1961 “Putsch des généraux” en het einde van Eerste regiment parachutisten van het Vreemdelingenlegioen ( 1e REP )

Inleiding

Zoals je van een blad met de titel “De katholieke illustratie” kon verwachten werd het artikel over de “Putsch des généraux” dat verscheen op 10 juni 1961, van enkele fraaie photo’s van vooral parachutisten van het vreemdelingenlegioen voorzien.
De mislukte staatsgreep vond plaats in Algerije en duurde van 21 tot 26 april 1961.
De katholieke illustratie berichtte er dus enkele maanden later uitgebreid over. Specifiek vermeldde het de rol die het Eerste regiment parachutisten van het Vreemdelingenlegioen daarin had gespeeld.
Een rol die uiteindelijk zou leiden tot de ontbinding van het Regiment.
Een bijzonder artikel aangezien in de Nederlandse pers niet vaak iets over de geschiedenis van een regiment van het Franse Vreemdelingenlegioen geschreven werd.

SOLDATEN OM TE SNEUVELEN

De katholieke illustratie; zondags-lektuur voor het katholieke Nederlandsche volk,
jrg 95, 1961, no. 23, 10-06-1961

Afscheid van een parachutist.
Ook onder de mohammedaanse Algerijnen zijn er, die vaarwel komen zeggen.

Om acht uur die avond had generaal Challe in zijn kwaliteit van leider van de revolte nog via radio Algiers gesproken. Oran, de belangrijke havenplaats in het westen, en Constantine in oostelijk Algerije, de derde stad na Algiers en Oran, waren in de loop van de dag bezet door loyale troepen, nadat de muitende eenheden zonder slag of stoot waren weggetrokken. Maar in Algiers deed men nog alsof de opstand voortduurde. Challe had om acht uur over de radio de Algerijnse reservisten van acht lichtingen opgeroepen en de territoriale eenheden, die na hun aandeel in de vorige opstand ontbonden waren, opnieuw opgericht. Later op de avond echter begonnen eenheden van de republikeinse garde en andere veiligheidstroepen, waaronder tankafdelingen, de buitenwijken van de stad binnen te rukken. Ook onderdelen van regimenten dienstplichtigen namen aan de actie deel. Omstreeks elf uur was een gemotoriseerde colonne van de gendarmerie doorgedrongen tot het centrum van Algiers. Vanuit vensters werd er op hen geschoten, waarschijnlijk door gewapende burgers. Er vielen drie gewonden onder de politietroepen. Ondertussen waren honderden opgewonden Europese burgers naar het Forum gerend, waar ze samenschoolden voor het gouvernementsgebouw.
De generaals Challe en Salan verschenen na middernacht op het balkon, klaarblijkelijk met de bedoeling om het restje van hun aanhang toe te spreken. Maar de slotakte van de opstand was slecht voorbereid: er was geen bruikbare microfoon, die hun stem voldoende kracht kon geven. Ze gingen het gouvernementsgebouw weer binnen, waar vier dagen lang het hoofdkwartier van de opstand was geweest en waar op dit historisch ogenblik nog slechts hier en daar een enkel licht brandde. Challe was de enige, die onmiddellijk de consequenties van de mislukte muiterij op zich durfde nemen en zich diezelfde dag nog liet arresteren.
Generaal Zeiler verliet om half een het gouvernementsgebouw in burger om onder de menigte te verdwijnen; eerst twee weken later stelde hij zichzelf te Algiers in handen van de justitie.
De twee overige leiders van de opstand, de generaals Salan en Jouhaud, klommen op een militaire vrachtwagen en verdwenen uit de stad met een colonne van het eerste regiment parachutisten van het Vreemdelingenlegioen.
Even had het ernaar uitgezien, dat de Vijfde Republiek stond te wankelen en dat het betrekkelijk kleine groepje muiters, dank zij de weifelende houding van een meerderheid, die in haar hart niets voelde voor dit waanzinnig avontuur, kans van slagen had.
De opstandige ultra’s, die met collaboratie van de legerautoriteiten in Algerije in mei 1958 de Vierde Republiek om hals hadden gebracht, hadden tenslotte ook een kleine, zij het dan vastbesloten minderheid gevormd. Maar wat deze keer binnen enkele dagen de balans naar de andere kant deed doorslaan, was de doortastendheid van president De Gaulle, die nu alle vage, sfinxachtige uitspraken, vatbaar voor tweeërlei uitleg, terzijde liet en ondubbelzinnig aan de trouw gebleven Fransen de opdracht gaf desnoods op rebellerende Fransen te schieten.
De muiters hadden, evenals hij vorige gelegenheden, kennelijk gespeculeerd op de verklaarbare afkeer van loyale eenheden om op medesoldaten en medeburgers het vuur te openen, een houding, die uiteraard bij voorbaat aan elke opstandige minderheid het welslagen vaneen vastberaden rebellie belooft. De colonne parachutisten, die met Salan en Jouhaud uit Algiers wegtrok, was eerst naar Zeralda gegaan, een miiitair kamp, twintig tot dertig kilometer ten westen van de stad, en vervolgens verder in zuidelijke richting, Op bevel van hogerhand was ze later teruggekeerd naar Zeralda, waar heel het regiment voorlopig werd geconsigneerd.
Salan en Jouhaud, door Parijs uit hun rang ontzet, waren intussen spoorloos verdwenen.
Voor een goed begrip van de rol, die het eerste regiment parachutisten van het Vreemdelingenlegioen in de opstand van april jongstleden heeft gespeeld, is het nuttig de voorgeschiedenis van dit legeronderdeel wat op te halen.

Geschiedenis van het 1e BEP en 1e REP

Die geschiedenis is kort, maar uiterst bewogen. Ze begint in 1948 te Khamisis, een legerkamp bij Sidi-bel-Abbès, ongeveer tachtig kilometer ten zuiden van Oran, waar dit nieuwe onderdeel van het Vreemdelingenlegioen gevormd werd.
Nog in oktober van dat jaar werd het ingescheept voor Achter-Indië, waar de strijd tegen de links nationalistische Vietminh toen al in volle gang was.
In het najaar van 1950 werd het gedecimeerd in verbeten gevechten tegen de guerrilla’s langs de „Route nationale no 4”, een strategische verbindingsweg.
In 1954 werd het ingezet bij Dien Bien Phoe. Bij de overgave van dit geïsoleerde, verbitterd verdedigde, maar waardeloos geworden steunpunt waren er na vier maanden van ononderbroken strijd zonder uitzicht nog maar kleine groepjes parachutisten over.
Na Dien Bien Phoe was de oorlog in Indochina ten einde; hij was uitgelopen op een Franse nederlaag’.
Het restant van het regiment werd overgebracht naar Algerije, waar het effectief in februari 1955 opnieuw tot normale sterkte werd aangevuld.
In november 1956 behoorden de parachutisten van het legioen tot de voorhoede van de Brits-Franse invasiestrijdkrachten bij de opmars in zuidelijke richting langs het Suezkanaal. Na het mislukken van de gecombineerd Brits-Franse operatie werd het regiment teruggebracht naar Algerije, waar het gelegenheid kreeg op adem te komen in het kamp van Zeralda, hetzelfde, waar het na de aftocht uit Algiers, murw van de zoveelste verloren slag, zijn verder lot had af te wachten. „Soldaten om te sneuvelen,” zoals een commandant eens van heel het Vreemdelingenlegioen zei: sneuvelend voor de ene verloren zaak na de andere.
Het lag voor de hand, dat de dienstplichtigen in Algerije, die de grote meerderheid van de Franse strijdkrachten van vier- tot vijfhonderdduizend man aldaar uitmaakten, niet veel zouden voelen voor het militaire waagstuk van een „handjevol gepensioneerde generaals” en een „groep eerzuchtige en fanatieke officieren” (zoals De Gaulle het minachtend uitdrukte in zijn oproep tot het Franse volk van 23 april), die sinds jaar-en dag uit waren op een eigen Algerijnse politiek, waarvan de Fransen uit het moederland, zat van zeven jaar oorlog zonder uitzicht, in grote meerderheid het nut niet konden inzien.
Natuurlijk heeft de officiële Franse voorlichting haar best gedaan om de geschonden Franse eer nog zoveel mogelijk te redden door er alle nadruk op te leggen, dat de muiterij in Algerije slechts het werk was geweest van een kortzichtig handjevol. Ze vergat gemakshalve daarbij te vermelden, dat de aanvankelijke weifeling van de zogenaamd loyaal gebleven meerderheid in de gegeven situatie weinig minder rampzalig had kunnen worden dan de regelrechte muiterij van een kleine minderheid.
Maar in elk geval zag het er achteraf wel naar uit, dat Terrenoire, de minister van voorlichting, gelijk had, toen hij kort na het verlopen van de rebellie verklaarde, dat ze was opgezet en uitgevoerd door eenheden uit de zogeheten „Algemene Reserve” in Algerije.
Deze reserve, bestemd voor algemene opdrachten, was samengesteld uit een aantal elitetroepen: het Vreemdelingenlegioen plus 4e koloniale en moederlandse parachutisten afdelingen, allemaal hoofdzakelijk beroepsmilitairen.
De troepen te velde, die de bezetting vormen van de verschillende militaire sectoren, bestaan uit dienstplichtige linieregimenten en deze hebben zich inderdaad over het algemeen van de muiterij afzijdig gehouden.
Reeds bij de opstand van vorig jaar januari was duidelijk aan het licht gekomen, dat de parachutisten zich graag lieten hanteren door lieden in Algerije, die bereid waren hun militair of burgerlijk gezag te misbruiken voor steun aan de beweging, welke Algerije koste wat kost Frans wilde houden, tegen de onverbiddelijke logica van het historisch beloop in en zo nodig in ongehoorzaamheid aan het hoogste gezag te Parijs. Tussen de mannen van Lagaillarde en Ortiz aan de ene kant van de barricaden te Algiers en de bewakende militairen aan de andere kant kwam het toen tot een merkwaardige verbroedering op afstand, die de opstandelingen zelfs de gelegenheid bood om voorraden aan te voeren, welke het voortduren van hun verzet mogelijk moesten maken.

De Franse parachutisten overzee waren aldus geworden tot de pretorianen van de twintigste eeuw. De pretorianen uit de Romeinse keizertijd, de soldaten dus van de lijfwacht, sinds Augustus georganiseerd ineen eigen legioen, hebben een niet te verwaarlozen rol gespeeld inde geschiedenis van het keizerrijk. Deze keizerlijke garde genoot een bijzondere reputatie, had allerlei voorrechten en heeft herhaaldelijk van haar positie gebruik gemaakt om een regerende keizer te wippen en een haar welgevalliger figuur aan de macht te brengen.
Zo zijn ook de moderne pretorianen van de Franse republiek, altijd en overal herkenbaar aan hun bonte camouflage-uniform, een willig instrument gebleken in handen van militaire leiders met politieke ambities. Dat is hun noodlottig geworden. Op hoog bevel van president De Gaulle zullen hun eenheden voorgoed uit de Franse krijgsmacht verdwijnen. Hun bestaan is niet goed verenigbaar met een staatsbestel, dat democratisch wil zijn. De order tot ontbinding betrof het roemruchte eerste regiment parachutisten van het Vreemdelingenlegioen, twee regimenten parachutisten-jagers van het Franse leger en de parachutisten commando’s van de Franse luchtmacht, in totaal ruim vijfduizend man.

Onder de warme belangstelling van de Algerijnse Fransen uit de omgeving verlaten de parachutisten het kamp Zeralda.

En zo trokken op 27 april de colonnes van het parachutistenregiment van het Vreemdelingenlegioen uit het kamp Zeralda verder in westelijke richting, hun einde tegemoet. In Sidi-bel-Abbès, hoofdkwartier en depot van het legioen, zou de liquidatie plaatsvinden; van daar zouden de manschappen worden ingedeeld bij andere eenheden. De ene vrachtwagen na de andere vol parachutisten kwam door de poort het kamp bij Zeralda uit. Als ze door de plaats Zeralda reden, zongen ze van „Algérie”
De enkeling onder de toeschouwers, die zich realiseerde, dat dit uit Duitse kelen klonk (het regiment bestond voor een groot deel uit Duitsers), zal het wellicht wat vreemd te moede zijn geweest. Maar de Algerijnse Fransen van Zeralda stonden daarbij geen moment stil. Ze gooiden de rozen, die de parachutisten hun toewierpen, terug en riepen op hun beurt van „Algérie Francaise”.
Er kwamen zelfs zuidelijke tranen aan te pas ter ere van de mannen, die een week tevoren in een nachtelijke verrassingsactie Algiers hadden bezet en een viertal opstandige generaals voor kort aan de macht hadden geholpen. De parachutisten schoten met hun automatische wapens in de lucht en waar geen toeschouwers stonden, wierpen ze handgranaten, die met een oorverdovende knal ontploften. Het geheel had iets van een melodrama en de zin ervan was voor een buitenstaander moeilijk te vatten. Zoals heel de muiterij van Challe en Salan cum suis een onderneming zonder zin was, zelfs voor het geval ze gelukt zou zijn.
Een nieuwe Franse republiek naar de stijl van Challe, Salan en hun helpers zou voor het Westen en de wereld consequenties hebben meegebracht, die niet te overzien waren geweest. Denk maar aan de voortzetting zonder eind van de Algerijnse oorlog, waardoor Algerije vroeg of laat een explosiepunt te meer zou zijn geworden inde strijd tussen Oost en West.
v. E

Bijschriften bij illustraties

Op weg naar het eind. Na een korte rust onderweg gaat de laatste tocht van het regiment verder.

In Algiers hebben politietroepen de plaats van de muitende parachutisten ingenomen.

Parachutisten van het Vreemdelingenlegioen in de straten van Mascara niet ver van Sidi-bel-Abbès waar zij op nadere orders wachten.
Nog dragen ze de kenmerkende uniform.

Afscheid van een parachutist. Ook onder de mohammedaanse Algerijnen zijn er, die vaarwel komen zeggen.

Een Duitse parachutist van drieëntwintig jaar: even gelegenheid voor een dutje op de lange tocht van Zeralda naar Sidi-bel-Abbès.

Een Hongaar uit het eerste regiment. Na de mislukte opstand van november 1956 in Boedapest hebben tal van Hongaren dienst genomen in het Vreemdelingenlegioen.

Een vechtjas van het eerste regiment met een Algerijnse baby op de armen.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over