20-06-1914 Uit Marokko door J. v.d. Velde


Marokko. TUYEN QUANG (China), Mei 1914.

Deze brief handelt wel over Marokko, maar komt niet uit Marokko.
Schrijver dezes toch Is genoodzaakt geworden als Frans legionair naar het verre China te vertrekken. Maar ook hier hoop ik het verhaal mijner wederwaardigheden in Marokko’s binnenlanden zoveel mogelijk geregeld te blijven doorvertellen. Ziehier dan het vervolg op mijn laatsten brief uit Mestigmeur.

Mestigmeur, ingang van de Casbah.
Boven deze ingangspoort prijkt het embleem van de
5e Cie Montee van het 2e étranger

In Mestigmeur, ja waren we daar maar gebleven! Doch we hadden maandelijkse verkenningen te doen in het door de Fransen nog niet bezette gebied langs de Moulouya, de rivier welke de grensscheiding vormt tussen het Franse en het Spaanse gebied. Het was wel nodig, dat we zo maandelijks eens een uitstapje maakten uit onze zo goed toegeruste vesting; immers ook de Spanjolen zaten niet stil en trokken dagelijks verder landwaarts in vanuit Mellila, trachtende de ruwe bergbewoners van het Rif tot onderwerping te brengen, welke evenwel liever de wijk namen naar het Franse gebied dan hun onderwerping aan de Spanjaard aan te bieden. Ze lieten rustig hun eigendommen verbranden.
Daar we juist in een middelpunt van verschillende stammen waren geplaatst, welke steeds over en weer trokken, zich niet aan Franse of Spaanse wetten stoorden, doch ongestoord hun rooftochten maakten, nu eens op Spaans, dan weer op Frans gebied. Is het duidelijk, dat onze bereden compagnie [Cie Montee], wanneer we er op uit trokken, steeds de voorhoede vormde, en altijd maar weer de richting naar de rivier insloeg, waar we steeds hoopten een of meer vijandelijke „Harka’s” te ontmoeten, welke, uitgeweken voor de Spaanse troepen, ons in handen konden, vallen. Jammer evenwel was zo een samentreffen niet altijd in ons voordeel.

12-07-1911

Het was de 12e juli 1911, dat we weer onzen post verlieten, begeleid door enige versterking uit de naburige post El-am-Oud, enige Inlandse troepen van uit de naburige posten. Groot was onze troepenmacht niet en daar het juist de dag voor het Franse nationale feest was, waarop we moesten uittrekken, was het geen wonder, dat er vrij wat gemor werd gehoord. Evenwel dienst is dienst, uitgezonderd voor enigen, die de kunst verstonden zich zelf een ziekte te bezorgen wanneer de Franse dienst hen opriep. Ik voor mij, hoezeer de Franse dienst mij ook tegenstond, deed nooit de minste moeite om achter te blijven en liep steeds mee. Het onnodig mij ziek melden, wilde bij mij niet gelukken, daar ik maar al te goed wist, dat dan een kameraad van mij mijn wachtdienst zou moeten waarnemen.
Er is niet één land, waar de militaire artsen zoveel recht hebben als in de Franse koloniën, welke veel minder ongezond zijn dan de veel zuidelijker gelegen staten van Transvaal of Oranje-vrijstaat. Doch de dokter moet ook leven, niet waar? Daarom maakt hij iedere morgen een bepaald aantal van zijn patiënten kwartierziek of doet hen in het hospitaal opnemen, om elke dag iets te doen te hebben.
Zo liep ik dan weer in mijn compagnie met de verkenning in de richting naar de Moulouya, de grote rivier, welke door bijna geheel Marokko kruipt en op die plaats juist als grensscheiding is aangewezen tussen het Franse en het Spaanse gebied en tevens van het Rif gebergte, welk bewoners als de meest gevreesde stammen bekend staan. Ze zijn zowel vijanden van het Franse als van het Spaanse gouvernement.

Mestigmeur, op deze Administratieve en Militaire kaart uit 1914 geschreven als Mestigmar.
Noordelijk zichtbaar de grens, met grensrivier Moulouya, met Spaans Marokko
[ Maroc : carte administrative et militaire Maroc (France). Bureau topographique ]

Het was warm die dag, ja brandend heet. Het scheen alsof de voor ons liggende kale bergen beefden en trilden van hitte. Gelukkig was er geen gebrek aan drinkwater. Aan onze rechterzijde stroomde een kleine rivier, I’Oued-Bath genaamd, welk water weliswaar niet erg verfrissend was, maar waarmee we toch onze dorst konden lessen. Het geweer aan de riem, de mouwen onzer boezeroens zoo hoog mogelijk opgestroopt, in de ene hand de grote bont geruite zakdoek, in de andere een dikken knuppel als wandelstok, zo spoedden we ons voorwaarts, immer verder, geen halt houdende dan alleen om met een makker te ruilen van plaats. Dan rustten we weer 5 mijlen uit op de rug van het rustig meelopende „grauwtje”, dat met zijn zware bepakking een wandeling scheen te maken.
Van bewoners geen spoor. Hier en daar langs de kleine rivier een stuk tuingrond, die duidelijk deden zien, dat er enige dagen niet in was gewerkt. Zeker waren de bewoners voor onze komst gevlucht. Veel goeds stond ons weer niet te wachten. Blij waren we, dat we eindelijk de grootte rivier te zien kregen. Rustig stroomde het water zeewaarts. Vanaf de hoge bergen aan de overzijde kwam een woest gehuil naar ons over. Het waren de Rif-bewoners, welke, onze komst bemerkende, dachten, dat we de rivier zouden oversteken. Ze maakten zich reedde gereed voor het gevecht. Doch nee, onze aanvoerder, hoe dom ook, waagde het niet de grensrivier over te gaan doch — eerzucht doet veel — hij wilde toch laten zien dat wij Fransen niet bang waren, desnoods de Rif bewoners aandurfde. Met een heldhaftig gebaar liet hij ons die avond om 7 uur ons kamp opslaan direct aan de oevers der rivier.
Wij legionairs, meest oude soldaten, wisten toen reeds wat ons te wachten stond, n.l. dat de Marokkanen ons die nacht niet met rust zouden laten. In alle haast werden de kleine tenten opgeslagen in een groot vierkant, in welk midden de bergartillerie, bestaande uit 2 stukjes van 66 mm, werd geplaatst en tevens de last- en trekdieren en de trein afdeling, welke onze mondvoorraad voor drie dagen meevoerde.

“Om het grootte vierkant werden kleine aarden wallen gemaakt,
welke de daar achter in hun tenten slapende moesten dekken tegen eventuele vijandelijke kogels”

[ Colonne de la Moyenne Moulouya
23. Ain-el-Guettara (Maroc)
Le Camp pendant l’action
Les Territoriaux dans la Tranchée
Edit Boumendil ]

Om het grootte vierkant werden kleine aarden wallen gemaakt, welke de daar achter in hun tenten slapende moesten dekken tegen eventuele vijandelijke kogels.
De wachten werden geplaatst tussen de tent en de loopgraaf, zodanig, dat op iedere zijde van het vierkant een wacht zijn ronde had te maken, het geladen geweer steeds gereed, de geweerriem om de pols bevestigd, zodat een Marokkaan, die hem mocht willen overvallen, niet in de gelegenheid zou zijn hem het geweer afhandig te maken, wat reeds menig maal is voorgevallen.
Natuurlijk na zo een mars was iedereen vermoeid en iedereen wilde graag enige uren rusten en om dan twee a drie uren daar in de duisternis te staren, zonder iets te kunnen bespeuren, dan dwalen onwillekeurig de gedachten af van legioen, krijgswetten, Marokkanen en de gehele boel en keren terug naar vroegere, betere tijden. Men verplaatst zich in gedachten weer in die gelukkige ogenblikken, tot eensklaps de werkelijkheid terugkeert.
Een witte „burno” duikt voor de ongelukkige op en het staal van een ponjaard doet de rest. Wanneer enige tijd later de aflossing haar ronde maakt, vindt men een levenloos lichaam, soms nog vreselijk verminkt en beroofd van al wat maar waarde had, waarbij ook geweer en patronen. Dan komt er beweging in zo een kamp, wanneer weer zo een ongelukkige wordt binnengebracht. leder snelt naar de loopgraven en als gekken schiet men in de duisternis. Men zaait het lood over de gehele omgeving, doch daar ginds, hoog op het Rifgebergte, brandt in den vorm van een hoefijzer het wachtvuur van de vijand, ten teken, dat hij waakzaam is.
Wat zal de dag van morgen weer brengen?

J. v.d. VELDE.

Marokko. TUYEN QUANG (China), Mei 1914.
Nieuwsblad van Friesland : Hepkema’s courant
20-06-1914, Dag

DatumTitel artikelSignatureKrant
19-07-1913Marokko, Oran, Juni 1913J. v.d. VELDE, 2 Comp. legion Souk el Arba Tiza, par Fez, Maroc.
20-06-1914J. v.d. VELDE.Nieuwsblad van Friesland : Hepkema’s courant
06-07-1914Van Marokko met ‘t Fransche vreemdenlegioen naar China.
Tuyen Quang
[-]Rotterdamsch nieuwsblad
13-07-1914Van Marokko met ‘t Fransche vreemdenlegioen naar Tonkin.
Langson
[-]Rotterdamsch nieuwsblad
22-06-1915China
(Van onzen vroegeren briefschrijver uit Marokko.)
Tuyen Quang, Mei 1916
J. VAN DER VELDEN, Ordonnance 15e Comp. Legion 1e Etranger, Tuyen Quang – Tonkin.
1RE 15Cie”
09-11-1915Uit Marokko. Mijn leven en wederwaardigheden bij ‘t LegioenJ. v.d. VELDE, thans 13e Comp. 1e Etranger Tuyen-Quang (Tonkin), 26 Augs. 1915.Nieuwsblad van Friesland : Hepkema’s courant
11-12-1915Uit Marokko. Mijn leven en ‘wederwaardigheden bij ‘t Legioen.J. v.d. VELDE, no. 18028, 18e Comp. 1e Etranger, Tuven-Quang.Nieuwsblad van Friesland : Hepkema’s courant
© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over