1956 Gedeserteerde legionair 65 dagen als verstekeling aan boord van de „Zeven Provinciën”

Het was in maart 1956 als het ware dubbel nieuws, de desertie van een Nederlander uit het Franse Vreemdelingenlegioen maar ook dat hij erin geslaagd was zich 65 dagen aan boord van het Nederlandse Marine schip de „Zeven Provinciën” schuil had kunnen houden.
Deze waarschijnlijk uit Den Haag afkomstige Nederlander met de initialen, achternaam L. of De L. en voornamen K.E. voer mee onder het alias Jelle Bakker.

Peter Geerlings schreef er 10 jaar geleden de volgende zeer informatie blog getiteld ” De Verstekeling van Sidi bel-Abbes”

Dankzij een toegeworpen reistas met burgerkleren, ‘stoute schoenen’ en bij elkaar geschraapte moed, loopt een jonge Fries rustig van boord van de Nederlandse marinekruiser Hr. Ms. De Zeven Provinciën. Dit zijn zijn laatste stappen van een hachelijk avontuur. Het is maart 1956 en de Friese Jelle Bakker is geen marineman maar een deserteur uit het Vreemdelingenlegioen. Met behulp van een aantal matrozen is hij als verstekeling vanuit Algerije in Nederland terecht gekomen. Een reconstructie

De jongeman vertelt na zijn ‘ontsnapping’ aan de Nederlandse media dat hij op een Engels vrachtschip voer en twee jaar terug in Marseille werd ontslagen. Met zijn ziel rondlopend door Marseille wordt hij overgehaald om dienst te nemen bij het Franse vreemdelingenlegioen. Zoals alle legionairs tekent hij voor vijf jaar om vervolgens al snel daarna te vertrekken naar Algerije, naar Sidi bel-Abbes.

De Zeven Provinciën, of De Zeven, is onderdeel van het Smaldeel V van de Koninklijke Marine en in 1956 in het Middellandse Zeegebied voor oefeningen. Hoewel het Noord Afrikaanse land wordt geteisterd door een hevige onafhankelijkheidsoorlog, legt het schip aan in het Algerijnse Oran. Daar organiseert het Nederlandse consulaat een busrit voor bemanningsleden van De Zeven naar het ongeveer 100 kilometer zuidelijker gelegen Sidi Bel Abbes.

Matrozen van de Amerikaanse Marine op het Hoofdkwartier van het Franse Vreemdelingenlegioen in Sidi Bel Abbes.
Dit soort bezoeken waren geen zeldzaamheid.

De verhaallijnen van Jelle en De Zeven komen nu bijeen aangezien in deze plaats het Hoofdkwartier van het Franse Vreemdelingenlegioen is gelegen. Na het bezoek wil een groepje (ex) Nederlandse legionairs mee terugrijden naar Oran.
Zij krijgen hiervoor geen toestemming. Een aantal matrozen, de Jantjes, smokkelen vervolgens die Nederlandse gelukzoekers mee in de bussen die hen terugbrengen naar Oran. Bij aankomst willen de legionairs, natuurlijk, de marineschepen bezoeken.

De volgende morgen, 23 februari, als het smaldeel weer buitengaats is gegaan, blijken op verschillende marineschepen verstekelingen te zijn gemeld van niet-Nederlandse afkomst. Zij bevinden zich op dat moment officieel op Nederlands grondgebied, waardoor een asielprocedure moet worden toegepast. Echter, aangezien het om ingezeten gaat van een bevriende natie worden zij zo snel mogelijk via Nederland naar hun land van herkomst teruggebracht. Om welk land het gaat wordt niet bekend gemaakt.

Aan boord van De Zeven lopen er op die 23e februari enkele matrozen voor de lol rond in delen van het legioen uniform. Slechts enkelen aan boord kijken er van op aangezien er vaker het één of het ander wordt geritseld, zeker door de Jantjes. Wat weinigen dan nog weten, is dat verscheidene matrozen voor een Nederlandse deserteur uit het legioen aan boord een schuilplaats hebben geregeld. Jelle wordt ondergebracht in een bergplaats voor reserveonderdelen. Daar verstopt hij zich de eerste 11 dagen totdat ze Gibraltar zijn gepasseerd.

Even voor de context, in 1956 is de Algerijnse vrijheidstrijd zeer wreed en is het Vreemdelingenlegioen, volgens de toenmalige media voor een groot deel geleid door oud SS’ers, vaak betrokken bij bloedbaden. Er zijn regelmatig deserteurs die de zelf opgelegde dienst en het geweld in het Noord Afrikaanse land de rug willen toekeren.

Aan boord van De Zeven wordt de deserteur / verstekeling niet opgemerkt door de leiding. Na het verlaten van het Middellandse Zeegebied verlaat de voormalige legionair zijn schuilplaats en heeft dan weinig schroom meer. Hij loopt rond in een matrozenpakje dat voor hem is geregeld en hij is geïnstrueerd over de gang van zaken op het schip. Net als de andere bemanningsleden, circa 900 in totaal, neemt hij deel aan de maaltijden in de cafetaria, koopt zijn spullen in de toko, gaat naar de filmvoorstellingen, bezoekt de bibliotheek aan boord en de kapper. En dan het mooiste, hij schrijft ook gedichtjes in de boordkrant. Je vraagt je af wat hij schreef, onder welke naam en rang en wie de kopij nog heeft?

Het is destijds gebruikelijk dat na langere trips de families van officieren en onderofficieren het privilege hebben om even aan boord komen voor een eerste begroeting. Zo ook die ochtend aan boord van De Zeven. Als de gasten hebben genoten van het eerste weerzien en al zwaaiend weer van boord gaan, loopt Jelle Bakker in een burgerkloffie met hen mee. Jelle is een doortastend man en heeft per brief zijn familie ingelicht over zijn komst en hen gevraagd om burgerkleding voor hem mee te nemen. Op die bewuste dag werpt een familielid een reistas met kleding vanaf de wal naar De Zeven maar het valt tussen wal en het schip. Het wordt laconiek, onder smakelijk gelach, weer opgevist. Verdekt opgesteld bij de valreep wacht hij op zijn kans en verlaat het schip en wordt op de kade opgewacht door een journalist van de Telegraaf.

Daar doet hij zijn spectaculaire verhaal wat niet lang daarna in een extra editie verschijnt. Overige media pikken het nieuws met voorpagina-artikeltjes op.
Zo wordt in De Waarheid van 28 maart 1956 een artikel op de voorpagina over de verstekeling gepubliceerd. De strekking van dit artikel net als in de andere media: ‘Er had 63(!!) dagen lang een verstekeling op één van de modernste kruisers van de NAVO gezeten, zonder opgemerkt te worden!’

Kort daarna komt de Marine-inlichtingendienst aan boord van De Zeven en het schip vertrekt vanaf de Parkkade in Rotterdam weer naar zee. En dat terwijl het grootste deel van de bemanning zich opmaakte voor het Paasverlof. Na veel spanningen onder de bemanning treden de helpers van de verstekeling naar voren en kan, een paar dagen later dan gepland, toch het Paasverlof ingaan voor de bemanning.

En de helpers van Jelle? Zij krijgen een disciplinaire straf waarvan de inhoud niet bekend is.

En Jelle? Hij besluit na zijn interview een low profile te houden. En dat is gelukt… Tot nu.

Uitvoerig is deze gebeurtenis ook beschreven in een uitgave van de Stichting Promotie Maritieme Tradities, samengestel door Chris Mark met de titel “Hr. Ms. DE ZEVEN PROVINCIËN 1939 – 1976“.

De reis van het schip naar Noord-Afrika is in detail beschreven, hier beginnen met het moment dat het schip aanlegde in Oran

Vrijdag 20 januari 1956. Aankomst Oran.
Op de dagwacht stoomde het smaldeel in formatie op naar de rede van Oran, waar om 09.30 uur een nationaal saluut werd afgegeven, dat door het fort Lamoune werd beantwoord.
Om 10.45 uur werden de trossen belegd en volgde de gebruikelijke bezoeken over en weer.
In Oran zelf was het rustig, maar rondom de stad rommelde het wel eens, zodat het passagieren tot middernacht beperkt werd.
Op zaterdag speelde het voetbalelftal van de kruiser een wedstrijd tegen de Franse marine dat door de mannen van De Zeven met 4-3 werd gewonnen.
Op maandag was er voor 80 opvarenden een bustocht naar het ongeveer 80 km verder gelegen Sidi-bel Abbes, het hoofdkwartier van het Franse vreemdelingenlegioen.
Later zou blijken dat dit bezoek vergaande gevolgen had.

Maandag 23 januari 1956. Vertrek Oran. Op het eind van de middag werd de haven van Oran verlaten en werd tussen 24 en 26 januari in de baai van Arzeu met de Franse marine geoefend, waaraan de in Oran gebaseerde vliegtuigen van de MLD deelnamen.
[…]

Maandag 26 maart 1956. Aankomst Rotterdam.
Op de voormiddag werd langs de Parkkade afgemeerd waarmee een einde kwam aan een leerzame voorjaarsreis.

Woensdag 28 maart 1956. Vertrek Rotterdam.
Na terugkeer van een paar dagen verlof kochten enkele opvarenden op het Centraal Station in Rotterdam het dagblad De Telegraaf en lazen tot hun stomme verbazing dat zich tijdens de afgelopen reis een verstekeling aan boord had bevonden.

Op de voorpagina van De Telegraaf op 28 maart 1956.
Bij de foto:
NA SPANNEND AVONTUUR OP DE KADE
staande voor de “Zeven Provinciën” haalt een opgeluchte Jelle Bakker op de Rotterdamse Parkkade zijn legionnair-pet te voorschijn. (Eigen foto)
[ Foto Telegraaf ]

Volgens de krant betrof het de uit Friesland afkomstige 30-jarige Jelle Bakker die in januari 1953 als matroos van een Britse kustvaarder zich in Marseille had afgemonsterd omdat de kapitein de blanke deksbemanning wilde verwisselen voor een zwarte.
Samen met een andere Britse zeeman ontmoette hij een Tsjech, vermoedelijk een ronselaar, en belandde in het Franse Vreemdelingen Legioen waar hij enkele malen operationeel werd ingezet. Dit beviel uitermate slecht en de Fries zocht zich een uitweg om hieraan te ontkomen. Tevergeefs!

Tot zich plotseling op maandag 23 januari een tweetal bussen met Nederlandse marinemensen aandienden voor een rondleiding in Sidi-Bel-Abbis. Hij vroeg toestemming om met de Nederlanders naar Oran af te reizen om het schip te bezichtigen, hetgeen hem botweg werd geweigerd.
Een Nederlandse officier echter fluisterde hem in het oor: “als je bukt kun je op de vloer van de bus duiken” en daar trof hij nog enkele medevluchters aan.
Met de bus belandde hij in Oran en mengde zich onder de belangstellenden die de kruiser bezochten, echter… zonder weer van boord te gaan.
Hij verstopte zich in een kleine benauwde ruimte en kreeg voorlopig van een matroos koffie en brood toegestopt. Na enkele dagen bemachtigde hij zelfs een matrozenuniform en kon aldus alle oefeningen van nabij mee te maken. Onderweg schreef hij een brief naar zijn ouders en legde hen de situatie uit met het verzoek bij aankomst in Rotterdam aanwezig te zijn met burgerkleding. Na het afmeren aan de Parkkade stroomde de familieleden aan boord en in de drukte stapte even later de ex-legionair Jelle Bakker, gekleed in colbert, de valreep af de vrijheid tegemoet.
Aldus het verhaal in De Telegraaf waar in werkelijkheid maar een klein gedeelte van klopt.

De L., K.E.
Mogelijk Klaas de Lange uit Delft die zich uitgaf voor Jelle Bakker.



In het KRO-radioprogramma Adres Onbekend van zondag 15 februari 1998 (hartelijk dank KRO) om deze verstekeling op te sporen kwam echter een geheel ander verhaal aan het licht. Eenmaal aan boord noemde hij zich niet Jelle Bakker, maar Klaas de Lange [Niet zeker of diet echt zijn naam was] uit Delft, en werd door matroos 2e klas Jan O. Janssen (bijnaam Blauwe Janssen) aanvankelijk in de stuurboordsfankamer en na een week in de achterkonstabelsbergplaats nabij kanon 4 verstopt waar hij hem met de grootste moeite verzorgde en hiermee enorme risico’s op zijn schouders haalde. Uit de arrestkist versierde hij een paar sokken en een blauwe overal en slechts enkele malen werd de verstekeling in de nachtelijke uren door hem aan bakboord bij de 57 mm mitrailleurs gelucht. Eenmaal in Rotterdam aangekomen verkocht de legionair uit geldgebrek zijn verhaal aan De Telegraaf, hetgeen een flinke opschudding veroorzaakte, en toonde daarmee zijn dank aan zijn helper, steun en toeverlaat en redder in de nood matroos Janssen die hiervoor een flinke krijgstuchtelijke veroordeling aan zijn broek kreeg.
Hoe deze verstekeling zich ook noemen mag, in ieder geval is aan het licht gekomen dat hij een onfrisse achtergrond had en door justitie werd gezocht. Vandaar mogelijk deze schuilnaam.
Er was echter nog sprake van een tweede of derde verstekeling, eveneens legionairs, maar deze blijken destijds met Hr.Ms. Van Ewijck naar zee te zijn vertrokken, doch werden na enkele dagen op een Nederlandse kustvaarder overgezet.

Niettemin is dit een unieke gebeurtenis in de rijke geschiedenis van de Koninklijke marine. 

Légionnaire Jelle Makker (geheel rechts) wordt na zijn terugkeer uit Indo-China gedecoreerd.
[ Foto Telegraaf ]



© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over