Ginger

Wie is “GINGER” ?

Op 16 Mei 1959 verscheen in het Haarlem’s Dagblad [1] een kort verhaal van de Engelandvaarder Gerard Rutten (Den Haag, 19 juli 1902 – 28 juni 1982).
Er zijn diverse feiten die erop wijzen dat “Ginger” de hoofdpersoon van het verhaal, Jan Bockma (IJlst 31 augustus 1921 – 6 Juli 1944) zou kunnen zijn.
Jan Bockma was afkomstig uit Friesland, nam dienst in het Vreemdelingenlegioen, was een tijd bij de Marine, werd door Koningin Wilhelmina onderscheiden en werd geheim agent en kwam bij een missie om het leven. De sterkste aanwijzing is dat een van zijn codenamen van Jan Bockma inderdaad “Ginger” was.
Het verhaal over zijn ontsnapping uit Nederland, de woonplaats van zijn ouders en zijn zusje en wijze waarop hij gestorven is wijken echter af van de feiten.

Gerard Rutten zelf arriveerde na een reis van negen maanden op 12 mei 1942 op vliegveld Whitchurch bij Bristol. Daar werd hij opgehaald door twee heren in regenjas, die hem in de trein begeleiden naar Londen. Daar werd hij in de Patriotic School verhoord door de Britse MI5 en de Nederlandse Inlichtingendienst. Daarna werd hij door koningin Wilhelmina ontvangen.
Tijdens zijn verblijf in Londen was Rutten officier voor Algemene Diensten en lid van de Staf van Prins Bernhard [2].

GINGER
kort verhaal door Gerard Rutten

WE ZATEN MET z’n allen in een klein wonderlijk hotel, dat de naam droeg van ,,Grand Hotel Mora” en deze vreemde verwaarloosde doos stond aan een boulevard in Madrid. Het jaar was 1942. We zaten met een groepje Hollanders al een paar weken in dat hotelletje opgeborgen op kosten van de Nederlandse regering (in Londen)
Dat hotel Mora herbergde verder nog een merkwaardig stel mensen. Grote jonge mannen met snorren en gekleed in de meest vreemde kostuums. Of te ruim of te krap! Deze mannen mochten overdag niet op straat, want ze stonden onder de bewaking van de Spaanse politie. Over hen waakte verder een oude Engelse juffrouw van de Britse ambassade. Die Britse ambassadeur moest wel een sadist geweest zijn om deze potente landgenoten door zo’n dorre juffrouw te laten bewaken! Haar taak was onder andere ze overdag met spelletjes bezig te houden en te voorkomen dat de flessen whisky van het armetierige hotel-baretje te snel geledigd werden. En als de duisternis over de gloeiend hete stad gevallen was, werden de heren een uurtje “gelucht”. Net als kostschooljongens verdwenen ze in een rijtje – voorafgegaan door hun “miss” – uit het hotel.

Twee dagen ging alles goed. De derde dag verdwenen er onderweg twee stuks, die pas laat in de nacht – stomdronken – terug kwamen. De volgende dag zeven stuks en de dag daarop kwam de arme juffrouw alleen terug, volkomen geslagen!Het hele stelletje was er tussen uit geknepen om de lichtjes van Madrid eens van nabij te bekijken. Grote opwinding !Het bleek dat de heren allen Engelse ,,commando’s” waren die bij een van de verrassingslandingen op de Franse kust door de Duitse linies hadden weten door te breken en Spanje hadden bereikt. Zij wachten in Madrid op terugzending — via Gibraltar — naar Engeland en niemand mocht weten, vanwege de Spaanse neutraliteit, dat het eigenlijk Engelse militairen waren. Maar je kon ze — niettegenstaande hun burgerpakken — op een uur -afstand herkennen!

Het groepje Hollanders was van een heel ander karakter. Wij hadden meer bewegingsvrijheid van de Spaanse politie gekregen, maar mochten Madrid niet verlaten totdat de Portugese visums verleend waren en de meesten van ons — via Lissabon —naar West-Indië of England zouden worden doorgezonden. Enkele jongelui kwamen uit het Spaanse concentratiekamp Miranda, waar ze vaak al maanden hadden gezeten vanwege hun “illegale” grensoverschrijding. Anderen kwamen uit het zuiden van Frankrijk of waren via geheime routes uit Zwitserland binnengekomen. We waren al zolang in Madrid en we waren doodop van nietsdoen… en maar wachten. De stemming was prikkelbaar en geld om uit te gaan was er ook niet. Het olieachtige eten hing ons de keel uit en onzen magen waren bedroven. Het Nederlandse consulaat beleefd en passief zoals gebruikelijk!

Plotseling kwam hij binnen! Hij had een kop als een fakkel en we doopten hem direct ,,Ginger’. ,,Hollanders…?” vroeg ie op een manier, zoals een verdwaalde in donker Afrika bij een stel menseneters zou informeren of er soms nog andere blanken in de pan Iagen. Op ons ,,ja” kregen we een hand als een duimschroef en toen vroeg ie ,,ook geflitst”? En, toen bleek dat we allen ,,flitsers” waren, stootte hij een wilde kreet en begon een soort rondedans. Hij had een blauwe blouze aan van een hondsgemeen schel blauw en een lange Engelse matrozenbroek, die van onderen te lang en te wijd was en van boven te nauw. Hij bleek zo uit Noord-Afrika gekomen te zijn.
Eigenlijk kwam hij uit Friesland — was onder een trein illegaal in Frankrijk terecht gekomen. Omdat er niets anders opzat was hij in het onbezette (Pétain) Frankrijk in dienst getreden van het Vreemdelingenlegioen en zo in Afrika terecht gekomen. Maar om dat hij naar Engeland wilde om daar dienst te nemen bij de Geallieerde Strijd krachten, had hij weer de benen genomen en was – aan boord van een Spaans schip – in Spanje en – wat bijna niemand gelukt was – zonder door de Spaanse politie opgepikt te worden – op het Nederlandse gezantschap aangekomen. Hij was daar gearriveerd toen de gezant aan tafel zat en geen macht ter wereld had hem er toe kunnen bewegen het veilige gezantschap te verlaten. Hij was blijven logeren totdat er een tijdelijke verblijfsvergunning voor hem verkregen was en toen naar ons hotel gebracht.
Het was een wonderlijke knaap… hij leek dynamiet in zijn bloed te hebben en hoewel hij waarschijnlijk nooit buiten zijn dorp geweest was voordat hij deze avontuurlijke reis ondernam bewoog hij zich met de grandeur van een ervaren wereldreiziger.

Deze keurige christelijke jongeling uit het nette fatsoenlijke dorp had met de legioensoldaten gezopen, hun liederen gezongen, in het hete zand van de woestijn op opstandelingen gejaagd en hij zat nu tussen de andere “flitsers”. Hij wou nu tegen de Duitsers knokken en daarvoor moest ie naar Engeland. We kregen eigenlijk allemaal een minderwaardigheidscomplex door hem. Hij was zo simpel, zo puur, zo heerlijk ongecompliceerd, Toen hij op een goede dag hoorde dat hij naar de West zou gezonden worden, was hij furieus en de ochtend daarop was hij spoorloos verdwenen. Niemand wist waar hij gebleven was.Maanden gingen voorbij. Ik was in Londen. Op een dag zag ik plotseling zijn rooie kop, uitstekend boven de mensenmenigte op Piccadilly. Op die rooie pruik hing scheef een matrozen pet, waarop met gouden letters stond ,,Koninklijke Marine”. Hij had het dus weer voor mekaar gebracht! Voor ik hem bereiken kon, was hij in de menigte verdwenen. Pas een paar dagen later trof ik hem weer. Hij zat in een diepe stoel bij het open vuur in Club welke Koningin Wilhelmina voor de Engelandvaarder had ingericht. Hij was weer geheel “thuis”.

Ginger.. wat was je een wonderlijke kerel! Toen ik vroeg hoe je Londen vond, antwoordde je. “niks an”! Zag je niets van deze prachtige grijze stad? De oude rijzige Westminster Abbey waar de geschiedenis van dit machtige rijk voortleeft tussen de grafstenen? Voelde je niets van de dynamiek van hot moderne Londen… van de ,,spirit” achter het masker der schijnbare flegmatiek? En merkte je niet, dat de puinhopen van de City de fundamenten waren van een steeds groeiende macht? En toen je daar over Piccadilly Circus liep, besefte je toen niet, dat je precies over het middelpunt van onze wereld wandelde…?Je verteld van alles kris-kras door elkaar… van je ouders die niet wisten of je nog in leven was… dat je christelijk was en vlak daarop kwam de beschrijving van een wilde nacht in een wilde buurt in een wild land. En dan de beschrijving van je zusje waarover je met zulk een tederheid kon spreken. In het begin wist ik niet wat ik aan je had. De grijze Koningin had je ontvangen en je gedecoreerd vanwege je wonderlijke ontsnapping uit het bezette land. Ik vroeg hoe je Haar vond. ,,Een echte dame!” was het antwoord, maar er klonk zo’n diepe eerbied uit, dat het niet komisch was. Tenslotte leerde ik je begrijpen. Je kon het kwaad niet zien, omdat-er niets van het Boze in je was. Alles wat je meegemaakt had, was slechts een uiterlijke belevenis geweest. Het leven was voor jou slecht een bioscoop geweest. De film was soms spannend, soms slecht, soms komisch. ! Je was een brandbom in ieder salon. Een demonstratie tegenover iedere ambtenaar. Je vertelde dat je je opgegeven had om parachutist te worden en nu opgeleid zou worden om als “agent” in het bezette gebied “gedropt” te worden.

Weer gingen maanden voorbij. In “Oranjehaven” zoals de clud van de Engelandvaarders in Londen heette, verscheen je niet meer. Niemand vroeg meer naar je.. er kwamen er zovelen en er verdwenen zovelen, vaak voor immer. Maar op een donkere avond trof ik je op een geheim vliegveld, waar ik voor dienst zijn moest. Buiten in de duisternis stond een grijze bommenwerper als een spookachtig monster te wachten. Binnen in de, slecht belichte keet, stonden en zaten een paar mannen. De lucht was grijs de sigarettenrook. Niemand sprak.Plotseling ontdekte ik jou, Ginger. Bijna onherkenbaar in je vreemde uitmonstering. Die nacht zou je ,,gedropt” worden in Friesland, niet ver van je dorp. Dààr, waar je iedere weggetje kende en vanuit die buurt zou je met je marconist gaan ,,werken”. Ze hadden je rooie haren zwart geverfd, opdat niemand je zou herkennen. Je was erg rustig. ,,Het nare is,” zo vertelde je mij, ,,dat ik zo vlak bij mijn ouders en zusje zijn zal en ze niet mag opzoeken..” Hij vond het maar raar en ik kreeg de indruk dat dit het enige was, waarover hij zich zorgen maakte.
Na de laatste “briefing” wandelde hij met de marconist en de bemanning naar het vliegtuig en verdween in de buik van het monster.
En zo verdween je uit mijn ogen.En je verdween voor goed.. want als ik later hoorde — brak je bij de dropping beide benen en werd zo door de vijand gevonden. Je probeerde kruipend over de natte Friese aarde weg te komen, totdat een schot je doodde… niet ver dorp waar je geboren was. Misschien klonk het nachtelijke schot door in de stille boerderij, waar je ouders en je zusje leefden.. wie weet?Jaren later kwam ik bij toeval In dat dorp en op het stille verlaten kerkhof stond op een eenvoudige steen je naam. En ook de naam die wij je gaven.. Ginger! Ik heb nooit begrepen hoe die naam op je grafsteen is gekomen, wie het geweten heeft dat we je zo noemden. “Ginger”, gevallen voor het Vaderland 17 september 1943.

Hij ruste in Vrede! De fakkel is gedoofd!

Bronnen:
Haarlem’s Dagblad16 mei 1959 pagina 20. GINGER kort verhaal door Gerard Rutten

PhD thesis, Tulpen voor Wilhelmina. De geschiedenis van de Engelandvaarders, A.M.F. Dessing, Instituut voor Cultuur en Geschiedenis (ICG) 2004

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over