1956 Het Verhaal van een Avonturier

Voorwoord

“Het verhaal van een avonturier”, onder deze titel publiceerde het “Algemeen Dagblad” het relaas van een Nederlandse legionniare, in drie delen. De identiteit van de man werd volledig anoniem gehouden.
De auteur zou vijf jaar lang bij de staf van het vreemdelingenlegioen als telegrafist dienst hebben gedaan.
De delen verschenen op 10, 11 en 14 december 1956.
Een verwijzing naar de strijd om Dien Bien Phoe, “Daarover een andere keer”, aan het einde van deel 2 wekt de indruk dat er mogelijk delen ontbreken. De uitgaves van het “Algemeen Dagblad” van 12 en 13 december werden daarom nog bladzijde voor bladzijde bekeken, maar daarin werden geen delen van het relaas aangetroffen.
In het slot artikel is spraken van “een viertal artikelen over het Legioen”.

Wel verscheen er op 18 december 1956 in dezelfde krant een reactie van een andere oud-legionnaireop het relaas. Ook in dit geval werd zijn indentiteit anoniem gehouden. In zijn reactie beschuldigde hij de “avonturier” van rancune met als doel zoveel mogelijk een gevoel van afschuw bij de lezers op te wekken.

Het relaas is inderdaad zeer anti-vreemdelingenlegioen, iets wat meestal gebruikelijk was voor die periode bij berichtgeving over het Legioen.
Opvallend is wel dat het enerzijds oude mythes, zoals de zeer draconische straffen in stand gehouden werden terwijl anderzijds de mythe van o.a. het ronselen duidelijk ontkracht worden.
Duidelijk is wel dat diegene die het relaas vertelde beschikte over gedetailleerde “inside information”, met name de beschrijving van het werk op bureau de securité valt hierbij op. Dit heeft ook duidelijk de belangstelling van de schrijver. Anderzijds lijken sommige passages zoals die over de wandluizen zo overgenomen uit Duitse Anti-Legioen boeken uit het begin van de 20e eeuw. Een mogelijkheid is dat het verhaal van de “avonturier” door een “ghostwriter” werd ingekleurd.
Bijzonder is dat de “avonturier” dienst nam in Sidi Bel Abbes, Algerije. Behalve voor mogelijk een zeeman was dit voor een Nederlander een ongebruikte plaats om te bezoeken. De meeste Nederlanders namen meestal dienst bij rekruteringsdepots net over de grens in Noord Frankrijk, een enkeling vaak zeelui namen dienst in Marseille.

HET VERHAAL VAN EEN AVONTURIER
(I)


Het Franse vreemdelingenlegioen heeft een naam, die een wereld van geheimzinnigheid en avontuur verbergt. Bij velen wekt die naam alleen al weerzin.
Een enkele jongere wordt soms als door een geheimzinnige macht getrokken naar een avontuur, waarvan hij eigenlijk niets af weet. Het is ook zo moeilijk iets te horen van het leven in het Vreemdelingenlegioen.
Duizenden, die zich er hebben gemeld, zijn nooit meer teruggekomen.
En de weinigen, die het er levend hebben afgebracht, hebben meestal wel een reden erover te zwijgen.
Met stijgende verwondering hebben wij dan ook geluisterd naar het relaas van een jonge landgenoot, die vijf jaar lang bij de staf van het vreemdelingenlegioen als telegrafist dienst deed.
Wij publiceren het onopgesmukte verhaal van deze avonturier, die heelhuids terugkwam.

Legioen der verschrikking

Schuilplaats voor teleurgestelden, vechtersbazen en boeven

In 1951 stapte ik de kazernepoort te Sidi Bel Abbes binnen. De sergeant van de wacht, aan wie ik vertelde dat ik dienst wilde nemen bij het Vreemdelingenlegioen, keek mij eens aan en zei alleen: „Denk er eerst nog maar eens goed over na en kom dan morgenochtend terug.” Mijn besluit stond echter al vast. En ik bleef meteen. Het was zeven uur in de avond. Ik kon dus net nog meedoen aan de maaltijd.
In de kazerne kwam ik terecht in een internationaal gezelschap. Een geroezemoes van allerlei talen, waar het Duits boven alles uit klonk. De „pinard”, een rode landwijn, had blijkbaar voor een „gezellige” stemming gezorgd. Als nieuweling was ik spoedig omringd door mijn toekomstige kameraden. In diverse talen vroeg men mij, waar ik vandaan kwam. Ik mompelde maar iets over het Ijzeren Gordijn. De volgende morgen zou ik de waarheid wel moeten vertellen, want bij het bureau de securité van het legioen nam men geen genoegen met verzinsels.

Niet geronseld

Toen een sergeant bemerkte, dat ik nogal goed overweg kon met de verschillende talen, werd ik die eerste avond al kamerwacht van de doorgangscompagnie C.P.3. Om half tien was het appèl en toen naar de slaapzaal. Van slapen kwam echter niet veel. Zodra het licht uitging, kropen duizenden wandluizen door de slaapzaal. Ik voelde, hoe de diertjes zich als parachutisten van het plafond op ons neer lieten vallen. Ook zonder die vieze beesten zou trouwens mijn slaap er bij zijn ingeschoten. De banale gesprekken van mijn collega’s hielden mij wakker. Het werd mij al heel gauw duidelijk, dat de meesten meer dan genoeg hadden van het leven in het legioen. Het bleek nergens uit, dat zij geronseld waren. Bijna allen waren jongens, die thuis waren weggelopen, omdat zij schulden hadden gemaakt of door een meisje in de steek waren gelaten. Ook was er onder hen een enkele oud-soldaat of een; pas vrijgelaten S.S.-er, die het oorlogvoeren niet laten kon.
De Italianen en Spanjaarden kwamen doorgaans uit honger, de Slaven door werkloosheid en de enkele Belgen en Zwitsers in het legioen bleken meestal wel „iets aan de hand” te hebben gehad. De Fransen, die ongeveer vijf procent van de legionairs uitmaken, hebben allemaal een andere nationaliteit opgegeven, want er mogen geen Fransen in het vreemdelingenlegioen dienen. Men mag trouwens wat dat betreft zoveel verzinnen als men zelf maar wil. Naam, leeftijd en nationaliteit mogen gerust vervalst worden. Die valse namen komen dan op de militaire papieren en men is voortaan voor de politie onvindbaar.
Zoekt u een Dubois? Die is hier niet. Boeven Geen wonder, want Dubois heet al lang legionaire De la Bretelle of iets dergelijks. Alleen als Dubois een grote misdaad op zijn geweten heeft, kan het gebeuren, dat hij aan de politie wordt uitgeleverd. Dat gebeurt vrijwel nooit. Een heel enkele keer weet de Interpol de hand te leggen op een misdadiger van groot formaat, die zich in het Vreemdelingenlegioen aan zijn straf dacht te onttrekken. Alleen in het kaartsysteem van het bureau de securité staan de echte en valse namen naast elkaar op een kaart. Op die kaart wordt ook alles geboekt, wat men op zijn geweten heeft. Zolang men in dienst is, blijft dat alles geheim, zodat men in het legioen eigenlijk een nieuw leven kan beginnen.

Dit alles kwam ik de eerste nacht al te weten, in de slapeloze uren. Pas toen de wandluizen in de morgen volgezogen weer aftrokken, viel ik in slaap. Voor even maar, want al heel spoedig maakte luid trompetgeschal er een einde aan.
Een ontbijt van een beker koffie er een stuk brood met kaas, waarvoor men nauwelijks tijd krijgt het op te eten, vormde de inleiding van de nieuwe dag. Wassen is er niet bij, want de wasbakken moeten schoon blijven. Mijn burgerkleren werden verwisseld voor een oud en vies uniform. Toen naar de dokter voor de keuring. Erg nauw neemt men het bij die keuring niet. Het gaat immers toch maar om kanonnenvlees. Ik werd dus goedgekeurd. Daarna meteen aan het werk. Aardappels schillen. Wie probeert, zich aan het karwei te onttrekken, krijgt een trap en moet toch weer aan de gang. De Duitsers zingen, terwijl ze de aardappelen jassen: „Wij dragen ons lot met geduld, aan de ellende zijn wij zelf de schuld”.
Op iedere klacht, die men uit, is maar één antwoord: „Niemand heeft je toch gevraagd, hier te komen?” Zo is het ook. Geronseld is niemand. Iedereen is vrijwillig gekomen en iedereen moet dan ook de vijf jaar uitdienen, waarvoor hij heeft getekend. Als hij tenminste niet eerder door een kogel is doorboord. Reeds de eerste dag bemerkte ik dat men niet karig is met scheldpartijen en slaag. Wie verkeerd wil, komt in de gevangenis of in het strafkamp. Ware verschrikkingsoorden, waar oud-S.S.-ers hun terreur uitoefenen. Voor een dode meer of minder schrikt men er niet terug. Iemand kan toch doodgaan? Dan moet men maar zorgen niet naar het strafkamp te komen, zeggen ze. Tot de belevenissen van de eerste dag behoorde ook het onderzoek hij het bureau de securité.

Daarover in een volgend artikel.

In Indochina kwam de wrede training de soldaten van het Vreemdelingenlegioen van pas. Het harde leven van een jungleoorlog eiste alles van hun uithoudingsvermogen. Deze foto werd gemaakt tijdens een afleidingsmanoeuvre in de buurt van het beroemd geworden Dien Bien Phoe.

HET VERHAAL VAN EEN AVONTURIER
(II)


Wie fatsoenlijk is wordt soldaat
Wie het niet is wordt officier


Twee dagen was ik al in het Franse vreemdelingenlegioen. Niemand had mij echter nog gevraagd mijn handtekening te zetten onder het contract, waarin ik mij voor vijf jaren dienst zou verbinden.
Op de derde dag werd ik opgeroepen te verschijnen in het Bureau de Securité, de schakel tussen het legioen en de buitenwereld. Nadat ik mijn identiteitspapieren had afgegeven, begon een onderzoek, waarover ik in de eerste dagen al de meest verschrikkelijke dingen had gehoord.
De kandidaat-legionaire moet er alles vertellen, wat hij op zijn geweten heeft. Doet hij dat niet, dan heeft men wel middelen om toch achter de waarheid te komen.
Stompen in de maagstreek of met het hoofd tegen de muur geslagen te worden zijn meestal wel voldoende, wie daarna nog blijft zwijgen, moet met zijn knieën op een ruwe lat gaan hangen met de neus tegen de muur, net zo lang, totdat de waarheid voor de dag komt.

Verklikkers
Ik vertelde de waarheid maar onmiddellijk aan de kapitein, die mij verhoorde.
Hij was erg vriendelijk en zei dat ik door mijn middelbare schoolopleiding heel geschikt zou zijn om officier te worden.
Toen bleek, dat hij van mij een ,,indicateur”, een verklikker, wilde maken. Ik zou is anders behoeven te doen dan het Bureau de Securité op de hoogte houden van de gesprekken der kameraden, die mij zouden worden aangewezen. De daarmee verkregen inlichtingen, die volgens zijn zeggen dienden om oorlogsmisdadigers op te sporen, zouden beslissend zijn voor mijn promotiekansen. Heel vreemd, zo antwoordde ik hem, dat met zo’n perfect verklikkersysteem de sergeanten en adjudanten van het vreemdelingenlegioen, die niet onder stoelen of banken steken vele doden te hebben vermoord of in Indo China talrijke roofmoorden te hebben gepleegd, nog altijd niet als ,,oorlogsmisdadigers” waren ontmaskerd.
De vriendelijkheid van de kapitein was al minder, toen hij mij probeerde uit te leggen, dat al die voortreffelijke onderofficieren hun oorlogsmisdaden reeds lang hadden goedgemaakt door hun heldendaden in de rangen van het legioen.
En zijn gezicht ver..ende, toen ik hem zei maar liever gewoon legionnaire te blijven.
De verklikkers moest hij maar onder een ander slag kandidaten zoeken. Weg was mijn kans in een goed blaadje te komen. Op mijn persoonsregister in het kaartsysteem kwam te staan: Moet in de gaten worden gehouden.

Begeerlijk bezit

5 jaar lang zou ik dus als gewoon soldaat bij het legioen moeten dienen. En trouwens alle fatsoenlijke manen. Men houdt er niet van intellectuelen die alles te gauw en te gemakkelijk doorzien. Het werd mij tijdens het onderzoek en later uiteraard nog meer duidelijk, dat het veiligheidskantoor van het Legioen de opdracht heeft de Interpol op de hoogte te houden. Of als dat beter in zijn kraam te pas komt, te misleiden. En dat is niet heel moeilijk. Het Bureau de Sicurité beschikt namelijk over duizenden identiteitspapieren van de gesneuvelde legionaires. Dat waren er in 1954 in Indochina alleen al ongeveer 10.000.

Voor de misdadigers onder de legionnaires zijn die identiteitspapieren, paspoorten en dergelijke een zeer begeerlijk bezit, als zij na het verstrijken van hun diensttijd in de maatschappij terugkeren en de kans lopen voor een nog niet verjaard misdrijf in de kraag te worden gegrepen.
Zij proberen dan eenvoudig onder de naam van een der gesneuvelden een nieuw leven te beginnen.

Nieuw leven

Zo is er het verhaal van de S.S.-er, die na zijn gevangenneming op onverklaarbare wijze in een Amerikaans Wachtkorps terechtkwam. Na in West Duitsland te hebben geroofd, wat hij kon vluchtte hij naar Frankrijk en nam dienst hij het vreemdelingenlegioen.
Geslepen als hij was, zag hij de kans beheerder te worden van de officiersmess in Hanoi, waar hij ,zich door de officieren dik liet betalen voor de sterke drank, de kippen en eenden, die hij door zijn kornuiten bij Chineese boeren liet stelen.

Ook verrijkte hij zich door het “verzamelen” van kostbare Boeddhabeeldjes uit de pagodes of altaargoud uit de kerken der Caodisten. De met behulp van driegende machinepistolen bijeen verzamelde kostbaarheden stuurde hij in grote koffers als reisbagage naar Duitsland.
Na vijf jaar legioendienst was hij een rijk man voor wie het niet paste in de gevangenis te komen. Hij kocht dus van een employévan het Bureau de Securité een geldige Duitse pas van een gesneuvelde legionair, die niets op zijn geweten had.
en sindsdien leef de oud S.S.-er veilig en comfortabel in Duitsland, waar niemand hem onder zijn nieuwe naam kent.

Tot de taak van het veiligheidsbureau behoort ook het voorkomen van desertie. Een belangrijk middel daartoe is het controleren van de post. Als er in de brieven naar of van huis ook maar iets staat, dat op een mogelijke ontvluchtingspoging duidt, is de man die de brief schreef nog niet gelukkig. Ik maakte mee, dat een Belg, die naar huis schreef ,,Ik walg van de Franse democratie” letterlijk half dood geranseld werd en daarna naakt in een kil en grauw cachot werd gesmeten. Ruwheid en wreedheid kenmerken het legioen, als het om strafacties gaat tegenover zijn eigen manschappen, doch ook tegenover de volkeren, die het moeten ontgelden. Als Frankrijk zijn eigen handen niet wil vuil maken, wordt het legioen er op af gestuurd. De Duitse of Spaanse legionaires zien er niet tegen op enkele dorpen in brand te steken, alle mannen te vermoorden, onder het voorwendsel, dat er van die dorpen uit op het legioen zou geschoten zijn. Alles, wat wij in de eerste dagen hebben meegemaakt, is nog maar een inleiding op wat komen gaat: de uiterst harde opleiding de reis naar het Verre Oosten, de strijd om Dien Bien Phoe. Daarover een andere keer.

(Wordt vervolgd)

HET VERHAAL VAN EEN AVONTURIER
(III)
?

Niet gevonden.

HET VERHAAL VAN EEN AVONTURIER
(Slot)


[ Algemeen Dagblad 14-12-1956 ]

Ontsnappen is een hachelijke zaak

Na wat wij reeds over het leven van de legionair schreven, zult u zich misschien hebben afgevraagd, wat zo’n man wel verdient. In dit laatste artikel zullen wij u er een antwoord op geven.
De eerste achttien maanden krijgt de legionair 75 francs per dag.
De volgende achttien maanden 200 en de laatste twee jaar 250 francs.
Als hij na het aflopen van de eerste vijf contractjaren blijft, wordt zijn loon elke twee jaar automatisch verhoogd.
De soldij hangt echter ook af van bepaalde bekwaamheden (zogenaamde échelles) en van de rang. Iemand die, voordat de eerste zes maanden van zijn diensttijd om zijn, de tweede échelle behaalt — na een examen, waarvoor iedereen zakt, die er bij de officieren niet goed opstaat — krijgt 25.000 francs ineens in handen, 2000 franc aan soldij meer per maand en aan het einde van de vijfjarige diensttijd nog eens 27.000 francs.
Dit laatste bedrag komt in de legioenskas, als de soldaat sneuvelt.

Alleen als….

Een soldaat, die de tweede échelle pas na de eerste zes maanden behaalt, krijgt niets direct in handen. Na drie jaar krijgt hij iets meer dan zij, die in het geheel geen examen doen. De soldij betalingen en het vaststellen van de grootte ervan zijn onbegrijpelijk en komen er op neer dat het Legioen alles in gedeelten betaalt met het oog op de mogelijkheid, dat de militair sneuvelt of wegloopt.
Ook wordt iemand alleen maar goed betaald of in rang verhoogd, als men kan aannemen dat hij in het legioen carrière maken wil en dus steeds zal bijtekenen.
Iemand, waarvan kan worden aangenomen, dat hij na de verplichte vijf jaren zo snel mogelijk verdwijnt, blijft gewoon soldaat. Het is dan ook niet te verwonderen, dat de enkele „nette” figuren in het legioen voornamelijk onder de manschappen en niet onder de gegradueerden worden aangetroffen.

Cynisch

In Indochina dreef de legerleiding haar cynisme zo ver door, dat zij de soldaten veertig procent van hun soldij beloofde bij terugkeer in Afrika. Dit gebeurde toen de piaster devalueerde en de soldij naar evenredigheid werd verhoogd. Bovendien wist de legerleiding maar al te goed dat de meeste legionairs niet uit de hel van Indochina zouden terugkeren.
De gedeeltelijke uitbetaling vindt ook plaats met de engagements premie. Daarvan krijgt men de eerste 5000 francs onmiddellijk als men zijn handtekening heeft geplaatst. De resterende 5000 francs krijgt men echter pas na vijf jaar. Als men dan tenminste nog m leven is. De laatste tijd worden zelfs de eerste 5000 francs pas uitbetaald, als men zes maanden in dienst is om te voorkomen, dat men teveel geld in handen zou krijgen en op de gedachte kon komen er mee vandoor te gaan.

Een soldaat die in de eerste zes maanden wegens ziekte of opgelopen verwondingen wordt afgekeurd, wordt zonder een cent naar huis gestuurd. De onderofficieren hebben over hun salaris niet te klagen. Zij krijgen 50.000 francs in de maand.
Het Legioen steunt dan ook geheel op de onderofficieren, hoofdzakelijk Duitsers, die alles te zeggen hebben en vaak veel beter op de hoogte zijn dan de jonge officieren, die kersvers van St. Cyr komen en van de praktijk nog niets weten.
Het is bij het Legioen helemaal niet van belang er goed bij de officieren op te staan, als men ruzie heeft met de Duitse sergeant.
De Duitse onderofficieren zijn wreed en streng. Voor hun eigen landgenoten in het algemeen nog erger dan voor buitenlanders.

Weinig kans

Ten slotte nog iets over het weglopen. Het is niet zo gemakkelijk te deserteren, want 98 procent van de weglopers wordt weer gegrepen of meldt zich weer vrijwillig aan. De straf voor het deserteren is dertig dagen gevangenis, waarvan tien dagen cachot, na een geweldige aframmeling, waarbij de meesten inwendige kneuzingen oplopen. De deserteurs worden door de gendarmerie naar de kazerne gebracht, waar zij het eerste pak slaag op het veiligheidsbureau te incasseren krijgen. In de eigen compagnie spelen zich daarna meestal vreselijke taferelen af. Vaak zijn de deserteurs uitgehongerd en vermoeid, maar de eerste twee dagen krijgen zij niets te eten of te drinken en gunt men hun bijna geen rust. De onderofficieren slaan of stompen, de officieren slaan met de paardenzweep. En anderen vinden er genoegen in de stumperd, die met zijn neus tegen een muur staat gedrukt, met brandende sigaretten in de huid te branden. Met een bot mes worden hem de haren van het hoofd gerukt en daarna wordt hij in de cel gesmeten. Als hij tengevolge van de martelingen soms in het cachot sterft, volgt prompt de doktersverklaring: Een val van de trap, longontsteking of mishandeling door de Arabieren,
De dode is spoedig vergeten en niemand waagt het erop het vermoeden uit te spreken dat de kapitein of een onderofficier de dood op zijn geweten heeft.
Zwijgen en „niets gezien hebben” is het beste voor eigen veiligheid.

Telkens weer

Hoewel de mannen herhaaldelijk zo’n afstraffing van een deserteur hebben meegemaakt, zijn er toch telkens weer, die proberen weg te lopen. Zij trekken de bergen in, bedelen bij de bevolking, lopen ’s nachts verder en slapen overdag in een hooiberg. Komen zij een Arabier tegen, dan is het met hun vrijheid gedaan, want de Arabieren verdienen graag de 5000 francs beloning voor het aangeven van een deserteur. Anderen doen het wat voorzichtiger. Zij laten geld van huis komen aan een of ander onbekend adres. Zij steken zich in burgerkleding, nemen trein of autobus en proberen een haven te bereiken. Als zij veel geluk hebben, vinden zij een boot. Is dat niet het geval en raakt hun geld op, dan vallen zij vroeg of laat in de handen van de politie. De deserteurs zijn aan alle grenzen gesignaleerd en er is geen doorkomen aan, als men niet door anderen wordt geholpen. En veel hulp valt er niet te verwachten in een vreemd land. Zelfs de vijanden van het Legioen, de nationalisten, zijn eerder geneigd de vluchteling te mishandelen dan te helpen. Zij kunnen toch niets met hem beginnen.
En per slot van rekening is hij „maar een roumi (ongelovige)”.

Nooit meer

Uit wat wij in een viertal artikelen over het Legioen hebben verteld, zal het duidelijk zijn, dat het beter is geen dienst te nemen dan achteraf spijt te moeten krijgen en een poging tot desertie te wagen. Degenen, die er de eerste vijf jaren levend afbrengen, beseffen dat meestal wel. Zij luisteren naar de kolonel, die hen in een afscheidsspeech toespreekt. Zij laten hem rustig praten, als hij vertelt, dat de burgermaatschappij zoveel moeilijkheden biedt en dat hij van plan is een onderofficier van hen te maken. Zij lopen er niet meer opnieuw in en kiezen het burgerleven, dat misschien wel moeilijkheden, maar niet de verschrikkingen van het Legioen te bieden heeft.

Legionnaires van het Franse Vreemdelingenlegioen op patrouille in het Auresgebergte Algerije eind 1950’s

De reactie op het relaas “Het verhaal van een avonturier”

DE ANDERE KANT VAN DE MEDAILLE

Van een lezer, die zelf ook dienst heeft gedaan in het Franse Vreemdelingenlegioen, ontvingen wij een reactie op “Het verhaal van een avonturier”, dat op het ogenblik in afleveringen in ons blad verschijnt. Hij geeft blijk in zijn diensttijd een kijk op het Legioen en de er heersende toestanden verworven te hebben, die totaal tegengesteld is aan die van de schrijver van de verhalen.
Deze beschuldigt hij er zelfs van uit rancune zoveel mogelijk een gevoel van afschuw bij de lezers te willen opwekken, een gevoel dat onze inzender tijdens zijn verblijf in het Legioen vreemd is gebleven.
Hij heeft gediend als schutter bij de lichte tanks, als parachutist en als bureaulist.
Zijn laatste activiteit bedreef hij in het Aurèsgebergte in Algerije tegen de separatisten.
Hieronder geeft hij zijn visie op wat het Legioen is.

EÉN DEVIES: HET LEGIOEN IS ONS VADERLAND

Het legioen is een oude instelling met een roemrucht verleden. Het dateert uit omstreeks 1850, toen een wet een officiële instelling schiep voor huursoldaten. Het legioen is talloze malen van uniform, bezetting en interne regeling veranderd, doch nooit van devies:
Legio Patria Nostra, het legioen is ons vaderland,
een vaderland voor hen, die om welke reden dan ook hun oude vaderland vaarwel zegden.
Op dit devies berust het legioen. En dit is dan ook het belangrijkste dat het geeft.
Indien men meer wil, dient men zich niet aan te melden. Het legioen is voor een zeer bepaalde groep mensen geschikt, hetgeen nogal eens wordt vergeten.
Het aanbod was en is nog steeds groot: misdadigers, avonturiers en a-sociale typen.
Doch ook een groot aantal onevenwichtige, maar overigens normale mensen, en voor hen is de teleurstelling het allergrootst.

RONSELEN OVERBODIG

Het grote aanbod heeft het beruchte „ronselen” overbodig gemaakt en ik heb de absolute zekerheid, dat dit in de laatste tien jaar ook niet gedaan is. Met dit argument kan men dan ook nooit iemand uit het legioen krijgen.
De vertegenwoordigers van de Nederlandse Staat in Frankrijk weten dit zeer goed.
Uit de diverse aanmeldingscentra: Rijssel, Straatsburg, Nice, Parijs etc. kan men dan ook zeer gemakkelijk ontsnappen.
Het laatste verzamelpunt is in het Bas Fort Saint Nicolas, dat bewaakt wordt, doch de vele corveeën maken het zeer eenvoudig om weg te lopen.

Marseille. Vue générale de Malmousque

Het kamp Malmousque, even buiten Marseille, waar men te werk kan worden gesteld, is zelfs geheel onbewaakt, maar in Marseille beschikt men niet meer over burgerkleren.
De aanmelding geschiedt op basis van vrijwilligheid en voor de tijd van vijf jaar. Hieraan houdt men zich strikt.
Evenals in de meeste legers telt echter de tijd, in de gevangenis doorgebracht na een veroordeling door de krijgsraad (Tribunal militaire), dus voor een ernstig vergrijp, niet mee voor de diensttijd.

GEEN VERSCHIL

Veroordelingen voor de krijgsraad zijn zeer ernstige zaken en zeker geen middelen om de diensttijd te verlengen. Deze vallen bovendien onder de jurisdictie van een Région militaire, waarvan de bevelvoering steeds in Franse handen is en waarbij geen verschil wordt gemaakt tussen een Fransman en een legioensoldaat.
Het is zelfs niet eens altijd zo, en zeker niet in vredestijd, dat desertie veroordeling door de krijgsraad inhoudt, wat b.v. in Nederland wel het geval is.
Dit geldt eveneens voor insubordinatie en dienstweigering.
Verder is mij een geval bekend, waarbij een legionnaire vlak voor zijn ontslag de privéauto van zijn kapitein vernielde. Hij kon toen kiezen tussen gevangenisstraf (na veroordeling door de krijgsraad) en terugbetaling.
De legionnaire koos toen het laatste en tekende bij, waarbij zijn soldii als afbetaling voor het grootste deel werd ingehouden. Hier is juridisch niets op aan te merken.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over