Van Hollanders die voor Frankrijk vechten (2)

RK dagblad het huisgezin 09-12-1915

Craonne


Winter 1914 – 1915

Aan het vervolg van hetgeen de Hollandsche legioen-soldaat in de Maasb. vertelt, ontleenen wij het volgende : De patrouille-gevechtjes, die wij rond Craonne voerden, waren slechtst bewaarschoollessen in de vechtkunst. Wij leerden hoe langer hoe beter schieten, met de bajonet omgaan, prikkeldraad spannen en doorsnijden, en wij werden daardoor zoo vertrouwd met de gevaren, dat wij ten slotte helemaal niet meer aan het gewicht van een „blauwe boon” dachten.
Dè grootere gevechten van de „legion” en der Hollanders begonnen eerst later. Maar toch moet ik u uit die dagen van een „zaakje” vertellen, dat wij in de buurt van Craonne hebben opgeknapt.
’t Was in een Januari-nacht, dat wij scherpen patrouille-dienst moesten doen. Elke patrouille had twee uur te loopen en zeer strenge opdrachten. De Tilburger Van Rooy, die, ik heb ’t u reeds verteld, hartstochtelijk liefhebber was, en zulke nachtelijke „zaakjes” als een soort sport beschouwde, ging met de eerste patrouille op stap, van 8 tot 10. Zij kwamen er zonder werken af. Toen deze afdeling naar huis, d.w.z. naar de loopgraven sloop, bleef Van Rooy als een jachthond, die iets in zijn neus heeft, achter, maar hij moest ten slotte toch zijn baas volgen.
De tweede patrouille, die van 10 tot 12 uur, had te kruipen over de donkere velden, naderde de terugkerende en Van Rooy voegde zich dadelijk bij deze afdeling, waartoe ook ik behoorde.
lk weet wat, fluisterde de Tilburger tegen sergeant Keiler, een Elzasser, die met Van Rooy reeds menigmaal succes had gehad.
„Zoo, en dat is ?” vroeg de commandant.
„Wij gaan weer enkele Duitschers vangen. Ik heb ze gehoord, toen wij naar huis gingen, en ik vond het verdraaid jammer, dat ik ze niet dadelijk kon opbrengen, maar wij gaan ze pakken ! Als ik ’t goed voor heb, dan moeten ze ergens bij de goot van Craonne liggen.”
De goot van Craonne was een klein slootje, dat tusschen Craonne en de Champagne wijnbergen tegen de hoogte ten noorden van het dorpje loopt, en ’t welk zoo maar gedoopt was, gelijk wij in de vele doode uren alles, ja bijna elken molshoop een naampje hadden gegeven.
„Waarschijnlijk gebruiken zij een modderbad”, zei de Tilburgenaar lachend, die daarna zijn plan uiteenzette, hoe hij de Duitschers dacht te vangen.
Die patrouille-pakkerij geschiedt natuurlijk het best in stilte, want, zoodra ge schieten gaat, en de lichten door de donkerte flitsen, dan hebt ge kans van twee kanten door hagel gekieteld te worden.
Alzoo ging Van Rooy er heel alleen, als een sluipjager, op uit.
Weldra kwam hij terug, gaf ons de nodige aanwijzingen,, zodat het ons niet moeilijk viel een kleine Duitsche patrouille, welke achter een paar wilgen-struiken verscholen lag, te omsingelen en te pakken.
Van Rooy nam twee Duitschers voor zijn rekening, en deze vangst bleek later van groote waarde, wijl de eene Duitscher enkele tienduizenden francs bij zich droeg en de andere verscheidene gouden horloges in zijn bezit had.
De Tilburgenaar hield een heele straf-predicatie tegen de Duitschers, die van zijn Fransch-Hollandsch- Duitschen hutspot geen woord begrepen en slechts spraken van: „wij zijn kameraden”.
Terwijl de derde patrouille op stap was, werd een plotseling alarm geblazen. De Hollanders in de verschansingen stonden dadelijk gereed, en de geheele sectie zwermde uit de schuilplaatsen. Heel voorzichtig trokken wij voort en toen eenige verkenners hadden vastgesteld, dat er dicht bij de goot van Craonne een grote Duitsche afdeling lag, werden wij op 150 meter afstand, in afwachting opgesteld. Ha, ja opgesteld ! Ons heele troepje, een 50 à 60 man sterk, kreeg order in half-cirkelvorm te gaan liggen met een ruimte van 6 à 7 meter tussen elke twee manschappen ; ’t had gesneeuwd en geregend, zodat onze ligplaats allesbehalve „lekker” was. Toen wij ongeveer 1,5 uur in het sneeuw-bed gerust hadden, wierpen de Duitschers plotseling een vuurbal in de hoogte en daar had je de poppen aan het dansen. Zoo’n vuurbal blijft enkele minuten branden en verlicht een vrij groot oppervlak.
Onze koppen zaten bijna onder de sneeuw, doch de Duitschers hadden ‘t nadeel, dat zij helmen droegen,
waarvan de punten bij een dergedelijke illuminatie altijd ’t eerst zichtbaar zijn. Wij telden tien, twintig, dertig …… ja ongeveer 100 van die spitsen en wisten nu ook precies waar de vijanden lagen.
De vuurbal ging uit als een op nachtpitje en toen ‘t weer stikdonker was, kregen wij bevel als slangen voorwaarts te kruipen, ’t geweer met den riem in den mond., Sidderend van krijgslust — een soort heete koorts — schoven onze lichamen, zonder gerucht te maken, over het veld. Nog 100 meter! De Duitschers openden een geweldig geweer vuur, dat ons geen schade toebracht. Als vogelzwermen vlogen de kogels over onze hoofden.
De Duitschers staakten te vuren.
Waarschijnlijk waren zij verbaasd geen enkelen gil als trefsignaal te hebben gehoord. Maar wij verloren geen moment en met de bajonet vooruil stormden wij op den vijand toe, die blijkbaar niet wist, dat wij hen zo dicht hadden bekropen. De Duitschers weifelden een ogenblik en dat was onze winst bij het gevecht van man tegen man, ’t welk volgde en in zeer korten tijd was beslist.
De legioensoldaten uit Marokko zijn razende bajonetvechters, zij prikken haast even gemakkelijk met de bajonet als een vredelievend burger ’s middags zijn vork in de den aardappel slaat. Wat zij steken is raak en hun kolfslagen treffen, zelfs in den nacht met haast, onmiskenbare zekerheid.
Zoo’n gevecht in de donkerte van man tegen man, zijn de vreselijkste momenten in den oorlog. Men leeft in een roes van ongekenden moed en wreedheid, die het verstand verbijstert. Later als ge gelukkig uit dit kluwen van stekende en slaande menschenmassa zijt gedrongen, dan hoort gij nog slechts de doffe slagen der kolven kreunende koppen en de angstgillen der bloedig getroffenen en gij herinnert u nog slechts wat gij zelf hebt gedaan om uwe tegenstanders van ’t lijf te houden.
Uit dezen nacht weet ik nog alleen, dat ik mijn tegenstanders ten slotte bij de keel heb gegrepen en…
Er bleven 70 Duitschers gewond of dood op het slagveld liggen, o.a. ook 3 officieren, die als Franzosen Fresser bekend stonden.
Wij hadden 15 dooden en gewonden waaronder ook Duynstee uit Haarlem, die een eerste klasse bajonetvechter was, maar dezen nacht een houw van een officierssabel kreeg.
De wond had echter niet veel beteekenen.
Na deze affaire kregen wij 4 dagen rust, d.w.z. wij behoefden niet vechten, maar u moet niet denken dat wij dezen tijd in dolce farniente doorbrachten. O, neen, als Fransche troepen uit de loopgraven op rust zijn, hebben zij bijna even hard te werken, ja soms nog harder dan bij de vechtpartijtjes.
’t Is dan hele dagen inspectie en wat er van „vacantie”-tijd nog o verblijft, wordt besteed aan geniewerk.
Wij hadden b.v. boomen te zagen, bergplaatsen te timmeren, wachthuisjes in elkaar te slaan, wegen te repareren, wat voornamelijk ook met hout geschiedde, kachelhout te maken, enz.

Beaurieux


Wij werden gedurende die 4 dagen ingekwartierd in het dorpje Beaurieux, dicht bij de Aisne, maar ook daar niet met rust gelaten door de Duitschers.

Het dorpje Beaurieux 1914 – 1916


Zondags onder de Hoogmis kwam een Duitsche vlieger ons opzoeken. Wij vulden het kerkje tot in de uiterste hoeken — ’t was op den Zondag van den algemene bededag in Frankrijk – en juist kwam een Capucijner-pater op den predikstoel, toen het snorren van een vliegtuig gehoord werd,
Een Albatros hing boven het kerkje, hetwelk te klein was om alle soldaten te bevatten, zodat een grote groep militairen voor de kerkdeur stond.
Dat zag de Duitscher.
En hij wiep zijn vuil.
Buiten ontstond verwarring…
de Capucijner-pater zou zijn preek beginnen.
“Wees kalm, soldaten…”
Een geweldig geraas, kalk en steen vliegen om het altaar, het kraakt en scheurt: de bom is bij het altaar ingeslagen.
Weest kalm, soldaten van Frankrijk! ’ beveelt de Capucijner-pater. Alles blijft rustig, alsof de General het commando had gegeven. En terwijl de grond nog tweemaal dreunt en schudt van bommen, die vlak achter de kerk inslaan, houdt de eerwaarde pater een patriottische preek, zoo welsprekend, dat wij den vlieger geheel vergaten.

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over