7 december 1960 Cornelis de Vries in De Telegraaf

“Het hele verhaal”

“Ik nam een verslaggever en vrouwelijke persfotograaf van De Telegraaf apart en zei tegen hen: “Als jullie mij heenrijden waar ik wil, krijgen jullie het hele verhaal.” Ze stemden meeteen toe, we dineerden eerst op het Damrak in een restaurant, na het eens te zijn over mijn honorarium.
Dat kreeg ik in een envelop overhandigd, We reden naar het Noorden, naar Groningen via de Afsluitdijk. Een rare gewaarwording om na zoveel jaren weer in mijn land terug te zijn. Na al die jaren zag ik mijn moeder terug. De fotograaf vereeuwigde ons terwijl we elkaar begroetten in de huiskamer.”

Zo beschreef Cornelis de Vries in zijn boek “Het Anker en de Zeven Vlammen” uit 2004, hoe het krantenartikel op de voorpagina van De Telegraaf op 7 december 1960 tot stand was gekomen.

Groninger leidde barre vlucht uit ‘t Franse Legioen

MET 14 MAN ONTSNAPT

Van onze speciale verslaggever

GRONINGEN, woensdag Huilend van blijdschap sloot mevrouw De Vries in de Jan Willem Frisostraat in Groningen gisteravond om 7 uur de zoon in haar armen, die op spectaculaire wijze was ontsnapt aan het Franse Vreemdelingenlegioen. Bij Groninger koffie en koek heeft ex-marineman en nu staatloze C. de Vries (30) zijn moeder,, zijn broer en zusters het relaas gedaan van zijn levensgevaarlijke onderneming, waarbij hij 11 légionnaires en 4 Algerijnse krijgsgevangenen door Marokkaans niemandsland onttrek aan de Franse heerschappij, die hem benauwde.
Wat is nu Cees de Vries? Een deserteur?, een avonturier?, een vrijheidsheld?

Gelukkig weerzien tussen moeder en zoon De Vries

Tegen wil en dank

Zelf zegt hij tegen zijn wil in het Franse Vreemdelingenlegioen aangenomen te zijn. In Fort Nicolai [ Fort Saint Nicolas] in Marseille, kwam hij begin 1950 in een balorige bui slechts om inlichtingen vragen. Toen de voorwaarden mij niet aanstonden en ik een tot bloedens toe geslagen légionnaire had gezien, heb ik er voor bedankt. Maar men liet mij niet meer gaan en ik werd net zo lang geslagen, tot ik mijn handtekening zette”. Hij kreeg de keiharde légionnaire-opleiding, maar zijn zesjarige dienstverband bij de Koninklijke Marine in Nederland, West-Indië, Nieuw-Guinea en Korea had hem tegen deze training bestand gemaakt. „Ik zou mijn vijf jaren in het legioen hebben volgemaakt,• als ik maar niet gedwongen was geweest mee te doen aan een vergeldingsactie, die het Franse: leger ondernam in de zoutvlakten ten,l zuiden van Gerryville. Tegen de strijd met de Algerijnen had ik toen nog geen bezwaar.

Ik zag 35 doden

Maar toen ik in de zoutvlakten mee moest doen een nomadenkamp te vernietigen, kwam ik tot het besluit om te deserteren. Ik bepaalde mij ertoe, tenten in brand te steken, maar andere légionnaires moesten de mensen doden. Ik zag 35 lijken van nomaden.
Het was augustus 1959, toen ik mijn ontsnapping begon te beramen. Ik besloot een groep te vormen om de gevaren van achtervolging gezamenlijk te bestrijden. Oplettend observeerde Ik mijn kameraden in de compagnie. De kerels, die slecht marcheerden of veel water dronken, schrapte ik als gegadigden. Tot mijn spijt kwam niet één van mijn Nederlandse vrienden voor de ontsnappingspoging in aanmerking. Een half jaar later polste ik 10 légionnaires en vertelde hun mijn plannen. Het kostte veel moeite om hen over te halen tot de stap, die allen graag wilden doen, maar waar zij op het beslissende moment toch tegen opzagen.” Om opgewassen te zijn tegen de moeilijkheden van het terrein, besloot Cees de Vries vier Algerijnse krijgsgevangenen mee te nemen op zijn tocht naar de vrijheid. Zij konden nuttig zijn bij het vinden van water en zouden bij het contact met de ALN (Armée Libération Nationale, het leger van de FLN) als goede bemiddelaars kunnen optreden.

Ontsnappingskans

Met grote voorzichtigheid en geduld wachtte De .Vries als geboren leider op een goede ontsnappingskans. Die kwam pas een half jaar later. Naar zijn moeder schreef hij driemaal per week, maar toen beëindigde hij de correspondentie door aan te kondigen: „ik ga met verlof”

De grootste geslaagde ontsnappingspoging uit ‘t Franse Vreemdelingenlegioen in het jaar 1960 vond plaats op 23 augustus ‘s avonds om halfnegen. De compagnie van De Vries werkte op 13 km van de Marokkaanse grens bij Aïn Sefra aan de opbouw van het fort Tassatouf.
Een nacht zonder maanlicht. Wolfgang Rudiger uit Berlijn, één van de komplotleden, stond op wacht bij de vier aangezochte krijgsgevangenen. Onder de 19 schildwachten rond het fort in aanbouw was ook de légionnaire Rolf Schuppner uit München, die de vlucht zou meemaken. Een half uur vóór het avondappel slopen de vier krijgsgevangenen, Rudiger, zes Duitse en twee Hongaarse legioen-soldaten, onder commando van Cees de Vries naar de post van Schuppner. Die liet de heimelijke stoet snel passeren en sloot zichzelf bij de vluchtelingen aan.

De nacht was koud

DE VRIES vertelt: „De nacht was koud. We wisten, dat men ons en de Algerijnen na een halfuur zou missen. Ik had bedacht, dat men ons zou volgen in de richting van de Algerijns-Marokkaanse grens. Daarom sloegen wij eerst de tegenovergestelde richting in. Wat ik verwachtte gebeurde. De opsporing begon. Lichtgranaten daalden aan parachutes boven de woestijn naar beneden. Pantserwagens rukten uit, maar aan het geronk van de motor hoorde ik, dat zij in het zand bleven steken. Pas later bogen wij af naar het Atlas-gebergte, dat de grens vormt tussen Marokko en Algerije. Tijdens een barre tocht met gebrek aan water, koude, vermoeidheid en gemopper bereikten we niemandsland. Ik verschool de groep in een spelonk, toen de dag aanbrak.
Slechts één gecamoufleerde schildwacht bleef buiten staan. De Fransen zonden vier helikopters. Deze toestellen landden en soldaten speurden de omgeving af, zonder ons te vinden. Ook een verkenningsvliegtuig deed mee aan de speurtocht, maar wij bleven in ons hol. Onze gehele proviand bestond uit 15 klontjes suiker, één veldfles water, een plak chocola en een zakfles cognac per persoon. Dat rantsoen was al lang op.

Lichtjes in de nacht

UITGEPUT en wanhopig ontdekten we de volgende nacht de gloeiende sigaretten van mensen, die op wacht stonden. Zouden het Fransen zijn of Algerijnen?
In het Duitse weekblad „Der Spiegel” had ik gelezen, dat „Allemanie” het wachtwoord was voor naar de Algerijnen overlopende Fransen. Ik schreeuwde op goed geluk „Allemanie”. Der Spiegel had het goed geschreven. „Hierheen”, schreeuwde een Algerijn. Ik wierp mijn wapen af en kwam met opgeheven handen op hem toe. „Ben je alleen?”, vroegen “ze. „Nee, met veertien anderen”, riep ik. De Algerijn keek’ Ongelovig en richtte zijn wapen op mij. Op zon overweldigende ‘desertie hadden zij nimmer gerekend. Maar de vier krijgsgevangenen in de groep bleken toen inderdaad nuttig om het vertrouwen te winnen”. In Marokko werd De Vries als leider van deze grootste groep overlopers als een vriend verwelkomd. Weliswaar duurde het tweeëneenhalve maand voordat de groep op ezels en paarden via sluipwegen door Marokko naar Tetoean bij Tanger aankwam, maar daar werd De Vries dan ook als officier behandeld. Een keurige hotelkamer met radio, een gesprek met de regering van da FLN en nieuwe kleren.

Nu weer thuis

VIA een bezoek aan de Nederlandse consul in Tanger is hij gisteren uit Casablanca per KLM op Schiphol teruggekeerd. Onder de kraag van zijn jasje draagt hij het embleem van het Algerijnse Bevrijdingsfront. Op Schiphol hebben politie en marechaussee hem aan de tand gevoeld over zijn verblijf in het Vreemdelingenlegioen, dat hem tot statenloze heeft gemaakt. „Twee tragische gevallen van Nederlanders heb ik meegemaakt. Jan de Munnik uit Rotterdam, één van mijn goede vrienden, sneuvelde onder de valse naam, die men hem had gegeven, van Karel Derwijk(a).
De Utrechter Arnold Martens werd een been afgezet na een actie, waarbij hij werd gewond.”
Cees de Vries vertelde mij op reis naar Groningen, hij gelooft, dat de FLN nog wel tien jaar zou kunnen oorlogvoeren met de 70.000 soldaten, die in Algerije tegen de Fransen vechten en de 80.000 Algerijnen, die men in Tunis en in Marokko in reserve houdt.
MAAR voor mij is deze hele kwestie nu verleden tijd geworden. Het avontuur is afgelopen. Bij de ontsnapping was het denkwerk het voornaamste. Je moet je plannen koel beramen. Tegen de Fransen heb ik geen haatgevoelens. Ik heb er veel vrienden onder. Maar laat nooit een Hollandse, jongen zich verblinden door de wuivende palmen of door de romantiek van het Vreemdelingenlegioen.
Die bestaat nl. niet. Wat bestaat is een meedogenloos kader van Duitse en Hongaarse oud-SS-ers en die laatsten zijn nog de ergsten”.
„Wat hij deed is dom. Maar hij heeft zich er goed uit gered”, prijst moeder De Vries, die twee jaar lang verleide, dat haar zoon in Afrika zat, hopend, dat men daarbij alleen maar aan Zuid- Afrika zou denken. Dat deed men ook. „Ik heb nachtenlang gehuild van blijdschap, toen ik hoorde, dat hij veilig terug zou komen. Geloof me, meneer, mijn zoon is geen bandiet”.

(a) Karol DERWYK
Mort pour la France le 14-04-1959 (Algérie)
Né(e) le/en 09-09-1939
Mention Mort pour la France
SourcesService historique de la Défense, Caen

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over