1887 Op! Jongens, Op! naar Atjeh ! Een MWO voor soldaat Keuller.

Introductie

Op 6 juli 1887 verscheen er in de krant “Recht voor allen” een onder het pseudoniem “Veritas” ingezonden brief met de titel “Op! Jongens, Op! naar Atjeh !”.
De briefschrijver neemt een eerder verschenen kranten artikel over een aan lager wal geraakte oud-legionair als introductie voor een betoog over het niet geven erkenning voor bewezen diensten door regeringen.
Volgens de schrijver zou een soldaat genaamd Keuller voor een zeer moedige daad tijdens de tweede Atjeh expeditie, niet de hem toekomende Militaire Willemsorde hebben ontvangen.
Weliswaar geen Nederlandse legionair maar wel een interessante geschiedenis om eens verder uit te zoeken.

Op! Jongens, Op! naar Atjeh !

Mijnheer de Redakteurl

Erkenning voor bewezen diensten is veelal geen deugd waaraan de regeringen, tenzij het vriendjes geldt, veel doen. Dit zal U trouwens wel bekend zijn, maar ten overvloede nog meer blijken uit bijgaand stukje dat wij heden 14 Juni in Voorwaarts lezen. Die de haver verdienen, enz.
Een Nederlandsch onderwijzer vestigde zich voor enige jaren te Lille in Frankrijk. Hij slaagde niet naar wens en liet zich uit wanhoop aanwerven bij het „Legion des étrangères” en zo werd hij bij ‘t leger in Algiers geplaatst.
Hij deelde mee in de veldslagen bij Tunis, later bij Tonkin, bij San Tay en Lang San.
Door zijn dapper gedrag bekwam hij de Tonkin-medaille.
Met dit bewijs van heldhaftigheid op zijn haveloze plunje werd hij naar Marseille gezonden en daar — met 50 francs reisgeld afgescheept.
Door menslievendheid werd het hem mogelijk gemaakt naar Nederland terug te kunnen keren.
[ zie blog Nederlandsche Liefdadigheidsfonds te Parijs ]
Zo behandelt la grande nation zijn dapperen.
Is het hier veel beter? ( Voorwaarts 14 Juni.)

De volgende feiten echter zijn het Nederlandsche volk tot heden onbekend, daarom lust het mij, ze aan de vergetelheid te ontrukken en ze als waarschuwend voorbeeld, bekend te maken aan die gelukkig enkele personen, die, door schoonklinkende aanplakbiljetten en tegen een premie van f 300 zich laten verleiden om te tekenen voor Atjeh.
Bij de tweede expeditie, de eerste was totaal verongelukt, bevond zich, bij de bestorming van den kraton, een soldaat genaamd Keuller.
Hij was de eerste op de muren, en met een Hollandsche vlag gewapend, sprong hij midden tussen de woedende Atjehers. Een schot dat hem al zijn tanden verbrijzelde, was zijn directe beloning.
Spoedig werd hij door meerdere soldaten gevolgd en zijn chefs gaven hem dan ook een schriftelijke verklaring van de door hem bedreven daad.
Na afloop van zijn diensttijd keerde hij terug naar Europa en vestigde zich metterwoon in Brussel.
Zijne stoffelijke middelen waren toen ten tijde van dien aard, dat hij geen aanzoek om de Militaire Willemsorde deed, doch langzamerhand deden de zware lasten des levens zich gevoelen en werd de behoefte aan de toelage aan dat eereteeken verbonden, ene noodzakelijkheid.
Daarover sprekende met vele hoofdofficieren, ook te Brussel wonende, en door hen schriftelijk aanbevolen, diende hij een request ten dien einde in, met de hoop op erkenning.
Zelfs ging hij tevens op raad diezelfde heren in de welbekende April maand, bij gelegenheid der Amsterdamsche feesten, bij de koning op audiëntie, met het doel zijn verzoek te ondersteunen.
Groter vormenvertooning is echter niet denkbaar dan zulk een audiëntie.
Op de rij af, passeert men den koning, maar het is niet veroorloofd één woord te spreken. Het een zoowel als het ander heeft dan ook niets gegeven want voor enige dagen ontving hij, in officiële taal, het bericht „ dat er geen termen gevonden waren om aan zijn verzoek te voldoen.
Is dat geen hooge politiek, vooral in deze dagen nu men manschappen nodig heeft om de Atjehers, die voor hun recht en vrijheid strijden en die wij voor hunne dapperheid niet genoeg kunnen prijzen, dood te schieten.
Daarom jongens, op! naar Atjeh. Het vaderland en zijn ministers zullen u wel belonen met een paar krukken of een orgel om zodoende de lust tot dienst nemen aan te moedigen, en als aanlokkend voorbeeld voor anderen.
Gelukkig komen er niet veel meer, en ons rijk in Indië zal wel spoedig uit zijn.

Veritas.

Met de zoektermen “Keuller” en “Atjeh” zocht ik in Delpher verder en kwam o.a. dit artikel getiteld “Ook een held” van 26 april 1888 uit de Haagsche courant over Keuller tegen, die op 20 april 1888 in een Gesticht in Evere bij Brussel was komen te overlijden.
Het artikel geeft zijn volledige naam, Célestin Jacques Léonard Keuller.

Een dag later al verscheen er in de krant “Het Vaderland” een kritische reactie op het bericht.
De briefschrijver “K” schreef “Er kan dus geen waard waar zijn van de mededeling dat zekere “heer Keuller”, met de Nederlanscge vlag voorzien […] van de borstwering sprong […]”.

Minder twijfel was er over het feit dat Keuller op audientie bij de Koning geweest was o.a. het Rotterdamsch nieuwsblad berichtte op 16 april 1887:

Andere bronnen

Het was tijd om eens te onderzoeken of er nog andere bronnen waren te vinden over Célestin Jacques Léonard Keuller.
Via Openarchieven komen we o.a. te weten dat 11 december 1880 Célestin Keuller, geboren 29 september 1842 te Neerlinter, Brabant (België) in Schaarbeek (Belgie) in het huwelijk trad met Joséphine Declercq.

Het meest informatief was echter zoals wel vaker zijn registratie in de Stamboeken van het KNIL uit het Nationaal Archief in Denhaag.

In de namenklapper treffen we Célestin Keuller aan bij mannen met in de achternaam Ke die in 1867 dienst hadden genomen. Via het folio nummer 13758 kon zijn staat van dienst gevonden worden.

Célestin Keuller blijkt voordat hij in Nederlandse krijgsdienst ging van 1858 tot 1864 in het Belgische leger dienst gedaan te hebben. In 1864 ging hij in Mexicaanse dienst tot 1866. In deze periode raakte hij op 16 april 1865 gewond bij Tacombaro.
De dienst in Mexico gaf het recht tot het dragen van de op 10 april 1865 ingestelde Mexicaanse medaille.
In 1867 ging hij in Nederlandse dienst.

Nieuwe Rotterdamsche courant : staats-, handels-, nieuws- en advertentieblad
09-10-1867

Op basis van de genoemde instellingsdatum 10 april 1865, gaat het bij deze medaille vrijwel zeker om de “De Keizerlijke Orde van Onze Lieve Vrouwe van Guadalupe” (Spaans: “Orden Imperial de Nostra Señora de Guadelupe”)

The Order of Guadalupe was originally established in Mexico as the Imperial Order of Guadalupe by Agustín de Iturbide at the end of the year 1821, and it was annulled on 1823 after Iturbide was overthrown.
The Order was rescinded, and recreated, twice during the nineteenth century.
The Order was finally dissolved on June 19, 1867.
In Type III, the Order was founded on July 1, 1863, and it was confirmed by Maximilian I on April 10, 1865.
It was awarded in recognition of the extraordinary services rendered to the Empire, civil virtues, and distinguished merit.

De orde kreeg in 1863 een civiele en een militaire divisie. Op de keerzijde van de civiele divisie staat in het witte medaillon “AL MERITO Y VIRTUDES”. Op de militaire kruisen staat “AL MERITO HEROICO”. Er zijn geen zwaarden aan de orde verbonden en het lint is in alle gevallen gelijk van kleur.

De bestorming, missigit 16 april 1873.

En zowaar treffen we in zijn staat van dienst een registratie aan van deelname aan een bestorming waarbij hij een schotwond door zijn wondholte kreeg.

Dat was echter op 16 april 1873, dus tijdens de eerste Atjeh expeditie ‘bij de bestorming der voor de missigit gelegen versterkingen”.

De Militaire Willemsorde werd later inderdaad toegekend aan enkele militairen voor hun deelname aan de 2e bestorming van de missigit op 14 april.

Brinkerink, W. MWO 4
Koninklijk Besluit 06-10-1874 No. 10
Registernummer 4053
Mutatie Atjeh – 2e bestorming van de missigit 14 april 1873

L. Mulder Kanter, trompetter MWO 4
Atjeh – 2e bestorming van de missigit 14 april 1873

De bestorming waaraan Célestin Keuller deelnam vond plaatst op 16 april 1873 en was deel van de strijd buiten de missigit. Het Algemeen Handelsblad schreef er op 19 mei 1889 als volgt over:


“Gedurende twee dagen werd de strjjd nog buiten de Missigit voortgezet, op den 16den April had het moorddadig gevecht plaats, waarbij in 40 minuten van 700 man, er ongeveer 125, waaronder 9 officieren, buiten gevecht werden gesteld. En toch bleef dit gevecht zonder resultaat.
De order werd gegeven, om naar de Missigit terug te trekken; om ook deze sterkte later prijs te geven.

Aangrijpend was het tooneel toen de dappere schare, na het ondergaan van die ontzettende verliezen, in de beste orde terugweek; toen het vaandel van het zoo zeer geteisterde 3de balaljon naderde salueerden allen met de sabel of ontblootten de hoofden. Stille en welverdiende hulde dien dapperen, welke helaas niet gevolgd kon worden met een hoera! voor de bevochten overwinning.

De gewonde Célestin Keuller keerde op 18 oktober 1873 naar Nederland terug en kwam op 15 maart 1874 in Rotterdam aan.
Hij kreeg een gratificatie van f. 25 wegens de opgelopen verminking. Zeer waarschijnlijk ging hij uit dienst in Mei 1874 en vestigde zich weer in België.

De briefschrijver “Veritas” voerde in 1887 duidelijk niet de juiste feiten aan. Wellicht dat veteraan Célestin Keuller 14 jaar na dato zich de details ook niet meer zo goed herinnerde. Mogelijk dat deze discrepanties destijds aanleiding zijn geweest van “dat er geen termen gevonden waren om aan zijn verzoek te voldoen”.

Bronnen

https://kritischekatjang.blogspot.com/2016/03/de-atjeh-oorlog-paplepels-en.html

https://www.noirsain.net/articles/soldaat-belgische-expeditiekorps-mexico.pdf

https://geografie.nl/artikel/de-missigit-van-kota-radja-in-1873

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over