1959 De legionnaires van Sem Presser


In 1959 kreeg de Nederlandse journalist en fotograaf Sem Presser toestemming van Generaal Gardy, inspecteur-generaal van het Franse Vreemdelingenlegioen een reportage te maken over het Legioen.
Presser beschreef zijn ontmoeting met Gardy als volgt:
Sidi-Bel-Abbes, de door het vreemdelingenlegioen gebouwde stad in Algerije. In de kamer van de commandant staat een kleine man met uitgestoken handen op mij te wachten: generaal Gardy, inspecteur-generaal van het Legioen, die dezelfde ochtend zijn hoofdkwartier in Parijs heeft verlaten en naar Afrika is gevlogen om de legioensoldaten te inspecteren.
“Monsieur Presser,” zegt hij, “er wordt veel onzin over het Legioen verteld en er wordt veel gelogen. Ik hoop dat u uw lezers zult vertellen wat u zelf gezien hebt. Hoe u dat doet, gaat mij niet aan. Ik kan u slechts zeggen dat u kunt gaan waarheen u wilt, dat u alles van het Vreemdelingenlegioen kunt zien.”

In de periode rond Juli 1959 bracht Sem Presser vijf weken door in Algerije en bezocht daar de verschillende garnizoenen van het Legioen. Hij maakte er honderden foto’s.
De uitgebreide reportage verscheen vanaf 17 Oktober 1959 in vier delen in het blad REVUE onder de titel:
“Sem Presser in het Vreemdelingenlegioen”

De Nederlandse legionnaires

In zijn reportage beschreef Presser ook enkele ontmoetingen met legionnaires van Nederlandse herkomst.
Hun namen werden in de meeste gevallen aangepast.

De enige foto uit de reportage waarop met enige zekerheid twee Legionairs van Nederlandse herkomst te zien zijn, die zich Harry Gezelle en Cor Braat lieten noemen ]

COR BRAAT EN HARRY GEZELLE

“De linkste legionair is een Nederlander en de op een na linkste eveneens. De een: Harry Gezelle, de ander: Cor Braat. Bij mijn bezoek zijn ze beiden gelegerd in Laghouat. Een gezellig stadje dat toegang geeft tot de Sahara. In het centrum staat een groot kazernecomplex waarin dienstplichtige Franse troepen en legioensoldaten dooreen gelegerd zijn. Van daaruit wordt een enorm stuk woestijn gecontroleerd. Het Legioen doet dat met twee compagnieën gemotoriseerde Saharatroepen. Fikse jongens, die tegen de hitte kunnen, vaak de lange Saharabroek dragen en zich heel hoog verheven voelen boven de legionairs die niet officieel met de Sahara van doen hebbe
Maar wat Harry Gezelle betreft. Ik was nog geen twee uur in Laghouat of hij kwam naar mij toe, een man al met een sierlijk baardje zoals dat eigenlijk hoort in een Sahara-compagnie. “Ik ken u,” zei hij, “bent u niet Sem Presser?” Ik vroeg mezelf af of ik soms voor het Legioen getekend had, de avond te voren in een te jolige bui in Djelfa. Nee, hij kende mij uit REVUE – daarin had een foto van mij gestaan bij een reportage uit Kenya. Het Nederlandse Rode Kruis zendt namelijk geïllustreerde bladen naar Nederlandse soldaten, ook als zij in het Vreemdelingenlegioen dienen; REVUE ontbreekt daarbij niet.

JOHAN TER MUL

Adjudant Johan ter Mul heeft mij als een vorst ontvangen. Hij woont in een naar omstandigheden vrij fris gebouwtje, dat met een paar andere gebouwen en een paar rollen listig aangebracht prikkeldraad een verdedigbare post vormt in de woestijn bij het Arabische gehucht Ksar-el-Hirane(a).
Hij heeft mij gevraagd zijn familie de groeten over te brengen: de familie Bastiaan, Uiterwaardenstraat 261, 1 hoog, Amsterdam.
Adjudant Ter Mul heeft overigens hard gewerkt.
In 1945 is hij in het Legioen terechtgekomen; sindsdien heeft hij onder de Franse vlag gevochten: in Indo-China en in Noord-Afrika. Hij is 34 jaar oud
[ geboren rond 1925 ]

ALEXANDER PRIJS

Een jongen van andere allure trof ik niet ver van Ksar-el-Hirane, in Mekkhareg. Ook al zo’n buitenplaats, zwetend in de zon, van waaruit het Legioen controle uitoefent over een gebied dat vele malen de oppervlakte van Nederland bestrijkt. Alexander Prijs komt met ‘n nummer van REVUE naar mij toe – ontvangen van het Nederlandse Roode Kruis.
Hij bestuurt een gepantserde gevechtswagen, hoewel hij na het doorlopen van de ULO op de hotelvakscholen van Groningen en Maastricht is geweest.
Leeftijd 29 jaar [ geboren rond 1930 ]- daarover behoef ik mij althans geen zorgen te maken: in de oorlog was hij nog een jongen die op school ging. Het is alsof hij mijn gedachten raadt: “In Nederland heb ik mijn dienstplicht vervuld; toen die om was heb ik zelfs nog als vrijwilliger bijgetekend. Drie en een half jaar ben ik in totaal in het leger geweest, zonder een dag straf.
Toen ik eruit kwam, wilde alles eigenlijk niet goed lukken, ik kon m’n draai niet vinden.”
Alexander Prijs is oud 29 jaar, geboren in Utrecht.

JAN NIEZEN

Jan Niezen uit Arnhem, Atjehstraat 17, oud 27 jaar, [ geboren rond 1932 ] heeft er geen bezwaar tegen dat zijn naam wordt genoemd. (“Ik heb niets te verbergen”). Hij heeft altijd in Nederland in de bouw gewerkt, verdiende daarbij als voorman best – 120 gulden in de week.
Toen kwam het moment dat hij verstrikt raakte in het al te ingewikkelde raderwerk van de levensmachine. Getrouwd, woonde hij in bij zijn schoonfamilie, twee jaar lang.
Schoonouders en schoonzoons moeten wel op heel sterke benen staan, wil dat vol te houden zijn.
Jan Niezen hield het vol.
Hij tekende als vrijwilliger bij het Nederlandse bataillon dat naar Korea ging.
Terug, meldde hij zich in Parijs aan bij het Vreemdelingenlegioen.

Mogelijk: J.C. Niezen, geboren op 4 september 1932 te Apeldoorn.
Hij is op 30 mei 1952 in Korea aangekomen als vrijwillig soldaat.

FRITS

Noem me maar Frits, zeg maar (naar waarheid) dat ik van 1921 ben en geboren in Venlo (dat is niet ver van de werkelijke plaats af).

PIET PIETERSE

Piet Pieterse. Hij hangt achter een flesje bier tegen de bar aan, “Bar Central” in Djelfa. Piet is sergeant – een hoge rang in het Legioen. Goed salaris, veel gezag; Piet is een hele Piet. Zijn uniformbroek is keurig geperst, zijn khakibloes is om de zakken en op de rug kunstig met fijn gestreken plooitjes gesierd. Zijn bruine schoenen zijn tot spiegeltjes gepoetst, hij draagt nonchalant een veel te duur fototoestel over de schouder, een knots van een gouden horloge aan de pols en enige glimmend gouden kronen op de plaats waar zijn voortanden aan het aftakelen waren.
Piet komt uit Overijssel en zal 35 [ geboren rond 1924] zijn.

PARACHUTIST VAN NEDERLANDSE HUIZE

De vrachtauto’s brachten ons naar het station van Souk-Ahras – met de trein waren we sneller dan per auto in Guelma. We hadden veel succes gehad. Anders kunnen we weken in het terrein zwoegen om een half dozijn fellaghas achterna te zitten, nu was de buit groter.
192 rebellen gedood, 8 gevangen genomen, 6 mitrailleurs buit gemaakt en 146 lichtere wapens, meest van Tsjechische oorsprong.
Zelf hadden we ook verliezen…. och, laat ik daarover maar liever niet praten.
De volgende dag hielden we onze verlate Camerone-parade in de straten van Souk-Ahras.
En ‘s middags hadden we ook nog ons feest eten: kreeften, kippen, champagne….”
Dit verhaal werd mij gedaan door een parachutist van Nederlandse huize.

(a) Van 1958 tot 1960 was in Ksar El Hirane de CSPL en de 3e CSPL gelegerd.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over