordt weinig zorg besteed. Men weet wel, dat die overbodig is.

De Fransen kunnen zeker zijn: Zolang Duitsland geen nieuwen Hitler vindt, die nieuwe overwinningen bevecht, zullen zij van hun Duitse legionairen geen last hebben. Deze vergroeien met de grote familie, die het legioen zijn wil. Zij zullen gedijen onder de strenge discipline, zij zullen het legioen-Frans leeren, en zij zullen alles doen wat hen wordt opgedragen, van werk aan de wegen tot het bedienen der nieuwe wapenen, die nu aan het legioen worden toevertrouwd.

Het legioen zal zorgen dat zij niét veel tijd tot nadenken hebben, zelfs niet als zij opgesloten zijn in de eenzame posten in het „bied”, de naakte wildernis. Het zorgt voor hun lichamelijk welzijn, voor hun tijdverblijf, voor sport en spel, zelfs voor de behoeften van hetgeen wij fatsoenshalve hun hart zullen noemen ….

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over