Juli 1916, een insigne voor de gewonden

Inleiding

Bij onderzoek naar legionnaires die tijdens de Eerste Wereldoorlog een Citation à l’ordre de l’Armée hadden gekregen viel mij op dat bij velen de reden van het toekennen hiervan vooral te maken had met het feit dat ze in de strijd gewond, meestal zwaar gewond, waren geraakt.
Een legionnaire van Nederlandse herkomst die “deze eer te beurt viel” was Jean Oxenaar.
Hij werd onderscheiden met de “Medaille Militaire”, grotendeels vanwege de verwondingen die hij had opgelopen in de strijd, zijn rechterbeen moest hierdoor geamputeerd worden.

Uit volgende twee krantenberichten blijkt dat het toekennen van hoge onderscheidingen aan gewonde militairen zeker tot juli 1916 deel uitmaakte van het officieel beleid.
Dit kwam voornamelijk door het ontbreken van een manier om kenbaar te maken dat iemand in de strijd gewond was geraakt.
In 1915 bepleitte de schrijver Maurice Barrès de instelling van een insigne voor de gewonden.
Het nieuws van den dag voor Nederlandsch-Indië berichtte er op 31 augustus 1915 als volgt over:

Een insigne voor de gewonden

Maurice Barrès bepleit in de Fransche bladen de instelling van een insigne voor de gewonden. Hij schrijft daarmee niet te bedoelen een decoratie met de beteekenis van het Legioen van Eer, het „Oorlogkruis” of de „Militaire Medaille”, maar een bewijs van een volbrachte daad, die den drager kenmerkt als bereid te zijn geweest zijn leven voor het vaderland te hebben gewaagd.

Zulk een insigne zegt niet: „hier is een held”, zooals de andere oorlogsonderscheidingen, maar : „hier is een man wiens invaliditeit, wiens wonden, wiens ziekte veroorzaakt zijn door een oorlogsdaad.” Aan oude dienstbaren, arbeiders, enz., wordt voor zooveel jarigen dienst een medaille uitgereikt. Dat is uitstekend, maar ook zulk een medaille verhoogt niet de professioneele waarde van den drager; het constateert alleen een feit. Zoo behoeft ook het insigne voor de gewonden de dragers daarvan niet boven de niet gewonden te verheffen, maar het kan duidelijk in ‘t licht stellen op een officieele en eervolle wijze de oorzaak van een lichamelijke minderheid.

Barrès wenscht dat begonnen zal worden om zulk een insigne te verleenen aan allen die met het z.g. „Congé No 1″ naar huis zijn gegaan, d.w.z. die door hun wonden ongeschikt zijn geworden voor verderen dienst.
De geamputeerden, de blinden, de geparalyseerden en al die ongelukkigen die dan later in het publiek verschenen zijn dan herkenbaar en kunnen met die onderscheiding behandeld worden waarop zij volkomen recht hebben, zegt Barrès.

Als antwoord op dit verzoek antwoordde de minister van oorlog als volgt:

Geen bijzonder Kenteeken voor Gewonden.

De afgevaardige Maurice Barrès, die den minister van oorlog had verzocht een bijzonder kenteeken in te stellen voor de uit den dienst wegens verwonding ontslagenen (réformés numero 1), heeft volgens het Mg. Hblad. van minister Millerard het volgende antwoord ontvangen.
Gij hebt mij gevraagd of het niet gewenscht zou zijn, dat de gewonden „een onderscheidingsteeken ontvingen, hetwelk als „certificaat van oorsprong” voor hun verwonding zou gelden en zou voorkomen, dat zij worden verward met de slachtoffers van enig gewoon ongeluk, terwijl het hun tevens tot morele en materielen steun zou strekken”.

De minister verklaart dan, na ernstig onderzoek van de kwestie, tot de conclusie te zijn gekomen, dat er geen gronden aanwezig waren voor de instelling van zulk een insigne.

Hij heeft in December, in overleg met den opperbevelhebber, besloten door de betrokken militaire autoriteiten op ruime schaal het Legioen van Eer of de Militaire Medaille te doen toekennen aan de daarvoor in aanmerking komende gewonden.

Wanneer men dus, zoo vervolgt minister Millerand, op de borst van een gekwetste het Legioen van Eer of de Militaire Medaille ziet, dan beteekent dat niet alleen: „Ziehier een held,” maar ook: Ziehier een man, wiens verwonding, wiens verminking het gevolg is van zijn gedrag in den oorlog”.

In de praktijk vervult dus de Militaire Medaille de rol van het kenteeken, door Barrès gewenscht.
Behalve de Militaire Medaille zal nog het Croix de guerre worden ingesteld, dat veelvuldig zal worden uitgereikt en voldoende de gewonden, die niet de Militaire Medaille kregen, bij bun medeburgers kenbaar zal maken.

Uiteindelijk zou het insigne er toch komen.
Het insigne werd op 11 december 1916 bij wet ingesteld.
Toch bleef het onderwerp van discussie, met name over de wijze waarop het insigne vorm gegeven was.
Het ging bij het officiële insigne alleen om een baton, een rechthoekig strookje lint, met daarop een kleine vijfpuntige rode ster.

Insigne des Blesses.
Het insigne met certificaat uitgereikt aan légionnaire GURDJIAN Mle 43308 die op 4 juli 1916 gewond werd bij de gevechten om Belloy en Santerre.
Het certificaat is ondertekend door de Commandant van het Depot du Regt de Marche de la Legion Etrangère te Lyon op 1 maart 1917.


De veteranen waren daarmee niet tevreden. Zij lieten zelf medailles maken. Daarbij kozen zij voor grote rode sterren, meestal met een lauwerkrans of krans van eikenblad om de ster, die aan een lint werden gedragen. Militairen die dat deden overtraden de regels, maar er werd niet tegen opgetreden.
De reglementen van Franse onderscheidingen schreven voor dat de rode ster voor een opgelopen verwonding op het lint van de in 1920 ingestelde Herinneringsmedaille aan de oorlog 1914-1918 moest worden aangebracht, maar veel van de veteranen waren op hun grote rode ster gesteld en negeerden dit voorschrift.

Insigne des Blesses

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over