1954 Zutphense jongeman belandde in het vreemdelingenlegioen

Op 22 december 1954 verscheen in de Provinciale Zeeuwse Courant het volgende artikel over een Zutphense jongeman die in “een ondoordacht ogenblik” dienst had genomen in het Franse Vreemdelingenlegioen.
Zoals gebruikelijk in deze periode “voornamelijk als een waarschuwing tegen ronselaars voor avontuurlijk aangelegde jongeren”.

WOENSDAG 22 DECEMBER 1954. PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT

EEN ONDOORDACHT OGENBLIK

Zutphense jongeman belandde in het vreemdelingenlegioen
Gesimuleerde hartziekte redde hem

(Van een speciale verslaggever)
De jeugdige Zutphenaar die ons zijn ervaringen over de wrede methoden, welke in de instructiekampen van het vreemdelingenlegioen heersen, heeft verteld, was de koning te rijk weer in een normale maatschappij te zijn teruggekeerd.
Op een onzalig ogenblik, overgehaald en aangemoedigd door een van die als heer vermomde ronselaars, had hij het formulier getekend, waarbij hij zich voor vijf jaar als legionair verbond.
Geboren in een stadje aan zee, koos hij na het aflopen van de Mulo-school een beroep als varensgezel. Hij monsterde als kelner op de Nieuw Amsterdam. Toen na een reis de boot in het dok moest, wenste hij niet gedurende een paar maanden werkloos te blijven.
Hij dacht in Antwerpen wel een boot te kunnen krijgen, een Noor of een Zweed, want zijn avontuurlijke aanleg deed hem verlangen veel van de wereld te zien. In Antwerpen vlotte het niet erg en daarom zocht hij het wat verderop. In Marseille zouden de kansen groter voor hem zijn, zo dacht hij. Maar zijn reis daarheen stokte in Parijs. De aantrekkelijkheden van de lichtstad lieten de jongeman niet onberoerd en hij pauzeerde er langer en verteerde er meer dan hij zich had voorgenomen. Hij maakte daar kennis met een heer, die hem vertelde ook te hebben gevaren. De man was niet alleen voorkomend, maar hij boezemde hem ook vertrouwen in.
Het gesprek kwam op een goede- of liever kwade dag op het vreemdelingenlegioen en op Afrika, waarover de Fransman, rad van tong, hem allerlei moois vertelde.

Nu had de Zutphense jongeling wel eens een en ander over het leven in het vreemdelingenlegioen gelezen, dat hem er niet direct enthousiast voor maakte. Maar zijn avontuurlijke geest en de gedachte, dat het legionaire leven wel niet zo ongenadig zou zijn als in geschriften soms werd voorgesteld, deed hem hoe langer hoe meer geloof hechten aan wat zijn Franse kennis hem vertelde. Toen hij bovendien zonder inkomsten kwam, drie dagen met een lege maag had gelopen en zijn vriend hem 7000 franken bood wanneer hij een formulier tekende, wierp hij alle weerstand van zich en zette zijn naam op een papier, zonder van de inhoud geheel op de hoogte te zijn. Welgemoed trok hij dus naar Chateau de Vincennes waar hij zich had te vervoegen in een lokaliteit waarop,,Volontaires” stond.
Daar ontmoette hij jongelieden in de leeftijd van 17 tot 20 jaar van alle nationaliteiten: Fransen, Engelsen, Duitsers, Denen, Noren, Roemenen, Spanjaarden, Italianen, Nederlanders e.a. Zij werden voor een officier geleid en bekrachtigden daar hun vijfjarig contract.

De vrijheid kwijt

In Marseille werden de burgerkleren afgenomen. Zodra dat gebeurd is kan men wel zeggen zijn vrijheid kwijt te zijn. De kazerne, waarin zij werden ondergebracht stond onder zware bewaking van oud-legionairs en legionairs. Onze jonge Nederlander had het gevoel in een gevangenis terecht te zijn gekomen. Zij hadden noch over geld, noch over rook-materiaal te beschikken. Hun werk bestond uit schilderen en herstellen van de kazerne. Na een kort verblijf werd de reis naar Afrika ondernomen. In Oran ging het transport aan land. Het doel van de reis was Bell Abes C.P. 3. De reis daarheen geschiedde ‘s nachts in dichte goederenwagons, die ook gesloten bleven op stopplaatsen.
Na deze training van een paar weken gingen zij zo mak als lammeren naar het instructiekamp, Saida, Meknès, Algiers e.a. Onze jongeman werd naar Saida getransporteerd, dat speciaal voor de hardere knapen was, waar hij een opleiding kreeg als parachutist.
De volgende morgen was het om 5 uur reveille. Het uur sport, waarmee de dagoefeningen aanvingen, was eigenlijk de enige aangename herinnering van de jongeman, die ons zijn ervaringen vertelde. Na de sport kregen zij met twintig man een rond brood, dat belegd kon worden met een stukje van de zeven sardientjes die er bij waren gevoegd.
Om 6 uur kwamen zij van de sport terug in de kazerne en drie minuten daarna moesten zij in excercitietenue de beneden zijn. Als het fluitje van dienstdoende sergeant had geklonken begonnen alle korporaals als idioten te schreeuwen:,,Tout le monde en bas”. Het daverde op de trap als de kudde soldaten zich naar beneden haastte. Het tempo werd nog opgevoerd als sergeant Roel, een Spanjaard op de trap stond. Zijn hobby was om ieder die hij kon bereiken de treden af te trappen.
Om half zeven begonnen onder hondsgeblaf van de superieuren de militaire oefeningen. De armen en benen van hen, die met het africhten belast waren zaten wel erg los, zo vertelde ons de jonge ex-legionair. Later zou hem echter blijken, dat de eerste twee maanden, ondanks de ijzeren discipline, toch nog de beste waren geweest. Marsen van 60 km in de tropische hitte met geen andere lafenis dan een veldfles water en het bekende ronde brood met de 7 sardientjes voor 20 man, waren normaal.

Onmenselijke straf

Weglopen werd beschouwd als desertie en dit werd de betrokkene aangerekend als ontrouw aan de Franse vlag. Daar bestond maar een middel voor: straf.
De deserteur werd eerst binnengebracht in de poste de police. Daar werd hij met zijn neus tegen de muur gezet. Tussen de neus en de muur was een schuif. O wee, als deze viel. Dat was nl. het sein voor zijn voorgeleiding voor de luitenant. Die stelde hem de niet prettig te beantwoorden vraag: Pourquoi vous avez déserté?” Inmiddels was ook de kapitein van de compagnie verschenen, die al met zijn benen stond te zwiepen en zo vuil keek als de kleur van de lucht is bij naderend onweer.
Terwijl het slachtoffer, dat vaak niet ouder was dan 17 of 18 jaar met angst in zijn ogen stond te wachten, trokken de luitenant en de kapitein bokshandschoenen aan waarmee zij de knaap zo lang sloegen totdat hij door de knieën ging. Al stompend werd het vonnis uitgesproken:,,Soixante jours entol” (60 dagen gevangenis).
Tegen dit vonnis was geen beroep mogelijk. Het werd terstond uitgevoerd nadat de gevangene eerst kaal was geknipt, in vodden gestoken en zo voor de aangetreden compagnie was tentoongesteld.
Na die eerste 15 dagen cellulair volgden 15 dagen werken in looppas onder leiding van de,,devil” of de beul. De beul (de chef-korporaal) gebruikte daarbij een stok en de duivel (een adjudant) maakte gebruik van zijn krukken, want een been was geamputeerd.

Afrekenen

Na een nakeuring worden legionairs bekwaam gevonden te vechten. Zij worden uitgezonden naar China, Marokko en Tunis. Na de bij de opleiding ontvangen behandeling hebben zij nog maar één doel, afrekenen, is het dan niet met de duivel of de beul, dan maar met de mensen van de troepen, waartegen zij worden ingezet. Het leven heeft voor hen alle waarde verloren. Zij verteren hun weinige soldij in slechte Franse wijn, slaan; totdat zij er op los kunnen slaan vrees hebben deze soldaten niet.
Het oordeel van de Franse superieuren, die dat tegenover de betrokkenen niet verbloemen is:

,,Legionair, du bist gekommen zu kämpfen und krepieren”,
want dat wil je, je bent immers volontair.”

Onze lezers zullen nieuwsgierig zijn hoe het de Zutphenaar die ons zijn ervaringen vertelde, voornamelijk als een waarschuwing tegen ronselaars voor avontuurlijk aangelegde jongeren, gelukt is aan de hel vreemdelingenlegioen te ontkomen. Tijdens een manoeuvre verwondde hij zijn hoofd, zodat hij in een hospitaal werd opgenomen. Daar hoorde hij de verhalen van de ontnuchterd uit Dien Bien Phoe en Marokko teruggekeerd legionairs, die hem des te meer deden peinzen op een middel uit de dienst te worden ontslagen. Hij vond dat in het simuleren van een hartziekte. Wel stelde hij daarmee zijn gezondheid in de waagschaal, maar na hetgeen hij in de korte tijd van zijn africhting had ervaren en gezien, kon hem niets meer weerhouden bij die poging om de vrijheid te herkrijgen.
Nog vier maanden nadat hij voor de dienst ongeschikt was verklaard wachtte hij op C.P. 2 op een transport voor Marseille.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over