1952 Geen draad romantiek! Vreemdelingenlegioen: een nuchtere zaak

Geen draad romantiek!
Vreemdelingenlegioen: een nuchtere zaak
Van fabeltjes over de werving blijft bij onderzoek niets over

Algemeen Dagblad 10-07-1952

Nu het weer vakantietijd is geworden en nu vele jongens rugzak en tent op de schouder of op de fiets nemen om het onvolprezen Frankrijk in te trekken, is het wellicht nuttig ten dienste van bezorgde ouders een en ander te berichten over de mogelijkheden en vereisten van dat zich aanmelden bij het Legioen.

Nieuwsdienst Algemeen Dagblad.
PARIJS. — Over het dienst nemen in het Franse vreemdelingenlegioen doen al jaren de meest wonderlijke verhalen de ronde. Zo af en toe leest men in de krant van een avontuurlijke Nederlandse jongeman, die ergens in een Franse bistro door een ronselaar zou zijn aangesproken en dronken gevoerd.
Daarna zou hij zichzelf in de sombere gewelven van het Kasteel van Vincennes aan de rand van Parijs hebben teruggevonden.
Hij zou hebben getekend voor het Vreemdelingenlegioen en geen macht ter wereld heeft hem er meer uit kunnen halen.
Noch de smeekbeden van een wanhopige vader, noch de interventie van een ambtenaar van de Nederlandse ambassade enzovoorts, enzovoorts.

Uw dienaar heeft daartoe eerst eens de omgeving van het Chateau de Vincennes, waar het Parijse bureau van het Légion Etrangère is gevestigd, bij dag en avond verkend.
Rondom het bouwwerk, dat ongeveer zes eeuwen oud is en dat op sommige plaatsen nog precies hetzelfde is als dat wat men op de verrukkelijke gouache in de „Tres riches heures du Duc de Berry” boven de bomen uit ziet steken, leeft en handelt een drukke buurt van café’s, bistro’s, hotelletjes en andere oorden van het kleine vermaak.
Men vindt er reeds des ochtends om een uur of tien, elf de légionnaires, die een ogenblik vrij hebben voor de toonbanken in vrouwelijk gezelschap, waarvan het beroep geen twijfel laat; men vindt die zelfde stoffering er twaalf uur later nog. Zij het in alle opzichten in iets verder gevorderde staat. Maar ik geloof dat men iets dergelijks rondom vele kazernes en militaire instellingen aantreft.
In een van de naar mijn mening obscuurste bartjes heb ik gevraagd, waar men zich voor het Legioen kon aanmelden. Algemene verbazing en een lang niet onbekoorlijke jonge vrouw, die mij bij de arm vatte; ,Eh bien monsieur, weet u dan niet dat u de gehele dag aan de overkant in het kasteel terecht kunt? Komt u morgen om negen uur terug. Maar zult u eerst nog niet een glaasje drinken?” Geen ronselaar dus, goede lezer, die mij Raki, Noilly of champagne aanbood en onderwijl een vulpen en een formulier voor den dag haalde. Geen dame, die met haar charmes een aanmeldingsformulier onthulde noch drie sterke knapen, die mij vloerden en mij de hand vasthoudend, mijn handtekening afdwongen. Niets en niets.
Het bleef alles even genoeglijk als in alle kleine cafétjes ter wereld en alleen bij het weggaan zei de baas: „Bedenkt u zich nog maar eens. Tegen liefdessmart bestaat wel een remedie en wanneer u iets met de justitie mocht hebben, het is al gauw minder dan vijf jaar.”

Dies bleef er weinig anders over dan mij de volgende dag bij de kapitein te melden, die in het kasteel zetelt en die de commandant is van het kleine detachement van het Legioen, dat te Parijs is gevestigd. Eerst een wandeling door vele, wat duistere maar frisse gangen, inkijken in kleine slaapzalen, in een cantine, in een paar bureau’s. Ergens op het hoofdeind van een krib ligt de bekende legionnairspet met de witte bovenkant en daarop slaapt een minuscuul poesje. „Zij hebben ook goed te eten hier” zegt de adjudant, die mij begeleidt. Dan het bureau van de kapitein, dat er net zo uit ziet als dat, waarin kapitein Sitsen in Amersfoort of kapitein Wildeboer in Alkmaar resideerde.

Van die kapitein heb ik het volgende gehoord: „Het is uitgesloten dat iemand voor het Vreemdelingenlegioen wordt geronseld of dat hij met een dronken kop tekent. Waarom? Omdat wij niemand aannemen, die niet van een bijzonder sterke constitutie is. Dat wordt eerst onderzocht. Drie keer moet men door een geneesheer worden gecontroleerd. Eerst wordt men doorgelicht; dan volgt een eerste keuring. Daarna de definitieve. En dan kan men pas tekenen. Er komt wel eens iemand hier bij me, die een slokje te veel op heeft. Natuurlijk. Een man drinkt zich wel graag moed in. Ik stuur hem dan eerst maar eens naar de cantine hier om koffie te drinken. Hij mag ook gaan slapen. Daarna mag hij naar huis gaan en hij kan blijven. Doch dan wordt hij toch eerst onderzocht. En wat die befaamde premie betreft…, die wordt eerst aan de man zelf in Noord-Afrika uitbetaald.
In totaal 50.000 francs en zoveel kan hij daar ook niet mee doen. De eerste achttien maanden verdient een gewoon soldaat trouwens niet meer dan dertig francs per dag. — Is het waar dat iedereen zich kan melden en dat men geen papieren vraagt?
„In principe — de bepaling dateert van 1831 — moeten de kandidaten een geboortebewijs en een bewijs van goed zedelijk gedrag overleggen maar de wet kent uitzonderingen, de commandant mag dan bepalen wat voldoende is.
Natuurlijk komt dat nogal eens voor. — Krijgt iedere legionnair de Franse nationaliteit?
„In tijd van Oorlog direct.
Anders eerst na vijf jaar, de tijd waarin men zich de eerste keer verbindt.
En hij mag de naam aannemen, waaronder hij zich bij ons heeft gemeld.”

— Begrijpt u hoe al die verhalen over ronselaars en zo in de wereld komen? „Heel goed. Onlangs hebben we dat nog gezien bij een Nederlandse jongeman, die zich had aangemeld. Zijn vader kwam hier en hij was toen zo bang voor straf, dat hij heeft gezegd — ik las net in de dagbladen — dat hij was geronseld.
Ik heb zijn aanmeldingsformulier hier nog; hij tekende het, volkomen bij zijn verstand, in mijn bureau. Soms vraagt men annulering. In principe doen wij dat niet. Ieder die tussen de achttien en veertig is kan tekenen. Blijkt achteraf dat men nog geen achttien is dan stemmen wij er wel in toe dat het niet doorgaat. Anders zeggen wij: het is een overeenkomst en daar moeten partijen zich aan houden”. — Wordt iedereen eerst soldaat of kan men ook als officier tekenen?
„De bepalingen kennen het aannemen van buitenlandse officieren dat komt ook wel voor doch in de regel moet men ten minste achttien maanden gewoon soldaat blijven”.
— Hebt u de laatste tijd veel Nederlanders hier gehad? „Nauwelijks, die hebben het waarschijnlijk te goed in uw eigen leger”.
En de kapitein begint een verhaal over tulpen, kaas, jenever en over de „belles hollandaises”, dat echter met ons onderwerp weinig meer van doen heeft.

Het kasteel van Vincennes bij Parijs. Achter sombere, dikke muren begint de weg naar hel Vreemdelingenlegioen.
© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over