1936-1939 Psychiatrie “De instabielen”

Volgende verwijzing naar het Vreemdelingenlegioen kwam ik tegen in het boek “Psychiatrie, een handleiding voor juristen en maatschappelijke werkers” uitgeven in de periode 1936-1939.
Auteur Hoeven, Henri van der (Jr ; 1879-1956) en Coauteur Hoeven, Henk van der (1912-1957).

De verwijzing is onderdeel van een ordening van onevenwichtigen en defecten:

In dit amalgama van onevenwichtigen en defecten kan men enige ordening brengen, dooreen aantal typen te onderscheiden waarin zich de beschreven verschijnselen bijzonder duidelijk groeperen. Men beschouwe ze niet als afgeronde, onderling scherp gescheiden „vormen” van psychopathie, maar als typen waarin een complex van psychopathische kenmerken toegespitst en daardoor bijzonder markant is. Zo ontstaan enige hoofdgroepen, waardoor het ons inderdaad mogelijk wordt, vele individuele gevallen bevredigend te rubriceren. Ik volg hierbij op de voet de indeling en beschrijving van Kraepelin […]

Binnen deze ordening wordt bij de hoofdgroep “de instabielen” vermeld dat deze vervallen tot [..] vreemden-legioen.

De instabielen („Haltlose”). Hun kenmerkende eigenschap is hun onvermogen tot voortgezetten, volgehouden, deugdelijken arbeid, ondanks voldoenden intellectuele aanleg. Daardoor meestal reeds gestruikeld in hun opleidingstijd. Beginnen telkens in hoera stemming, maar leggen het bijltje neer bij den minsten tegenspoed. Twaalf ambachten, dertien ongelukken.
Zorgeloos, oppervlakkig en nonchalant, prikkelbaar en veeleisend. Laten zich gemakkelijk meeslepen in strafbare avonturen of worden zelf door gewiekste mooipraters uitgekleed.
Velen vervallen tot alcoholisme, vreemden-legioen, vagebondage, oplichterij, prostitutie, drossen van boord, verdwijnen „naar Amerika”. Zelfmoord, of pogingen daartoe, is frekwent.

Binnen deze context komen we in het Duitse boek “Katatonische Erscheinungen im Rahmen Manischer Erkrankungen” door Johannes Lange uit 1922 het volgende voorbeeld van een Duitse oud-legionair tegen die ook diende bij het KNIL.

Uit “Een en ander over psychopathen” 1933 dit voorbeeld:

Een geheel ander beeld levert het volgende geval, waarvan de kern bestaat in een typisch syndroom van dipsomanieporiomanie, dat periodiek en in langzaam toenemende heftigheid te voorschijn kwam en waarbij elke therapie volkomen impotent bleek. Zulks is trouwens a priori te verwachten, daar alle psychopathische verschijnselen berusten op herediteit en dus op aangeboren constitutie-afwijkingen van tot dusverre volkomen onbekenden aard.

VIII. L. 45 j., handelsreiziger. Pat. stamt van moederszijde uit een neuropathische familie. Reeds als jongen zat hij vol fantastise en avontuurlijke neigingen; romantische reisverhalen en die in zijn jeugd zeer veel gelezen avontuurlijke Indianen-verhalen behoorden tot zijn meest geliefde lectuur. En als jongen had hij reeds grote neiging tot zwerftochten, waarbij hij graag verdwaalde, zodat hij later over allerlei belangwekkende wederwaardigheden kon praten.
Als jongen was hij dan ook reeds een paar maal verdwenen, doch dan kwam hij na een paar dagen weer terug; op zijn 19de jaar dook hij echter langdurig onder, om weer eerst boven te komen, toen hij zichzelf een paar weken later terug vond in Algiers, ingelijfd bij het Fransche vreemdelingenlegioen.
Pat. heeft mij herhaaldelijk verklaard, dat hij van die twee weken slechts zeer vage herinneringen behouden had en dat hij niet meer kan vertellen, hoe hij bij het werfbureau in Parijs terecht is gekomen; hij weet heel vaag, dat hij in een trein heeft gezeten en op een schip is geweest, doch eerst in Algiers kwam hij geheel tot zichzelf.
Het leven bij het vreemdelingenlegioen beviel hem best: hij werd in een der meest afgelegen garnizoenen geplaatst en vandaar maakte pat. lange militaire marsen door de woestijn en naar geheel onbekende, woeste streken. Bij een van die tochten kreeg pat. een zonnesteek, hij werd langdurig in een ziekenhuis verpleegd en ten slotte afgekeurd.
In Holland teruggekeerd, na +/- 6 jaar, huwde pat. en werd hij handelsreiziger. Slechts korten tijd ging dit goed: al spoedig bleef hij van zijn zakenreizen langer uit, dan nodig was en dan wist pat. meestal niet goed te vertellen, waar hij geweest was en wat hij eigenlijk had uitgevoerd. Daarbij kwam nog, dat, als hij voor de patroon bij de klanten gelden moest innen, zijn afrekening herhaaldelijk niet klopte en dit gaf natuurlijk aanleiding tot moeilijkheden en ten slotte tot ontslag. Daar pat. overigens een zeer ijverig en goed zakenman was, vond hij wel weer een anderen patroon en dan ging het weer een tijdje goed. Doch met allerlei up and downs werd de toestand toch gaandeweg erger en tenslotte onhoudbaar. Het gebeurde, dat pat. tegen zijn vrouw zei: „ik ga „even” hier om den hoek sigaren koopen” en dan kwam hij 4—7 dagen later weer thuis, in zeer berooiden, vervuilden en uitgeputten toestand. Het bleek dan, dat pat. op den trein was gaan zitten, zonder dat hij wist waarom of waarheen; hij stapte dan in een groote stad uit, ging daar ’t eerste ‘t beste café binnen, dronk daar groote hoeveelheden alcoholica, smeet met het geld, was opgewonden en liep doelloos door de stad te dwalen, steeds weer drinkende, totdat hij tenslotte op een bank, of op den grond in de modder in slaap viel. Na enige dagen kwam pat. dan weer tot zichzelf, dorst dan niet naar huis, doch begreep ten slotte, dat er niets anders op zat. Geld verkwisten, vervuiling, schulden maken en ook op hem gepleegde berovingen vormden schering en inslag en dergelijke aanvallen van poriomanie-dipsomanie herhaalde zich min of meer periodiek met fatalistische regelmaat. Allerlei varianten kwamen daarbij voor: nu eens moest pat. werkelijk naar de stad X., doch dan ging hij in tegenovergestelde richting naar de stad Z. en daar speelden zich dan dezelfde taferelen af. Of wel pat. was enige dagen bij familie te logeren gevraagd, ging daar ook werkelijk heen, doch verdween dan plotseling om weer op groten afstand ergens neer te strijken, ongelooflijke hoeveelheden alcohol te gebruiken en te vagebonderen.
Het is met zekerheid komen vast te staan, dat psychische traumata of andere exogene momenten (koortsende ziekte, grote vermoeienis, lichamelijke traumata enz.) niet de minste of geringste aetiologische rol speelden: ook als er „geen vuiltje aan de lucht” was kreeg pat. zijn zwerf- en drinkaanvallen. Meestal bemerkte zijn vrouw dat van te voren: pat. werd dan wat onrustig en lusteloos, was in zich zelf gekeerd en eenigszins angstig en dan verdween hij plotseling, doch het kwam ook wel voor, dat zijn vrouw niets van deze voorteekenen bemerkt had.
Geen enkele behandeling, noch de groote tact en toewijding zijner vrouw konden eenige verbetering inden toestand brengen. Intelligentie-defecten zijn bij pat. tot dusverre steeds achterwege gebleven.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over