08-05-1840 Terugkeer der Manschappen van het Legion Etrangere

Op 8 mei 1840 publiceerde de Utrechtsche provinciale en stads-courant het volgende artikel over het Franse Vreemdelingenlegioen.
Het legde er de nadruk op hoe de oud-legionnaires aan hun lot overgelaten werden en van de Fransen geen dank of hulp kunnen verwachten en geacht werden zo snel mogelijk het land te verlaten.

TERUGKEER DER MANSCHAPPEN VAN HET LEGION ETRANGERE.

Door de pen van iemand, die zich in het Fransche Legion Etrangère bevond, in het jaar 1837 naar Algerie ingescheept werd, en daar drie jaren tegen de Bedoeïen. streed , zijn wij de volgende schildering verschuldigd van de terugkomst in Frankrijk dier arme verworpelingen , vele zich door krijgseer hebben laten beguigelen , maar waarvan genen en helaas ! zij maken grootste getal uit, geen vaderland meer hebben daar zij het , ten gevolge van misdaden , meerendeels in verbijsterde overijling of weggesleept door hevige hartstogten begaan, voor immer verbeurd.
»Afrika zijn zij het voorwerp geweest der verachting van den Franschen krijgsman, in wiens vermoeienissen en gevaren zij gedeeld hebben; doch neen, zij hebben meer dan in hunne gevaren gedeeld , want hen heeft men steeds aan de spitse gesteld , ter bestrijding van den Afrikaan; bij schaarste van verpleging, zijn hunne wonden onverbonden gebleven; wanneer de leeftocht schraal aankwam, zijn zij de eersten geweest, die gebrek hebben geleden ;
— zij hebben het dus veel erger gehad dan de Fransche krijgslieden ;
— en wat wacht hun nu bij hunne terugkeer, bij hunne ontscheping in Frankrijk ? Hun loon is ondank, ellende is hunne verpleging.
Ja, zij landen op den bodem van dat rijk, voor welks roem en grootheid zij hun bloed gestort hebben ; zij landen, en te gelijk met hen een paar Fransche regementen. Deze worden met gejuich begroet , onder den vreugdekreet vive la France ! het vaderland , waar belooning voor de uitgestane gevaren en Vermoeienissen hen wacht.
Het dapper vreemde legioen zet onopgemerkt voet op den Franschen bodem! Neen! voor den Duitscher, den Hollander , den Belg is er geen vaderland om hen te achten en te eeren ; want voor Frankrijk hebben zij gestreden en geleden , voor Frankrijk hebben zij in Afrika armen en benen achtergelaten ; voor die verminkte vreemden hoeft geen dank of medelijdenden blik van den Franschman.
— Daar staan zij in hunne gescheurde lompen , overblijfsels eener grove montering , of liggen uitgeput op hunne landsels, terwijl de douanier hunne geringe plunje naziet, of zij , die ongelukkigen , ook verboden goederen insmokkelen.
— Kreupel, verminkt, bijna blind, of voor het minst een uitgeput lichaam omslepende , ontvangen die dapperen, op de plek zelve, waar zij voet aan land gezet hebben, de marsroute , waarop van dag tot dag de kortste weg is opgetekend , om Frankrijk te verlaten, ten blijke hoe het dapperheid huldigende Frankrijk van die ellendigen , welke hun leven voor den wapenroem van de grande nation hebben opgeofferd, op het allerspoedigst wenscht ontslagen te worden.
Geen dag verblijfs wordt hun gegund. De Fransche burger of landman sluit zijn deur , zodra hij de zich nauwelijks voortslepende , ziekelijke manschap van het Legion Etrangère in het oog krijgt.
De hospitalen alleen staan voor de ongelukkigen open. Daar verkwijnen zij , want ook daar , draagt men gene zorg voor hen en laat hen verhongeren. Weinigen , dier afgepijnden , dier gefolterden zien het lieve vaderland terug !”


[ Utrechtsche provinciale en stads-courant : algemeen advertentieblad 08-05-1840]

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over