1953 “Soldaten zonder Vaderland”

In het Dagblad voor Noord-Limburg verscheen op 28 februari 1953 een uitgebreid artikel(a) over het Franse Vreemdelingenlegioen. In een apart kader werd de aanleiding beschreven voor het publiceren van het artikel. Dit waren verhalen geweest uit 1952 over het ronselen en werven van, vooral jonge, Nederlandse mannen voor het Legioen.
Men hoopte dat het artikel een waarschuwing zou kunnen zijn.
Als zodanig past het artikel in een lange reeks van artikelen over het Vreemdelingenlegioen met als doel jonge mannen ervan af te houden er dienst in te nemen.
In de praktijk bleek deze continue reeks van als anti reclame bedoelde artikelen eerder de aandacht op de mogelijkheid om dienst te nemen in het Legioen vestigen.

Verleden jaar is er enkele keren iets te doen geweest over het ronselen van Nederlanders voor ’t Franse Vreemdelingenlegioen. Dat is ook in deze streek voorgekomen. Het onderwerp is o.a. in de Tweede Kamer ter sprake gebracht. In de meeste gevallen betrof het jonge mensen, die zich lieten werven voor het vreemdelingen-legioen uit een zucht naar avontuur of romantiek: wellicht ook wel eens om andere redenen. De ontgoocheling liet na hun werving nooit lang op zich wachten. Wat zij vonden, was het tegendeel van wat zij hadden bedoeld. In de meeste gevallen was het dan echter te laat om de onberaden stap ongedaan te maken. Er bestaat vrijwel geen terug meer, als een nieuw geworven legioensoldaat zijn vergissing bemerkt; zelfs officiële bemiddeling Is dan machteloos.
Onze Parijse redacteur wist een aantal gegevens te verzamelen over het Franse vreemdelingenlegioen, die hij in dit artikel heeft verwerkt.
Het kan een waarschuwing zijn voor enkelen, die misschien nog eens aantrekkelijke aanbiedingen krijgen, of die menen hun toekomst te redden of te verbeteren met zulk een stap in het duister.

SOLDATEN ZONDER VADERLAND
De ontgoocheling van ’t vreemdelingenlegioen In plaats van romantiek ondraaglijke opleiding en eenzaamheid

Souk el Arba
Place de la Gare


(Een reportage van onze Parijse redacteur) SOUK EL ARBA, Februari.

In elke stad van Noord-Afrika ontmoet men in de cafés van de Europese wijken soldaten in Frans uniform. Voor de leek zijn zij Franse soldaten, die in Noord-Afrika hun dienstplicht vervullen. Maalais de leek een flard van een gesprek tussen twee dergelijke soldaten opvangt, is hij toch enigszins verwonderd, dat dat gesprek in het Duits gevoerd wordt. Doch dan herinnert hij zich, dat Elzassers en Lotharingers onder elkaar veelal Duits of een Duits dialect spreken, en hij heeft zijn soldaten „thuis gebracht”. Indien hij echter goed luisterde, zou het hem opvallen, dat de twee soldaten op het café-terras in Tunis, in Algiers, in Constantine geen Elzasser dialect spreken, maar dat hun Duits de ietwat zangerige intonatie heeft van de Noord-Duitsers. En wellicht zou hij zich dan ook herinneren, dat de witte kepi het kenteken is van het befaamde Vreemdelingenlegioen: de twee soldaten. die in de Tunesische of Algerijnse winterzon hun Turkse koffie of hun Pernod drinken, zijn soldaten van „La Légion Etrangère”. Zij spreken Duits omdat zij in Duitsland geboren zijn, omdat zij Duitsers waren tot de dag, waarop zij de witte képi opzetten. Vanaf die dag waren zij geen Duitser en geen ler, geen Braziliaan en geen Syriër, want hun wapenspreuk luidde vanaf die dag: „Legio Patria Mea” („Het Legioen is mijn Vaderland”).

Er zijn over het Vreemdelingen legioen in kwartjes-romans en „tough movies, made in Hollywood” meer verzinsels en onzinnigheden over het Legioen gedebiteerd dan over enige andere militaire formatie ter wereld, en deze voorstelling van zaken, die steeds culmineert in de glorieuze climax van een handjevol super-mannen van het Legioen, dat in de brandende zandduinen v.d. Sahara hele benden bloeddorstige BedouÏnen in bedwang houdt (waarbij geheimzinnige en donker-ogige jonkvrouwen in uitdagende houding voor het passende décor zorg dragen) heeft menige avontuurlijk aangelegde jongeman de onnatuurlijke overtuiging bijgebracht, dat de dood In het Legioen beter is dan het leven thuis.

De Fransen met hun psychologisch genie hebben in Sidi-bel-Abbès een instelling geschapen voor het redden of verzamelen van individueel gebroken levens en voor het omvormen daarvan in een onpersoonlijke strijdmacht. Het procédé is even wetenschappelijk als dat, wat toegepast wordt in moderne fabrieken, waar men aan de ene kant van de machines kapotte en gedeukte aluminium pannen en potten werpt, om ze aan de andere zijde, omgesmolten en gewalst tot nieuwe alumiumplaten te voorschijn te halen. Het mechanisme in het Vreemdelingenlegioen is evenwel gecompliceerder. Terwijl de aluminum potten en pannen niet noodzakelijkerwijze kapot of vol gaten behoeven te zijn, en prima verwerkt kunnen worden als ze maar een enkele deuk hebben, is het in Sidi-bel-Abbès van essentieel belang, dat de binnenkomende menselijke afval in gehavende toestand verkeert. De mannen moeten, alvorens in het Legioen opgenomen te worden, zodanig door het leven geslagen zijn, dat zij nog maar weinig hebben om voor te leven. Zij moeten grotendeels hun zelfrespect, en zo mogelijk, hun ijdelheid verloren hebben.

MENSELIJK DRIJFHOUT


De golven van het politieke getij doen massale hoeveelheden menselijk drijfhout aan de Noord-Afrikaanse kusten aanspoelen Sidi-bel-Abbès is te allen tijde een betrouwbare barometer van de sociale en politieke stormen, die in de vier hoeken der aarde woeden.
Na de Bolsjewistische Revolutie werd het Legioen als het ware overspoeld met Wit-Russen. Na Mussolini’s mars naar Rome, zochten duizenden anti-fascisten in het Legioen een goed heenkomen, en na Franco’s overwinning in de Spaanse burgeroorlog stroomden enkele duizenden volksfronters Sidi-bel-Abbès binnen. Toen het anti-semitisme onder Hitler drastische vormen begon aan te nemen, meldden zich honderden Duitse Israëlieten aan de recruteringsbureaux van het Legioen.

Heden ten dage [ 1953 ] bestaan de effectieven van het Vreemdelingenlegioen voor een zeer belangrijk deel uit voormalige soldaten van de verslagen Wehrmacht, uit SS’ers, uit collaborateurs uit alle door de Duitsers onder de oorlog bezette landen, uit vluchtelingen van achter het Ijzeren Gordijn, uit voormalige soldaten van de Griekse Markos-opstandelingen, uit vluchtelingen uit Joegoslavië, en verder uit het gebruikelijke percentage van mannen met excentrieke ideeën, mannen, die niemand hebben wil, en mannen, die de politie uit alle werelddelen hebben wil.

“mannen, die niemand hebben wil”

De mannen, die de verband-acte van het Legioen tekenen, willen een streep onder hun leven zetten, zij willen ophouden zichzelf te zijn, althans voor de duur van het eerste vijf-jarig contract. De illusie daarbij is, dat men zou kunnen ophouden zichzelf te zijn, door een ander leven te beginnen onder een andere naam. Men meent dan ten onrechte, dat het eigen leven uit is: de nieuwe Legionnaire heeft geestelijk de hand aan zichzelf geslagen, en het is één van de essentiële fundamenten van het Vreemdelingenlegioen, dat het een Legioen is van mannen, die voor de wereld gestorven zijn.
Een van de grootste aantrekkelijkheden, een van de fundamenteelste kenmerken van het Vreemdelingenlegioen bestaat in het gebruik, dat de vrijwilliger geen identiteits- of andere papieren over te leggen heeft, dat hij kan tekenen onder elke naam en elke nationaliteit, die zijn fantasie hem ingeeft. Als een opgejaagde zich bij de recruteringsbureaux van het Legioen meldt, kan hij er zeker van zijn, dat hij ’n schuilplaats krijgt, waar geen enkel familielid, geen enkele vriend vat op hem krijgen kan.
Slechts twee categorieën mensen is het onmogelijk zich terug te trekken op deze beste onderduikplaats ter wereld: zij, die de Franse nationaliteit bezitten en zij die een moord op het geweten hebben. Vrijwel elke recruut neemt een „nom-de-guerre”, en pseudoniem aan. Niets past het Legioen beter dan mannen aan te nemen, die met het verleden gebroken hebben. Het is een deel van het ongeschreven contract, en beide partijen hebben het te respecteren. Zo men dit deel van het ongeschreven contract onder woorden zou willen brengen, zou het min of meer als volgt luiden: „De vrijwilliger verplicht zich, op te houden zichzelf te zjjn, en daarvoor in de plaats niets meer en niets minder te worden dan een gehoorzame légionnaire; ’t Vreemdelingenlegioen verplicht zich, hem te behandelen als een gehoorzame légionnaire, die opgehouden heeft zichzelf te zijn. Niets meer en niets minder.

In de praktijk komt een en ander hierop neer: Indien aan het Legioen de vraag gesteld wordt, of X. zich in het Legioen bevindt, antwoordt het Legioen: ~X. bevindt zich niet in het Legioen, ’t Is een waar antwoord: toen X. de verband-acte tekende pleegde hij geestelijk zelfmoord.
In zijn plaats kwam de légionnair Y.
De Nederlandse consul-generaal in Parijs vertelde ons eens, dat een Nederlander zich enige tijd geleden bij hem vervoegde en hem opgewonden smeekte, toch al zijn invloed aan te wenden om zijn zoon, die naar het Vreemdelingenlegioen gegaan was, terug te krijgen. De man vertelde erbij, dat hij enkele uren tevoren, zijn zoon zelf gezien had op de binnenplaats van het Fort van Vincennes (gelegen in een voorstad van Parijs), dat als doorvoer-centrum van recruten van ’t Legioen dienst doet. Hij had over de hoofden van de wachtsoldaten enkele woorden naar zijn zoon kunnen roepen. Toen de consul naar de jonge S. informeerde, kreeg hij het stereotype antwoord: „Monsieur S. bevindt zich niet in het Legioen”.

De inlichtingendienst van het Legioen is zo, perfect georganiseerd, dat het, nagenoeg uitgesloten is, dat oorlogsmisdadigers en moordenaars in de gelederen der soldaten met dé witte képi’s kunnen onderduiken. Van het verzamelpunt in het Fort Saint-Nicolas in Marseille worden de recruten in groepen naar Sidi-bel-Abbès getransporteerd. In Marseille en de diverse daaraan voorafgaande doorgangsposten hebben zij gewoonlijk ai zeer geruime tijd doorgebracht, „wachtend op transport, gelegenheid” zoals dat heet.
In Sidi-bel-Abbès worden zij ook nog dagen of weken lang ineen soort quarantaine afgezonderd. Intussen zoeken de diverse inlichtingensecties van het Legioen alle gegevens bij elkaar, die zij over de nieuwe recruut nodig achten. Op hun manier zijn de inlichtingenagenten van het Legioen de nieuwsgierigste lieden die men zich denken kan: ondanks het feit, dat zij over veelal hoogst onbetrouwbare gegevens beschikken en bij hun nasporingswerk praktisch van niets moeten uitgaan, slagen zij er vrijwel steeds in, hun nieuwsgierigheid te bevredigen. Op hoogst onopvallende wijze komen zij, middels medewerking van hun agenten in het buitenland, achter alle gegevens van de levensloop van de nieuwe recruut en vervolgens slaan zij al de bewegingen van de versingelijfde légionnaire gade vanaf de dag, dat hij zich bij het Legioen meldt, tot de dag, dat hij uit de dienst. ontslagen wordt.
Want het Legioen heeft een aan obsessie grenzende angst voor spionnen. Alle inlichtingen en alle gegevens, die de geheime agenten verzamelen, worden echter nimmer aan de bevelvoerende officieren kenbaar gemaakt, en geen officier kent de ware identiteit van zijn manschappen.

ONTGOOCHELING


De eigenlijke reis naar het Legioen begint in Marseille. Na de overtocht van de Middellandse Zee, worden de recruten in Oran ontscheept, vanwaar ze per truck naar het 300 km zuidelijker gelegen Sidi-bel-Abbès getransporteerd worden. Voor zover de aankomende légionnaire nog enige romantische of andere illusie omtrent het Legioen mocht koesteren, verliest hij deze met mathematische zekerheid bij zijn aankomst in Sidibel-Abbès.
De aanvankelijke „quarantaineperiode” is een nachtmerrie. Met opzet. Want het mensen-materiaal (afschuwelijke uitdrukking, die echter hier op zijn plaats is) moet zwaar gehavend zijn alvorens het inde smeltkroes van het Vreemdelingenlegioen geworpen kan worden. De receptie-barakken zijn even comfortabel als een koeienstal; de nieuw aangekomenen worden in de vuilste afgedragen uniformen gestoken; de grote kerels kunnen hun pantalon niet aankrijgen en het is onmogelijk de tuniek dicht te knopen, degenen, die klein van stuk zijn, „verdrinken” in hun kledij. Zij worden bijeengedreven als een kudde. Allen zijn absoluut gelijk. Degenen, die de slechte smaak hebben, te laten blijken, dat zij van „goeden huize” zijn, worden met bet vuilste werk belast en niet zelden bij de genie ingedeeld. De soldaten van het geniecorps van het Legioen zijn verplicht hun baard te laten groeien. De ontwikkelde gentleman, die hoopt, dat de officieren van het Legioen zijn superieure eigenschappen ontdekken zullen, wordt bitter ontgoocheld.

Vanaf de eerste dag in Sidi-bel-Abbès, Saïd, Souk el Arba en de andere kampementen, worden de eventueel overgebleven resten van persoonlijke ijdelheid en zelfrespect radicaal weggeraspt. Na de initiële demoraliserende „quarantaine” begint onverwacht en plotseling de militaire opleiding, die drie maanden omvat. De eerste maand wordt besteed aan wapenkennis, de twee volgende aan praktische gevechtsopleiding, welke vrijwel uitsluitend op basis van het commando-principe is. Deze opleidings-periode overtreft (naar de beweringen van Duitse légionnaires) bjj verre alles wat de Duitse Wehrmacht ooit aan tucht, aan oefeningen, aan afbeuling gezien heeft. Een bepaalde oefening wordt, zo nodig, van zonsopgang tot zonsondergang, zonder enige onderbreking onder de brandende Afrikaanse hitte gerepeteerd, tot zij door de hele compagnie feilloos uitgevoerd wordt. De meest onbelangrijke vergrijpen tegen de discipline worden onbarmhartig gestraft. Indien zij het nodig oordelen, mogen de sergeants en de officieren de légionnaires zelfs slaan, ofschoon dit zelden gebeurt.

Er zijn andere middelen, die doeltreffender zijn. Als disciplinaire maatregelen is er op de eerste plaats „het cachot”. Helpt dit niet, dan wordt de onverbeterlijke belast met een aantal corvees, die een normaal mens al na een uur zijn ruggegraat zouden breken. Vervolgens komt, als het voorgaande niet geholpen heeft, een serie moordende physieke oefeningen, afgewisseld met ijskoude en donkere celstraf. Helpt dit nog niet, dan wordt volkomen opsluiting op water en brood toegepast.
Daarna volgt overbrenging naar de beruchte strafcompagnieën inde Zuidelijke Sahara. Wij hebben één dezer straf-compagnieën, waarin reguliere Franse troepen ondergebracht waren (dus géén légionnaires) in de Zuid-Tunesische woestijn mogen bezoeken: het heeft ons vier nagenoeg slapeloze nachten bezorgd. En men verzekerde ons, dat de strafcompagnieën van het Franse leger bepaald heilig zijn, vergeleken bij die van het Legioen.
Helpt dit alles niet (de veronderstelling is bijna puur theoretisch), dan wordt de onverbeterlijke „wondermens” in burgerkledij gestoken en ergens in een hoek van de Sahara, aan de grens van de Franse gebieden, de wereld ingejaagd, die hij ontvlucht is.
En deze wereld wordt daarmee bepaald niet rijker, want wie door het Legioen niet verbeterd kan worden, kan door niets ter wijde wereld verbeterd worden. Want wie de strafkampen van het Legioen tot in hun laatste stadium doorlopen kan, is een ongeneeslijk psychiatrisch geval en degenen, die dat niet zijn, hebben lang vóór dit extreme stadium bereikt wordt het allerallerlaatste restje van wat zij vroeger als hun individualiteit aanzagen, prijsgegeven.

VERSCHRIKKELIJKE JAREN


Het hangt van ieder afzonderlijk af, hoe zwaar hem de gelijkschakelingsperiode valt. Hun, die enigszins individualistisch ingesteld zijn, komt deze periode voor als een ondragelijk vertrappen van alle menselijkheid. Légionnaires vertelden ons dat de twee eerste jaren de verschrikkelijkste zijn. De eerste twee jaren zijn de hel. Een min of meer normale man heeft twee jaren nodig om aan de tot wanhoop drijvende eenzaamheid te wennen, om zijn verleden te begraven en te vergeten, om aan zijn nieuwe naam te wennen om van op een afstand van minstens honderd meter al voor elke officier en onderofficier ceremonieus te salueren (zelfs al verschijnt deze superieur maar in de droom van de légionnaire), om te wennen aan de verachting van de burgerbevolking voor zijn witte képi, om te wennen aan de demoraliserende omgang met zijn lotgenoten, om te proberen zijn wilde haat voor zijn superieuren (die hij als zijn sadistische kwelgeesten ziet) te onderdrukken.
Het lukt niet allen, deze eerste twee jaren van de Afrikaanse hel, levend door te komen: de geestelijke zelfmoord, die de légionnaire pleegde bij ’t tekenen van de verband-acte, wordt soms dooreen physieke zelfmoord gevolgd. En soms wordt alle leed, alle ontgoocheling, alle bitterheid verenigd in een supreme haat voor zijn sergeant of zijn officieren; een bijna mystieke wraakcultus neemt de plaats in van alle ultgevaagd persoonlijkheid en alle zin van het leven wordt gericht op het stillen van deze wraak: de légionnaire neemt zich heilig voor, zijn gehate sergeant of kapitein bij de eerstvolgende militaire actie inde rug te schieten.
Het aantal psychopathische gevallen is in de eenzaamheid waarin speciaal de troepen, die in de Sahara dienst doen, leven, niet gering.

AUTOMAAT

Maar welke ook de aanvankelijke geestestoestand van de nieuwe légionnaire is, in de allermeeste gevallen wordt hij binnen de allerkortste keren veranderd in een militaire automaat van de eerste rang. Na enkele maanden kan men de miserabele recruten en de uitgehongerde zwervers van het Fort Saint-Nicolas in Marseille zien marcheren in mathematische precisie achter een militaire kapel met het typische lange geweer van het Legioen waarop het blinkende bajonet flitst, geschouderd. Een leger van hoogst gedisciplineerde soldaten, klaar om de belangen van het Franse Imperium in de vier windstreken te verdedigen, klaar om de strijd aan te binden met de communistische Viet-Minh strijdkrachten in Indo-China, klaar om de zware garnizoensdienst te verrichten in de eindeloze Sahara, waar légionnaires sneuvelen in kleine maar bittere schermutselingen met wilde woestijnstammen en waar de wereld nooit of te nimmer iets van verneemt.

Na zijn eerste indrukwekkende parade-mars achter een muziek-kapel, die vermoedelijk haar weerga niet heeft, en wier fascinerend geschetter van hooggestemde Marokkaanse trompetten zelfs bij de meest on-militaristische burger de onweerstaanbare neiging opwekt om te gaan marcheren, begint de tweede fase in het leven van de nieuwe légionnaire. Al het „oude leven” is uit de Legioensoldaat weggevaagd, maar om een perfecte légionnaire te worden, heeft hij een nieuwe bezieling nodig. De Fransen weten maar al te goed, dat ’n man verbetener vecht als hij eigen huis en hof, eigen bezit verdedigt; dat de communisten in Korea en Indo-China fanatieker strijden omdat zij bezield worden dooreen allesbeheersend ideaal.

Derhalve dragen de officieren van het Legioen (de enige Fransen in deze „internationale’’ strijdmacht), die allen zorgvuldig uitgekozen zijn om hun intelligentie, hun „savoir faire” en hun uitzonderlijke militaire kwaliteiten, er zorg voor, de légionnaire een bezieling te geven, die op zijn minst beantwoordt aan die van zijn mogelijke en zelfs onmogelijke tegenstanders. De roemrijke historie van meer dan 120 jaren glorieuze wapenfeiten, wettigen de veronderstelling, dat ook hier het psychologisch genie der Fransen niet in gebreke blijft.

GROTE EER

Ten aanzien van het kader van het Legioen dient vermeld te worden, dat het een grote eer is voor een Frans officier, bij „La Légion” ingedeeld te worden; zij zijn trots op hun psychologische expertise, die waarlijk opzienbarende resultaten oplevert. Niettemin komt het ook voor, dat hier en daar een eenheid onder bevel komt te staan van een officier, die dermate hard en grof voor zijn compagnie is, dat hij zijn leven geen dag meer zeker is. Dit slag behoort echter tot de uitzonderingen, de „noodzakelijke uitzonderingen” zoals een kolonel van het Legioen ons zeide, en het overgroote deel van het officieren-korps is uitzonderlijk schrander en tactvol. Zonder ook maar een greintje van hun „kaste-superioriteit” op te offeren, onder ook maarde futielste verslapping van de stalen discipline te dulden, beijveren zij zich, om tot elke légionnaire menselijke betrekkingen van man tot man aan te knopen.
De légionnaire is immers geen onervaren knaap, maar een door het leven geharde man. En langzaamaan wordt een surrogaat verleden voor de nieuwe légionnaire gefabriceerd, een hoogst merkwaardige traditie, die in feite een synthese van het verleden, van de tegenwoordigheid en van de toekomst is, maar een traditie, die onder de wapenspreuk „Legio Patria Mea” in staat is een inspiratie te geven aan deze groep van huurlingen, die haar weerga in de wereld niet vindt.
De légionnaire verneemt, dat het Legioen waarvan hij deel uitmaakt In 1832 onsterfelijke roem verwierf in zijn wanhopige verdediging van de Marabout van Sidi Mohammed, dat een contingent van 4.100 légionnaires in 1835 in Spanje een verschrikkelijke slag leverde om de troon van Isabella II te verdedigen tegen Don Carlos, dat het Legioen’ in 1838 een slag leverde, waaruit maar 500 légionnaires levend te voorschijn kwamen, maar zij hadden de overwinning behaald.
Deze roemrijke historie gaat door tot op de dag van vandaag. En vóór alles leert de légionnaire, dat het Legioen, zijn Legioen in 121 jaren van vrijwel ononderbroken (maar voor de grote wereld bijna onbemerkte) strijd, nooit, nooit en nooit teruggetrokken is. Er zijn niet veel mannen, die terug kunnen blikken op zulk een roemrijk verleden…

“De parasol van „Papa Rollet” is de grootste relikwie van het Legioen”

MERKWAARDIGE TROTS


En de légionnaire, die bij zijn inlijving psychische zelfmoord pleegde, de wanhopige, die geen enkele illusie meer had, voelt een merkwaardige trots in zijn binnenste groeien, dat hij tot dit glorieuze leger behoort. Het dient gezegd, dat hij ook ingeprent krijgt, dat het nimmer toegelaten zal worden, dat ook maar één légionnaire breekt met de lange traditie; in het Vreemdelingenlegioen gaan de officieren in de strijd doorgaans niét voorop. En als zij het niettemin doen, zijn er de onbarmhartige kerels van de militaire politie, om elke légionnaire, die aanstalten maakt, terug te trekken of op de vlucht te slaan, zonder genade neer te knallen.
Behalve deze unieke traditie, ontdekt de légionnaire ook nog, dat hij een eigen patroon heeft, een soort eigen vader; deze beminnenswaardige, excentrieke oude heer, wiens schim alom in het Legioen tegenwoordig is: Generaal Rollet, die familiair „Papa Rollet” genoemd wordt, want hij is de Vader van het Franse Vreemdelingenlegioen. Eén van de meest waardevolle tropheeën, die in het museum van het Legioen in Sidi bel Abbès bewaard worden, is de witte, met kogels doorzeefde parasol van „Papa Rollet”, waarmee hij zich schertsend placht te beschermen in de wildste gevechten.
De parasol van „Papa Rollet” is de grootste relikwie van het Legioen.

(a) Bij verder onderzoek bleek het artikel in een nog uitgebreidere versie in delen in het Eindhovensch dagblad (Deel I op 10-02-1953) te zijn gepubliceerd onder de titel” „LEGIO PATRIA MEA” De waarheid over het Franse Vreemdelingen-legioen
Een leger, dat nog nooit teruggetrokken is

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over