1953 “Vlucht uit het Vreemdelingenlegioen” een opmerkelijke sigaretenreclame

Inleiding

In het dagblad “Het Binnenhof” stond op 20 augustus 1953 een bijzondere sigaretten reclame.
In eerste instantie had ik zelfs nog niet eens direct door dat het verhaal van een Brabantse boerenzoon die schilder wilde worden en uiteindelijk in het Vreemdelingenlegioen terecht kwam een reclame was.
Ik dacht het verhaal van een nog onbekende Nederlandse legionair met de naam Wielenaars te hebben gevonden.
Jean Wielenaars vertrok omdat hij van zijn vader geen schilder mocht worden in 1937 naar Parijs en nam daar in de handen van een werver gevallen dienst in het Franse Vreemdelingenlegioen. Hij liet een vriendinnetje huilend achter.
Alhoewel het heimwee knaagde, tekende hij schijnbaar na 5 jaar toch bij.
Pas in 1953, dus naar 16 jaar, jawel, keerde hij, omdat hij echt heimwee had gekregen door het roken van een sigaret van het aangeprezen merk, terug naar huis. Daarvoor deserteerde hij in Indo China.
Zijn vriendinnetje van toen zat gelukkig nog op hem te wachten.
Een opmerkelijke bijdrage van reclamemakers aan de beeldvorming over het Vreemdelingenlegioen.


(Advertentie)

Vlucht uit het Vreemdelingenlegioen
Brabander wilde naar Parijs en kwam in Tonkin

De jeugdige Jean Wielenaars, zoon van een rijke herenboer in de Brabantse Kempen, wilde geen boer worden gelijk zijn vader. Hij wilde schilder worden, en vader Wielenaars sloeg met de vuist op tafel zeggende: ,,Enen Artiest, enen hongerlijer, mijn enige zoon ? Dat gebeurt niet!” Zo zat Jean op een najaarsavond met ,Sofietje, van baas Leenhout, de molenaar, op ’n bankje en stortte zijn hart en zijn leed bij zijn lieveken uit.

Dat was in 1937 en Jean rookte de ene sigaret na de andere tot hij het lege Cocktailpakje verfrommelde en wegwierp en balsturig uitriep: „Als ik geen schilder mag worden, loop ik weg, de wereld in!”
Of Sofietje al schreide en pleitte, de koppige jongen was voor geen rede vatbaar.
Op een dag bleef zijn plaats aan tafel leeg en navraag bij de buren en tenslotte zelfs bij de gendarmerie bracht hem niet terug. Jean was weg en de wereld in zoals hij gedreigd had te zullen doen.
Sofietje schreide zich ‘s-avonds in slaap, en baas Leenhout en zijn vrouw schudden de hoofden over hun dochtertje en hoopten maar dat ’t betijen zou met de jaren.
Maar de liefde luistert zelden naar rede en verstand als ze eenmaal recht diep wortel heeft geschoten. Geen boerenzoon uit de nabuurschap kreeg een kans bij Sofie, en schoon ze haar traantjes droogde en, inplaats van te verkwijnen in een hoekje, de handen uit de mouwen stak, bleef haar hart gesloten als een bankkluis en daarin stond het beeld van haar Jean.
Jean liep dus weg en kwam in Parijs, waar hij al gauw door zijn geld heen raakte en de honger hem danig ging plagen.
Een slimme werver van het Vreemdelingenlegioen ving hem op en hij tekende. De jaren vergingen in de hete woestijnwind van Noord Afrika, die zijn huid bruin brandde, onder de barre discipline van het legioen en met de dood dagelijks voor ogen. Hij werd een man, maar het heimwee knaagde en diep in zijn hart was hij een kunstenaar en geen soldaat.
En toen werd zijn onderdeel naar Indo-China gecommandeerd en hij vocht in de broeiende jungle van Tonkin en Annam tegen vijanden, die onzichtbaar leken ongrijpbaar en toch altijd tegenwoordig, met de dood als een valbijl aan een draad boven zijn hoofd.
Maar het heimwee sluimerde op de bodem van zijn hart.

“Op een dag in 1953 kwam een jonge Nederlandse soldaat,
die evenals hij uit balorigheid van huis was gelopen,
in de junglepost aan”

Junglepost in Indo-China periode 1945 – 1954
met soldaten van het Vreemdelingenlegioen

Op een dag in 1953 kwam een jonge Nederlandse soldaat, die evenals hij uit balorigheid van huis was gelopen, in de junglepost aan, waar Jean sergeant was, wat in het legioen zoveel is als kapitein in een gewoon leger.
’s Avonds zat hij met de jonge nieuwkomer samen en luisterde geroerd naar de verhalen over het moederland.
Toen haalde de jongen een pakje sigaretten uit de zak en Jean zag dat het Cocktails waren.
Hij stak er een op en met de zachte, pittige geur rezen de beelden van zijn Sofietje en van de boerenhof der Wielenaars voor hem op, alsof hij levend en wel in de Kempen zat.
Sergeant Wielenaars liepen de tranen over de wangen en de jonge soldaat moest hem de harde vechter troostend op de schouder kloppen.
Sommige dingen zijn zwaarder dan vlees en bloed kunnen dragen.
Een week later is Jean gedrost uit ‘t Legioen en na onmenselijke ontberingen in zijn geliefde Brabant teruggekomen. Daar is ’t alles goed geworden: vader Wielenaars heeft zijn verloren jongen aan het hart gedrukt en Sofietje heeft weer geschreid, maar nu van vreugde en geluk.
“Weet je Sofie, mijn lieveke”, zei Jean op een avond, „als ik die Cocktail niet geproefd en geroken had, zou de korst om mijn hart niet gebroken zijn. Maar die sigaret was onvergetelijk en ze was één met jouw beeld.”
„Was dat ook onvergetelijk?”, vroeg Sofietje en bloosde. Hij kuste haar teder. „Mijn WK lieveke”, fluisterde hij, „onvergetelijk en onveranderd.” „Zoals je Cocktail”, zei ze schalks.
Hij lachte en zoende haar stil.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over