1911, 22 mei DEBDOU (Marokko) IV

Brieven van een onderofficier van het Fransche Vreemdelingenlegioen

Deze op 22 mei 1911 in de Leeuwarder courant verschenen brief van de “onderofficier van het Fransche Vreemdelingenlegioen” met de initialen “V d V” droeg de titel “Debdou (Marokko)”.
De brief was geschreven “al een eind in Mei” en berichtte van gebeurtenissen van begin Mei 1911 met name de opmars van Franse troepen richting de plaatsen Debdou en Taza.

DEBDOU (Marokko) IV

Het is al een eind in Mei en daarom neem ik de gelegenheid te baat u eenige letters te schrijven. Wel zit ik hier niet op mijn bureau maar enfin. Wij zijn te velde op weg naar Fes dus u moet mij maar niet kwalijk nemen dat het schrift veel te wenschen overlaat of dat het vuil papier is.
Ik zend dit schrijven met een koerier uit Debdou en natuurlijk is het ongefrankeerd daar hier helemaal geen postzegels zijn — ik zal den koerier een franc medegeven om den brief in Taourirt te laten frankeeren maar … als hij het maar niet vergeet
(Hij heeft het vergeten Red „L Ct”)

Alzoo het is heden 6 Mei en van alle zijden heeft de commandant der divisie Oran generaal Toutée zijn troepen opgeroepen om deel te nemen aan den opmarsen der gezamenlijke troepen bestemd voor de Marokkaansche politie. De speciale treinen transporteerden de troepen vanuit Oran ja zelfs vanuit Algiers naar het eindstation aan de Marokkaansche grens gelegen tusschen Maghnia en Oudjda genaamd Zoudj-el-Beghal.

Zoudj-el-Brel frontiére Orano-Marocaine

Den eersten Mei wilde de generaal alle beschikbare troepen te zamen hebben aan de Moulouya, ten Westen van den post Taourirt ten einde aldaar drie colonnes te vormen welke elk voor zich een omtrekkende beweging zouden maken in Zuidelijke richting.
De afstand van het eindstation tot het verzamelpunt bedraagt 170 mijlen welke afgelegd zijn in 5 dagmarschen.
Daarna nam één colonne den loop der Moulouya (een groote rivier), om deze te volgen wie weet hoever? Denkelijk tot Fes, zijnde een afstand 160 mijl van uit Taourirt.
De twee andere colonnes zullen — indien zij niet teruggedreven worden door groote afdeelingen Marokkanen — opmarcheeren naar Debdou en Tazza zijnde de twee grootste steden tusschen het verzamelpunt Taourirt en het einddoel Fes.
Alle posten welke door de militairen waren verlaten om deel te nemen aan de colonne’s zijn bezet door compagnieën zouaven welke speciaal voor dat doel zijn getransporteerd uit Frankrijk.
Welk een hartverscheurend afscheid hebben die brave zou-zous gehad in Frankrijk met muziek is hun uitgeleide gedaan toespraken zijn gehouden door generaals en autoriteiten alles met het oog op de gevaren welke deze lieden tegemoet gingen: vechten ja hun leven laten voor hun vaderland.
Zoo zijn zij afgereisd die arme zouaven — vertroeteld in Frankrijk niet gewoon om te marcheren moesten ze hier 26 en meer kilometers per dag afleggen.
Reeds den tweeden dagmarsch waren er velen neergevallen zodat de kapitein genoodzaakt was ezels aan te schaffen welke nu de ransels moesten dragen. Welk een historisch schouwspel bood ons zo’n compagnie op marsch voorop de kapitein te paard; daarachter achter een troep ezels elk beladen met twee of meer ransels zelfs ook met een zouaaf; daarachter volgde de compagnie proestend en zweetend hun wijde broeken — welke veel overeenkomen met die van een bewoner van Urk of Marken — geven hun reeds iets bespottelijks daarbij hebben velen hun schoenen in de hand of op den rug en lopen op hun sokken over den weg. Geen wonder dat zij blijde zijn dat zij de posten bereikt hebben, waar zij voor zijn bestemd.
Iedere Marokkaan, die hun passeert wordt wantrouwend nageoogd, overal denken ze overvallen te worden. Zij weten evenwel niet dat wij al maanden voor hen hier geweest zijn dat wij de wegen hebben aangelegd posten gebouwd, dat zij niets te doen hebben dan maar binnen te komen, brood wordt voor hen gebakken levensmiddelen worden aangevoerd, en toch klagen zij dagelijks — natuurlijk het is hier geen Frankrijk.
Ook wij hebben onzen post waar wij nagenoeg 6 maanden waren geweest verlaten om deel uit te maken der tweede colonne welke ten doel had ten Westen der Mouloya de hoofdafdeling te beveiligen veiligen voor een flankaanval.

02-05-1911

Wij vertrokken den 2en Mei met 2000 man vanuit Taourirt gelijk met de andere troepen, de eerste met het doel den loop der Moulouya te volgen de tweede met de opdracht de stad Debdou te verkennen en viel er niets bijzonders voor, deze stad te nemen.
Wij marcheerden dien dag slechts 24 K.M. wegens het voortdurend oponthoud dat zoo’n grote Iegerafdeeling met zich brengt.
Dan weer was het een draagezel der bergartillerie welke zijn last te zwaar vond en niet verder wilde dan weer een munitiewagen der veldartillerie, welke in een ravijn bleef steken en met behulp der anderen er weer moest worden uitgetrokken; steeds was het dit wapen, hetwelk oponthoud veroorzaakte doordat het terrein vol gaten en stenen bijna niet geschikt was voor deze zware voertuigen.

MAROC – En Colonne : Artillerie de MONTAGNE
( bergartillerie )

De Marokkanen uit de gourbi’s (dorpen) welke wij voorbij trokken zagen verwonderd naar de vele soldaten die zij nooit in zoo’n groot getal hadden gezien en vooral de artillerie was iets onbekends voor hen. De plaats waar wij kampeerden was op een hoogte bij de rivier welke op die plaats ca. 20 meter breed was. Het kamp werd gebouwd in een vierkant de artillerie in het midden opgesteld, machinegeweren in elkander gezet, loopgraven gemaakt en het kamp in staat van verdediging gebracht voor het geval wij dien nacht overvallen mochten worden.
Het was acht uur des avonds toen wij duidelijk in de verte kanonschoten hoorden denkelijk van den hoofdtroep. Onmiddellijk werden alle manschappen gewekt, die zich reeds ter ruste hadden gelegd de postenketen werd verdubbeld terwijl de overige manschappen in de loopgraven werden verdeeld.
Zo lagen wij te wachten op de dingen welke zouden komen doch het werd tien uur — het werd middernacht, en nog was niets te zien of te horen dan het stromen der rivier en het gejank der jakhalzen of hyena’s.
De lieden in de loopgraven waren reeds lang ingedut het geweer in den arm rustten zij uit van de vermoeienissen van den marsen niet denkende aan de Marokkanen of het gevaar dat hun kon te beurt vallen wanneer zij allen sliepen. Evenwel de schildwachten bleken dubbel waakzaam te zijn. Het was drie uur in den morgen toen eensklaps eenige schoten uit onzen postenketen knalden, gevolgd door de doffe knallen der Marokkaansche geweren en het fluiten der kogels.
Ogenblikkelijk waren allen in de loopgraven wakker, de een keek den ander verwonderd aan doch het was werkelijkheid want nog immer werd geschoten en de kogels vlogen links en rechts van ons in het zand. Doch ons kamp was in een carré gebouwd zodat wij de kogels kregen welke over het kamp werden geschoten en dus waren wij genoodzaakt een schuilplaats te zoeken aan de tegenovergestelde zijde.
De vijand was evenwel aan de andere zijde der rivier zodat een compagnie tirailleurs order kreeg een omtrekkende beweging te maken de rivier over te steken en den vijand in den rug aan te vallen.
Wat er met deze compagnie gebeurd is? Ik weet het niet ; enige uren later keerden zij terug allen druipnat en enkelen hadden zelfs hun geweer verloren.
Intussen werden we evenwel nog immer beschoten ; hoewel wij niemand zagen, konden wij duidelijk de vlam uit den loop hunner geweren zien wanneer zij op ons schoten.
De artillerie durfde geen gebruik te maken van haar stukken daar wij dachten dat de compagnie tirailleurs welke was uitgezonden weldra den vijand van achteren zou aanvallen.
Zodoende antwoordden wij slechts nu en dan met een salvo geweerschoten tot eindelijk om 5 uur de bewuste compagnie in dien toestand terugkwam.
Toen werden de stukken der bergartillerie geladen en een ogenblik later sprongen er vier granaten boven de hoofden der Marokkanen die verrast door de uitwerking inderhaast nog enige schoten losten en het hazenpad kozen.
Intussen begon het reeds licht te worden en zagen wij de Marokkanen aftrekken in vollen galop het waren ongeveer 500 man allen bereden. Er werden hun nog enige kanonschoten nagezonden doch de afstand bleek te kort geschat te zijn want de granaten sprongen alvorens zij het doel bereikt hadden.
Even later verdwenen de vijanden achter de bergen.
Wij hadden 4 gewonden die onder geleide van enige ruiters naar Taourirt werden terug gebracht.
Wij vertrokken om 7 uur des morgens om den hoofdtroep verder te begeleiden.

V d V


Categorie: Uncategorized
© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over