1895 Werf fouten

Op 22 februari 1895 verscheen in “De Tijd, godsdienstig-staatkundig dagblad”, het volgende ingezonden stuk.
De inzender Z. beschrijft hierin o.a. het verhaal van de Belg Jansen die onder een andere naam eerste bij het KNIL diende. Daarna ging Jansen bij het Franse Vreemdelingenlegioen en nam daarna nu onder zijn eigen naam weer dienst bij het KNIL.
Het laat zien dat dienen onder een andere naam, niet uniek was voor het Franse Vreemdelingenlegioen.

Identificatie

Valt dit verhaal te verifiëren?
Z. geeft aan dat het verhaal van Jansen zich circa vier jaar geleden afspeelde, dus ca. 1891.
Jansen had er bijna 6 jaar opzitten dus was in ca. 1885 in dienst getreden.
De te raadsplagen namenklapper zou b.v. dus die 326 periode 1880-1886 moeten zijn.
Onderzoek gaande.


Amsterdam, 21 Febr. Werffouten. (Ingezonden.)
Dat vroeger bij de werving voor ons indisch leger veelvuldig gebruik werd gemaakt van valsche bescheiden, is bekend. Tal van vreemdelingen zijn aangeworven op valsche Papieren, en ook Nederlanders hebben onder andere namen in Indië gediend.
Als het vreemdelingen geldt, is het zeer moeilijk zodanige controle te oefenen, dat bedrog onmogelijk is, voor Nederlanders zou dit mogelijk en volgens onze mening hoogst eenvoudig zijn. ledere Nederlander moet, als hij zich aanmeldt zijn geboorteakte overleggen, bovendien een bewijs van goed gedag, af te geven door het bestuur der gemeente, waar hij het laatst gewoond heeft. Zeker zal hij derhalve, zoo al niet bij den burgemeester dan toch zeer stellig bij de politie in die gemeente bekend zijn. En in dat geval is het voor het werfdepot hoogst eenvoudig, zich te overtuigen of hij die zich als Jan aanmeldde, niet is. Men heeft daartoe eenvoudig den man, nadat hij geneeskundig onderzocht en goedgekeurd is, te fotograferen en dat portret op te zenden naar de gemeente van waar hij afkomstig is, en waar dan geconstateerd kan worden, dat Jan Jan is, en niet Piet. Eenvoudiger kan het, dunkt ons, niet. Wil men ook voor vreemdelingen dergelijke controle toepassen, dan zou dit bekend moeten worden gemaakt aan onze werfagenten in het buitenland. ledere vreemdeling zou dan zijn photographie, plus zijn bescheiden moeten medebrengen, de eerste gewaarmerkt als te zijn van den persoon aan wien de bescheiden werden afgegeven.

Wellicht is het onbekend welke eigenaardige knoeierijen er plaats hebben. Ik wil een enkel voorbeeld aanhalen uit mijn eigene ondervinding. Toen ik nog in indischen dienst was, en wel bij een europeesche compagnie, werd mij, nu een viertal jaren geleden, op zekeren dag door een fuselier om een particulier onderhoud verzocht. De man —wij zullen hem Jansen noemen —was ons bekend als een oppassend soldaat, die goed zijn dienst deed, kraakzindelijk was en door zijn kameraden met zekere mate van eerbied en achting behandeld werd.
Het eereteeken, dat zijn borst versierde, had hij in Algiers verdiend, en bij koninklijk besluit was hem toegestaan dit teken te dragen, terwijl op zijn stamboek vermeld stond, dat hij gedurende twee jaren in het Fransche Vreemdenlegioen had gediend.
(Dit militaire onderscheidingsteken wordt in het Fransche leger nagenoeg op dezelfde wijze uitgereikt als de eervolle vermelding ten onzent.).
Belg van geboorte, sprak hij echter de hollandsche taal zeer goed, doch sloot zich het liefst aan bij de Franschen en Belgen, die zich in vrij grote getalen bij de compagnie bevonden.
Jansen diende nu bijna zes jaren, zijn diensttijd was zou weldra om zijn, en ik begreep dat hij mij met het oog op zijn re-engagement wilde spreken. Natuurlijk werd zijn verzoek om een onderhoud toegestaan. Hij deed daarbij het navolgend verhaal: „Ik heb u om een particulier onderhoud verzocht, omdat ik niet gaarne had, dat een ander mijn verleden kende.
Vroeger heb ik ook hier in Indië gediend, niet echter onder den naam van Jansen, die werkelijk mijn eigen naam is, maar onder dien Van Blom, en wel gedurende ruim drie jaren. Zie hier mijn papieren als Blom.
U kunt daarin lezen, dat ik mij in 18.. engageerde voor zes jaar, drie jaar later werd afgekeurd en tijdelijk voor twee jaar gepensioneerd.
Ik keerde naar België terug en genoot daar gedurende korten tijd mijn pensioen, dat echter niet voldoende was om in mijn onderhoud te voorzien.

Daarom nam ik dienst bij het Fransche Vreemdenlegioen en vertrok naar Algiers. Nu had ik dienst genomen onder mijn eigen naam Jansen. Na twee jaar werd ik wegens ziekte afgekeurd en keerde voor de tweede maal naar mijne geboorteplaats terug.

Tijdens mijne afwezigheid had de werkelijke Blom het pensioen genoten, dat mij onder zijn naam was toegelegd ((Deze Blom bestond, had zijn papieren aan Jansen, tegen betaling natuurlijk, afgestaan, en Blom presenteerde zich altijd om de bewijsstukken te verkrijgen tot ontvangst van bet pensioen.)
Nu begaf ik mij naar Harderwijk, werd goedgekeurd en hoop onder mijn eigen naam het gagement te verdienen- Maar…. zouden nu de jaren, die ik als Blom diende, niet kunnen medetellen voor mijn diensttijd. De bescheiden, die ik hierbij overleg, tonen toch duidelijk aan dat ik wel niet als Jansen, doch onder den naam van Blom werkelijk vroeger reeds gediend heb. Ik kan nog officieren en andere getuigen noemen, die mij als Blom gekend hebben, o.a. (hier noemde hij mij enige namen).
Wat van zulk een naïveteit te zeggen!
Veel had ik al gehoord over streken, om in indischen militairen dienst en ook om er weder uit te komen, maar dat het nederlandsche Gouvernement op zulk een wijze opgelicht werd, was mij onbekend. Hier werd pensioen als beloning voor bewezen diensten betaald aan een persoon, die nooit den Staat der Nederlanden diende, terwijl degeen die het pensioen verkreeg, al was het dan ook onder een valschen naam, zijn diensten aan een ander Rijk verkocht. Natuurlijk werd de bevoegde autoriteit in kennis gesteld met de zaak Jansen-Blom, maar zij ging in den doofpot en bleef erin.
— Men is huiverig, in zulke affaires de groote lui te bemoeilijken, — ze leveren bovendien toch geen resultaat op. Of zodanige praktijken te voorkomen zijn? — Stellig, door als eisch te stellen, dat hij die in het buitenland een nederlandsch pensioen geniet, zijn identiteit zal bewijzen, door vertoon o. a. van zijn photogaphisch portret, gewaarmerkt door de autoriteiten in Nederland. ledere mindere militair worde voortaan vóór zijn afmonstering gephotographeerd, daarna worde zijn photographie aan zijn pensioen akte gehecht, om aan de autoriteit, bij overlegging van de bewijsstukken, benodigd voor de ontvangst van het hem toegelegd gagement, getoond te worden.

Hoe ook Nederlanders weten te profiteren van gunstige gelegenheden, zal het volgende verhaal aantoonen.
Zeker persoon — wij willen hem Prins noemen — werd milicien plaatsvervanger en sloot een contract met zijn leverancier, waarbij de gehele uitbetaling der som, waarvoor hij zich als remplacant liet aanwerven, verzekerd werd, ook indien hij later tot vrijwilligen dienst overging. Onze vriend werd dus remplacant voor zeven honderd gulden en trad, toen hij opgeroepen werd, in dienst. Na zes maanden als milicien-plaatsvervanger gediend te hebben, engageerde hij zich als fuselier voor zes jaren bij het oost-indische leger en vertrok naar Indië, natuurlijk niet alvorens het restant van de zeven honderd gulden als plaatsvervanger te hebben opgestreken. Te Harderwijk ontving Prins ruim drie honderd gulden gratificatie bovendien. In Indië aangekomen, werd hij ingedeeld bij een recruten-bataljon in een koel klimaat. Na zes maanden verblijf aldaar ging hij over bij een veldbataljon, en binnen het jaar zijner aankomst in Indië was Prins op Atjeh. Verschillende ziekten en een lichte aanval van berri-berri maakten Prins al spoedig ongeschikt voorden dienst te velde, en het geluk viel hem te beurt om in twee — zegge twee — jaar uit en thuis (in Nederland) te zijn, met een tijdelijk pensioen van twee honderd gulden. Het nederlandsche klimaat enz. enz. knapten onzen vriend al heel spoedig op. Nog geen jaar na zijn tijdelijke pensionering was Prins opnieuw plaatsvervanger, a raison nu van negen honderd gulden, en zeven maanden later alweer op weg naar Indië met drie honderd gulden gratificatie. Hij had dus in een kleine drie jaar opgestoken :

als plaatsvervanger…
700 + 900= 1600
aan gratificatiën
300 + 300 = 600
te zamen f 2200 plus het genoten pensioen.

En toch verzette Prins zich nog tegen een aftrek van ruim veertig gulden wegens te veel genoten pensioen (het pensioen namelijk was hem volgens het reglement per drie maanden vooruitbetaald, ook voor den tijd, dat hij te tweede male in dienst was gegaan; en nu dacht Prins dat het zeer goed kon, dat hij te zelfder tijd als milicien-plaatsvervanger soldij en als tijdelijk gegageerd indisch fuselier pensioen genoot. Men ziet, Prins was niet dom en had gaarne, dat het mes aan twee kanten sneed, mits de brokken naar hem toe vielen. Uit deze twee feiten behoeven wij geen moraal te trekken, wij gaven ze slechts als bijdrage tot het indische militaire leven.

Z.


Categorie: Uncategorized
© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over