1956 De affaire der Nederlandse matrozen Hoen en Mulderij. Huzarenstukje onder etenstijd

NIEUWE LEIDSCHE COURANT
DONDERDAG 16 FEBRUARI 1956

HUZARENSTUKJE-ONDER-ETENSTlJD
Twee geronselde matrozen „goede legionnaires” Maar zij grepen hun kans en het touw van de parachutisten
(Van onze speciale verslaggever)

IK WAS (BIJNA) LéGlONNAIR. Dat kunnen nu de twee koopvaardij matrozen Gerrit Boudewijn Hoen (18) en Albert Mulderij (23) zeggen. Voorlopig doen ze er nog maar liever het zwijgen toe. De schrik zit dit avontuurlijke tweetal, dat op zo’n merkwaardige manier in het vreemdelingenlegioen verzeild raakte, nog duidelijk in de benen.
De jonge Hoen, die we in het ouderlijk huis te Zwartsluis begroetten, komt dan ook slechts langzaam op verhaal. Maar dat liegt er dan ook met om. Daaruit blijkt dat hun jonge leven letterlijk aan een touwtje heeft gehangen. Het afspringtouw voor de parachutisten in de legerveste bij Bayonne, dat hen tenslotte de vrijheid hergaf. Een spectaculaire ontsnapping welke zich gemakkelijk onder de huzarenstukjes laat rangschikken.

Zeven dagen hebben Hoen en Mulderij, die uit Westzaan komt, het daar doen voorkomen alsof er goede légionnairs uit hen zouden groeien. Ze zaten immers in de val, opgezet door ronselaars, die het legioen schijnen te omzwermen als vliegen de suikerpot. Hoe het dan allemaal begonnen is? „Ik zeg niks. ik zeg niks. ik ben nu thuis en daarmee uit,” zo wimpelt Boudewijn, zoals Gerrit in Zwartsluis genoemd wordt, de vragen af. Hij zegt inderdaad niet veel. Maar voor de goede verstaander toch genoeg. Op 31 januari verlieten Albert en hij de coaster Jeanne, die ligplaats in de Franse havenstad Bayonne had gekozen De twee gingen prompt aan het passagieren en kwamen langs deze weg in een of meer café’s te recht. Hoe het verder allemaal precies in zijn werk is gegaan, weten ze ook niet precies meer. Er moet echter een ronselaar aan te pas zijn gekomen. Toen ze weer wat bij hun positieven kwamen, waren ze al ondergebracht In een legerkamp. Boudewijn noemt het een fort, een sterkte.
In elk geval was er een eenheid van het vreemdelingenlegioen gevestigd en waren er enige honderden Franse parachutisten in opleiding voor een gevechtstaak ln Noord-Afrika

Wervingsposter Parachutisten in Bayonne



Iets getekend

MAAR KONDEN ZE er dan niet met een gemompeld excuus weer uitlopen? „Neen,” zegt Boudewijn, „neen, want we hadden iets getekend.” Wat dat „iets” dan wel was, wist hij ook niet precies.
Van dat ogenblik begrepen de twee ma rozen echter, dat ze in de val waren gelopen.
Ze zaten daar opgesloten, zonder papieren. het schip was zonder hen maar mèt al hun scheepspapieren weer naar zee vertrokken. Die zijn er vandoor, dachten ze aan boord. Goede raad was duur, temeer daar in de legerplaats niemand scheen te twijfelen aan de vrijwilligheid van hun dienstneming. Daar stuurden de Fransen het ten minste op aan, mogen we de jongens geloven. Ze werden dan ook prompt voor de dokter gesleept. „Eerst werden we doorgelicht en later moésten we lettertjes lezen en zo.” vertelt de Zwartsluisenaar. Veel hebben hij en zijn maat er overigens niet van begrepen want van de Franse taal hebben ze geen kaas gegeten. „Er waren die wat Duits spraken en die vroegen ons honderd uit en er zat aan de overkant ook een Hollandse officier uit Enschede dat wisten we ook.”
Als légionnair zouden ze ongeveer f 250 ln de maand krijgen; dat was ook bekend. Verder begrepen ze er niet veel van wat er met hen stond te gebeuren. Overplaatsing naar het fort St. Nicolas in Marseille, bekend verzamelpunt van te expeditioneren légionairs. zou de volgende stap zijn.

Burgemeester De Koning van Zwartsluis



Holland in last

DAT DACHTEN familie en autoriteiten in Nederland ook en hier wist men na hun mysterieuze verdwijning niet beter, dan dat ze waren opgesloten.
Vader Hoen had burgemeester De Koning van Zwartsluis in de arm genomen en die ondernam op zijn beurt stappen in Den Haag.
Zo liep het opsporingswerk, na inschakeling eerst nog van ds. Zuurdeeg in Parijs, zelfs uit op diplomatieke stappen. De consuls, van luitenant tot generaal kwamen in het geweer.
En al dit zware schut werd gericht op St. Nicolas.
In Marseille bleek men van de jongens niets af te weten en zo bleven ze onvindbaar. Holland en in het bijzonder Zwartsluis en Westzaan was toen wel in Iast.
„Wij maakten er ondertussen wat er maar van te maken was. Er zat immers niets anders op. We zaten in het schuitje en moesten wel varen.” zegt Hoen nu laconiek. Dus deden de varensgezellen, die geen enkele militaire aspiratie koesteren niets liever doen dan varen, alles wat gezegd werd. Geen argwaan wekken, jongens. zeiden ze tot elkaar Net doen alsof we ons lekker voelen en maar meezingen.
Uit die twee Hollandse Jongens groeien brave légionairs, zo moet het militaire kader van Bayonne wel gedacht hebben. Maar die jongens beidden hun tijd. Die nu een week geleden zich nog onverwachts aandiende.

Afspringtouw

DE FRANSE parachutisten hadden die morgen geoefend met hun afspringtouw, waarmee ze daar leerden ..vallen”! De poorten van de hoge vesting waren streng bewaakt. Maar dat parachutistentouw hing vlak langs de metershoge muur. De gelegenheid maakt de dief of in dit geval de vluchteling. Het touw hing nog aan het sprlngtoestel tijdens het middaguur. Op de wachten na zat iedereen In de kazerne aan tafel. Er werd dus niet gesprongen. Of toch wel. Want Boudewijn en Albert grepen de hun zo geboden kans met beide handen.
Het afsprlngtouw beantwoordde ook iedere kant van de muur, die naar de buitenwereld gekeerde, volledig doel. Als volleerde parachutisten kwamen de twee matrozen op hun pootjes terecht. De ontsnapping was geslaagd.
Al gauw kwamen ze tot de ontdekking dat ze na hun „vrijwillige dienstneming” ook al hun rechten hadden verspeeld. Van geslaagde ontsnapping was dus nog geen sprake. Ze moesten op achtervolgers rekenen.

Gedekt houden

WE HEBBEN ONS toen zoveel mogelijk gedekt gehouden en daarom vermeden we ook contact met de bevolking. Eerst zijn we nog naar de consul te Bayonne geweest. Maar dat was geen succes. De man sprak alleen Frans en dat nog met een zuur gezicht, zodat we maakten dat we wegkwamen”
Zo begon de tocht naar Nederland. Een tocht vol angsten en ontberingen, dat laat zich gemakkelijk denken. Levend van hand in de tand, van een hap en een snap trokken ze te voet en soms liftend, door het Franse land en België. De – uiteraard illegale – grensoverschrijdingen waren even zovele bange ogenblikken.
Een Belgische binnenschipper ontfermde zich slotte over hen en bracht ze in Nederland. Zo belandde een haveloze Gerrit Boudewijn Hoen maandagavond omstreeks half en in Zwartsluis en zijn maat in Westzaan.
Ondanks hun door een week van zwerven en ontberingen ietwat verlopen uiterlijk werden ze in het dorp snel herkend. Een buurvrouw van de familie Hoen wam in gestrekte draf het grote nieuws aanzeggen „Ik heb een blijde boodschap.'” riep ze de nietsvermoedende ouders toe. „ik heb hem gezien.” Even later kwam de „blijde boodschap” zich al persoonlijk melden en konden vader en moeder de verloren zoon in de armen sluiten.
Boudewijn praatte de volgende dag echter alweer over „gaan varen”.
Een gewaarschuwd man telt voor twee zegt hij geruststellend

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over