1942 De Avonturen van een Hollandsche Verpleegster

Verpleegster Albertine Brij met twee van haar heroïsche zeemannen van de SS Pennland van de Holland-Amerika Lijn (op 25 april 1941 tot zinken gebracht), purser Albert Lagrange en eerste officier Pieter van Beelen, tijdens een ontvangst door koningin Wilhelmina in het Tehuis voor Nederlandse Zeelieden

Inleiding

Bij een zoektocht naar artikelen verschenen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlandse kranten over Generaal De Gaulle en het deel van het Franse Vreemdelingenlegioen dat meevocht met de Vrije Fransen, kwam ik het volgende artikel tegen over een dappere Nederlandse verpleegster.
In het artikel verschenen in “De West” op 20 februari 1942, duidde men haar met de naam Jo Brij. Mogelijk was Jo haar roepnaam, officieel heette zij Albertine Arnolda Brij. Zij werd geboren op 28 juli 1913.
In het artikel geeft zij een korte omschrijving van de soldaten van het Vreemdelingenlegioen, die zij bij haar “Avonturen” ontmoette.


De Avonturen van een Hollandsche Verpleegster(*)


(*) Dit artikel ontving Beurs en Nieuws berichten van zijn correspondent te New York.
Wij waren zoo vrij er enige hoofdjes boven te plaatsen.


In New York werkt op het Nederlandsche Informatie Bureau een bescheiden meisje, Jo Brij.
Ze behandelt correspondentie met en van zeelieden. Rossig blond haar, vriendelijk blauwe ogen „every inch a nurse”. Rondom deze jongedame hebben zich in de Nederlandsche kolonie allerlei legenden gevormd.
Zij heeft met De Gaulle voor Dakar gelegen, zij is op Kreta geweest, zij heeft een schipbreuk beleefd, zij is de halve wereld rondgereisd als oorlogsverpleegster kortom, zij heeft een jaar achter zich om nooit te vergeten. Want de legende om Jo Brij berust geheel op waarheid.

Op een rustigen middag heeft zij het mij allemaal verteld. Op 4 Augustus ’39 had zij „gemonsterd” op de Nieuw Amsterdam, en de derde reis op dit vlaggeschip werd een reis met een verlengstuk, want op 10 Mei 1940 zat ze in Amerika. Maar laat ik haar zelf het woord geven:
„Onder den indruk van het vreselijke lot, dat ons land getroffen had, bood ik mijn diensten als verpleegster aan. „Mijn aanbod werd in dank aanvaard en op 23 Juni 1940 monsterde ik aan als scheepsverpleegster op het S.S. Pennland.
„Wij voeren in convooi. Dat is een vreemd gezicht, zo een 40 schepen bij elkaar, geëscorteerd door een kruiser of een paar destroyers. Ik maakte kennis met dieptebommen, die nu en dan door de escorterende torpedojagers werden uitgeworpen. Deze dieptebommen deden ons schip zo dreunen, dat wij aanvankelijk dachten dat de Pennland getorpedeerd werd.
„In Engeland werd de Pennland omgebouwd voor troepenvervoer; er verschenen een kanon, afweergeschut en mitrailleurs. Ook inwendig werd het schip verbouwd, waardoor het er niet fraaier op werd.

Vreemdelingenlegioen

En toen kwamen de troepen aan boord. Vrije Franschen.
„Het waren soldaten van het vreemdelingenlegioen en vluchtelingen uit Frankrijk, onder persoonlijke leiding van Generaal De Gaulle. Wij ondergingen wel meteen de vuurproef, want ruwer soldaten dan die van het vreemdelingenlegioen kan men zich moeilijk voorstellen, maar zeker ook geen betere.
„De stewardess en ik waren de enige vrouwen aan boord.
Uitgeleide gedaan door vriendelijke vliegtuigen die ons op een stevig bombardement onthaalden, begaven ons op weg naar…

Dakar.

U herinnert u hoe deze expeditie op een mislukking uitliep. Even buiten deze haven bleven wij liggen. Een kleinzoon van Maarschalk Foch begaf zich met een brief van Generaal de Gaulle aan wal om te onderhandelen. De Gouverneur van Dakar weigerde echter hem te ontvangen en gaf hem de raad zoo gauw mogelijk naar zijn schip terug te keren. Er volgden over en weer een schietpartij en uit beide kampen stegen vliegtuigen op. Een van de vliegtuigen uit ons konvooi was gedwongen een noodlanding te maken in het water vlak bij ons schip. Het zonk onmiddellijk en de bemanning kon zich slechts in een rubberboot redden. Dit alles was natuurlijk zeer opwindend. „Een duikboot van Vichy torpedeerde een van onze slagschepen. Het bleef echter gelukkig drijven, zij het ook met zware slagzij. „En den volgenden dag werd, na een nieuwe landingspoging door de Gaulle, de hele expeditie opgegeven. Onze schepen kwamen den volgenden dag min of meer gehavend in Freetown, Siërra Leone, aan. Ook de vloot van Vichy had echter zwaar geleden.

[Zie hierover ook het verhaal van kapitein Lagaaij ]

Britsch Kameroen.

Uit Freetown gingen wij naar Britsch Kameroen. Hier werden de Franse troepen ontscheept. Nu kregen wij zwarte troepen aan brood, Engelse onderdanen. Dat was wel een groot verschil met de Fransen. Zij waren veel rustiger en zeer naïef. Zij kregen les in lezen en tellen in het Engels en op hun beurt leerden zij ons, te zien, tot welke stammen zij behoorden door bepaalde manieren van tatoeëren en van de manier, waarop hun haardos was geknipt.
Wij leverden ze af in Bathurst. „Onze derde expeditie was van heel anderen aard. Uit Freetown moesten wij 500 a 600 Duitsche en Italiaanse mannen, vrouwen en kinderen naar Kingston op Jamaica brengen. Een schip vol vijanden, en met slechts, 50 bewakers! Zij zouden daar geïnterneerd worden. Na een onaangename, gevaarlijke reis met veel zieken en… geen escorte kwamen wij in Kingston aan en vandaar ging het naar Halifax. „Hier kregen wij- Canadezen aan boord, die naar Engeland verscheept werden.

Wonderlijke oudejaarsavond.

„Na een reis vol stormen, sneeuw, mist en regen, die bijna iedereen zeeziek maakte, kwamen wij in Engeland aan. Escorte hadden wij slechts op het eerste deel van de reis. De aansluiting met het escorte, dat ons voor het tweede deel beloofd was, misten wij waarschijnlijk door het slechte weer.
„In Schotland gingen de troepen van boord en wij staken over naar Ierland. In Belfast moesten wij in een droogdok de jaarlijkse schoonmaak ondergaan. Dit was een vreselijke tijd. Geen water en geen verwarming op het schip en ijskoud. Een gedeelte van het schip werd bovendien gegast, om ongedierte te verwijderen. Ik was bijna met het ongedierte mee gegaan, want op een ogenblik werd ik door het gas mijn hut uit en de koude ingedreven. Dit was mijn Oudejaarsavond van 1940.

Na regen volgt zonneschijn

„Terug in Engeland, kregen wij Britsche troepen aan boord in wier gezelschap wij volle 9 weken hebben doorgebracht. Wij moesten ze namelijk om de Kaap naar Egypte brengen. Het was een buitengewoon gezellige reis, waarbij wij goed weer troffen. In Suez gingen deze troepen van boord. Wij kregen opdracht door te stomen naar Port Saïd, en vandaar ging het naar Alexandrië, waar wij weer eens verwelkomd werden door een luchtaanval. Maar wij hadden al zoveel air raids meegemaakt, dat, als het niet zo ondragelijk warm was geweest, ook deze ons koud zou hebben gelaten.
„Wij bleven In Alexandrië twee maanden en kregen de uiterst gevaarlijke taak (misschien wel de gevaarlijkste, waarvan ik getuige ben geweest) Australische, Engelse en Palestijnse troepen naar Griekenland te brengen, het een en ander steeds vergezeld van luchtaanvallen, die tot ons dagelijks menu behoorden. „De tocht van Alexandrië naar Griekenland volbrachten wij twee maal. De tweede keer troffen wijde haven van Athene in puin, en moest de ontscheping door middel van schoeners en vissersbootjes plaats hebben in het plaatsje Megara.

Een bomaanval.

„Nog steeds was de Pennland tot dat ogenblik aan treffers ontsnapt. Maar de derde keer ging het mis. Alles ging goed, tot wij op 50 mijl van Athene genaderd waren, waar wij troepen en burgers zouden evacueren. Op weg daarheen verscheen plotseling uit het verblindende zonlicht en met afgezette motoren, een Junkers 88. Hij gooide bommen op ons schip en beschoot ons met machinegeweren. Ditmaal was het wel degelijk raak. De eerste bom viel op het ankerspil dat in duizenden stukken uiteenvloog, een andere bom sloeg een gat in een van de ruimen, dat vol water liep. Het was een oorverdovend lawaai.
Maar het aantal gewonden viel mee. De kapitein, die ik op de brug verbond, was vrij ernstig gewond en verder nog twee soldaten. „Het wonderlijke was: wij dreven nog en de machines werkten door. Toch was zinken niet denkbeeldig en de Britse Admiraliteit beval ons dus terug te keren. „Dat was echter niet de bedoeling van de Junker. Hij kwam terug en toen hij zag dat wij nog voeren, nam hij geen halve maatregelen en ging bombarderen. Eén bom ging door het sloependek, promenadedek A, A, C, en andere dekken heen en kwam in de machinekamer terecht, waar hij ontplofte en vier mensen doodde. „Nu was het met de Pennland gedaan. Er waren veel gewonden, die ik in de chaos zo goed mogelijk hielp.
Zonder paniek begaven allen zich in de reddingsboten. Doordat wij de gewonden moesten verbinden, behoorden de dokter en ik tot de laatsten die het schip verlieten.
Bereidwillige handen tilden mij over de railing in de laatste reddingsboot, die al tjokvol was. Het was een tragisch gezicht, het grote schip dat zo lang ons tehuis was geweest dieper en dieper te zien wegzinken.

Zinkende Pennland 25 april 1941.
Foto genomen vanuit een van de reddingsboten
[1]

„Na enige tijd pikte een destroyer ons op. Langs een net van touw, een soort touwladder, moesten wij naar het dek klauteren. Dat viel niet mee bij de uitrusting die wij droegen: Zwemvest en stalen helmhoed. Nauwelijks had men mij op de destroyer ontdekt of de bemanning riep :
„Oh, there is a girl, a nurse among the crew, help her first !”
„Ook hier dus bereidwillige handen, die mij aan boord tilden. Maar het is niet om deze reden, dat ik het ogenblik niet licht zal vergeten, waarop ik aan boord van de destroyer gehesen werd. Iedereen liet zich namelijk op het ogenblik dat ik aan boord kwam plat neervallen en ook ik werd direct op het dek neergedrukt, want… daar kwam weer onze oude vriend, het Junkers vliegtuig [ van I.(K)/LG 1 ] aan. Hij wilde zijn vernietigingswerk nog eens goed overzien. Ditmaal werd hij echter zo geducht beschoten, dat hij voor goed verdween.

Naar Kreta.

„Men bracht mij naar de kapiteinshut. De Engelsen wisten niet hoe zij de stewardess en mij genoeg konden verwennen. Een glas cognac deed wonderen. „Na weer mens geworden te zijn, ging ik met de dokter van de destroyer naar het hospitaal, legde betere verbanden aan, spalkte gebroken armen en benen, enz. „Het doel van onzen tocht was nu het eiland Kreta.
Den volgenden ochtend om 6 uur kwamen wij daar aan. Verkleumd en armoedig, al onze bezittingen kwijt, zagen wij onze redder, de destroyer, in de richting van Griekenland wegvaren. „Mijn eerste taak was, de gewonden in een gereedstaande ambulance naar het hospitaal te brengen. Maar ook deze tocht zal ik niet gauw vergeten, Langs hobbelige onbegaanbare wegen maakten wij voor mijn gevoel een eindeloze rit naar het hospitaal, met een ambulance die meer dan volgepropt was. En „hospitaal” was een veel te mooi woord voor de paar vertrekken, die wij vonden. De grond was bedekt met soldaten, hoofdzakelijk uit den oorlog in Griekenland. De verschijning vaneen vrouw scheen ook in dit afgelegen eiland opzien te wekken. Maar wij moesten aan het werk, Weer werden alle verbanden losgemaakt, zodat de dokter de wonden kon beoordeelen, waarna de zwaar gewonden in dit „hospitaal” werden opgenomen. Met de lichtgewonden moest ik weer per ambulance naar het mannenkamp. Deze onbeschrijfelijke lijdensweg heb ik die nacht nog enige malen moeten herhalen.
„Ook hier in Kreta, bleven wij niet voor bommen gespaard. Maar erger was dat het aantal gewonden, dat dagelijks op Kreta werd aangevoerd, zoo ontzettend steeg, dat wij in het kamp, waar wij drie dagen doorbrachten, onder den blote hemel op de grond hebben moeten slapen. En de nachten waren zoo ijskoud dat met de 2 dekens die we kregen, één om op te liggen en één om ons mee toe te dekken, van slapen geen sprake was.

Voedselgebrek

„Er was bovendien een nijpend voedselgebrek. Ons dieet bestond uit slappe thee, kaak en een worstje. Buitengewoon deprimerend was het, de verslagen Engelse troepen den hele dag te zien voorbijtrekken. „Men voorzag dat Hitler’s volgende stap wel een aanval op Kreta zou zijn. En vóór het zover kwam kreeg de bemanning van de gezonken Pennland order, te vertrekken. Het kostte ons onbeschrijfelijke moeite om toestemming tot vertrek te verkrijgen. Ik zou van die ellende urenlang kunnen vertellen.

„Enfin, eindelijk vertrokken wij dan met een klein vrachtbootje naar Egypte. „Dit vrachtbootje werd volgepropt met 2000 man, waaronder italiaanse krijgsgevangenen, terwijl het slechts plaats had voor 20. Twéé reddingsploegen hadden wij. En dan te bedenken, dat in deze zone de laatste dagen tientallen schepen gebombardeerd en getorpedeerd waren!
„Zo vertrokken wij dan, als haringen in een ton, van Kreta naar Alexandrië. Die tocht duurde 2 1/2 dag. De bombardementen waren niet van de lucht en de spanning op onze notedop was bijna niet te verdragen. Maar als door een wonder brachten wij er het levend af. „De menu’s van deze 2000 menschen kun U zich zeker wel voorstellen. Het was bully beef met harde kaak, en harde kaak met bully beef. (’n soort corned beef) Ook was er een waterig vocht dat thee genoemd werd. Dit was ons ontbijt, lunch en diner.
Dat wij de tocht heelhuids voltooiden, is zeker te danken aan het machtige eskader dat ons beschermde: 2 vliegtuigmoederschepen, 3 slagschepen, kruisers en jagers; een indrukwekkend gezicht.

„Over de verwarring in Egypte zal ik maar kort zijn. Het was een complete chaos van Griekse vluchtelingen, soldaten, zeelieden enz. Ik werd bij vergissing ondergebracht in huis van monniken. (Deze waren afwezig) Daar ik van Kreta kwam, werd ik behandeld als een Griekse vluchteling. Telefoontjes en brieven aan de Nederlandse Consul werden verhinderd en onderschept. Toen ik op het punt stond, met alle Griekse vrouwen naar Cairo op transport te worden gesteld, speelde ik zó op mijn poot, dat het indruk maakte. Men belde de autoriteiten op en zei dat er een „stubborn Dutchman”, of liever gezegd Dutch woman was, die weigerde te vertrekken. Het gevolg van dit telefonisch gesprek was, dat er een indrukwekkende legerauto verscheen. Hieruit wrong zich een met goud beladen Engelse officier, die mij zoveel verontschuldigingen aanbood en zulk een aandoenlijke speech tegen mij afstak, dat wij er beiden tot tranen toe van ontroerd waren. .Ik bracht twee weken in Alexandrië door. Kocht wat nieuwe plunje en ontdekte opnieuw de weelde van een tandenborstel. „Per extra trein, die gevuld was met 1000 zeelieden, die hun schip kwijt geraakt waren, vertrokken wij naar Suez. „Na veel honger, dorst en afgrijselijke hitte vonden wij eindelijk weer een plaats op een passagiersschip, dat ons naar Engeland terug zou brengen. Dit reisje duurde 2 1/2 maand en was ook niet bepaald een pleziertocht. Dagen en dagen lagen wij inde verschillende havens, die wij aandeden, te wachten. De reis door de Rode Zee speciaal was een nachtmerrie. De hitte was ontzettend. Aanhoudend kwamen leden van de bemanning op mij af met de mededeling : „zuster, hij is in mekaar geploft, zuster hij leit flauw”.

„In Aden, waar we 5 dagen lagen, zagen we het éne schip vóór het andere vertrekken met de vlag halfstok, om hun doden, die slachtoffers waren van de hitte, aan de zee prijs te geven.
„Van Aden ging het naar Durban. Van Durban naar Kaapstad.
In Kaapstad werd de order veranderd : in plaats van naar Engeland te gaan zouden wij naar New York reizen.
Van Kaapstad naar Trinidad, en van Trinidad met een vierde schip eindelijk naar New York,

„Nog nooit heb ik het Vrijheidsbeeld met zulk een ontroering aan den horizon zien opdagen …”

Kruis van Verdienste

Albertine Brij werd in New York bij K.B. no.1 van 16 april 1942 voor haar inzet op de Pennland onderscheiden met het Kruis van Verdienste.
De Mutatie luidde:

” die als verpleegster van het s.s. “PENNLAND”, dat in den avond van de 25sten April, 1941 ten gevolge van herhaalde Duitsche luchtaanvallen tot zinken werd gebracht, onder gevaarvolle omstandigheden moedig optrad en groote plichtsbetrachting betoonde.”

Publicatie uitreiking Kruis van Verdienste aan
Albertine Brij en Albert Lagrange
Vrij Nederland
18 juli 1942



[1]

[2]


© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over