Ervaringen 5 – 6, S. Bino

Ervaringen V

Deze nederlaag was een geduchte slag voor ons en voor ons niet alleen, voor heel het Fransche leger was het een teleurstelling. Doch wij hadden gedaan wat wij vermochten. In dien tijd was er niet tegen de Duitschers te strijden. Hun manoeuvreeren met de beschikbare strijdkrachten was zoo handig, geschiedde zoo bliksemsnel, dat het dikwijls was, als hadden wij een tienvoudige overmacht over ons. Later bleek zeer dikwijls, dat als wij op sommige plaatsen met een overmacht aangevallen werden, er op ’t zelfde oogenblik op een ander deel van ’t front bijna geen manschappen waren. Nadat wij weer verzameld waren, werd ons medegedeeld, dat in ieder geval de eerste loopgraven genomen dienden te worden.
En tusschen 6 en 7 uur in den vroegen morgen trokken wij er weer op uit. De kolonel had reeds begrepen, welk een strijdwijze de Duitschers erop na hielden en besloot er partij van te trekken. Een afdeeling Zouaven deed een schijnaanval, zoodat de Duitschers tegen dezen vijand hun mannetjes concentreerden. Toen ’t gevecht op zijn hevigst was, werd op een geheel andere plaats een aanval door ons gedaan. Behoedzaam kropen wij voorwaarts. Vlak bij de Duitsche loopgraven gekomen, gingen wij met gevelde bajonet er op in. De Duitschers werden letterlijk overrompeld. De eerste loopgraven-linie was in onze handen. Wij maakten 60 gevangenen, onder wie een groot-majoor. Nog geen vijf minuten later werd de Duitsche artillerie op den door ons veroverden loopgraaf gericht. Dat was een hel. Wij konden voor- noch achteruit. Het plateau was niet te nemen en teruggaan was wegens het hevige spervuur der Duitschers onmogelijk. Plotseling hield de artillerie op en deden de Duitschers een aanval. Wij werden weer teruggeslagen. Met heel veel offers hadden wij niets bereikt, alleen 60 gevangenen.
Een der Duitschers deelde mede, dat de Kroonprins een premie van 10 Mark had uitgeloofd voor iederen Duitscher, die hem een soldaat van het vreemdelingenlegioen als gevangene bracht.

Denzelfden dag poogden 2 bataillons Afrikaansebe chasseurs het nog eens. Het gevecht was verschrikkelijk. Echter bereikt werd niets. AIIeen werden 400 man gevangen genomen, onder wie een kolonel van een Wurtemburgsch regiment. Verder werden buitgemaakt 13 machinegeweren en een groote massa materieel. Doch het doel was niet bereikt. Craonne en het plateau bleven stevig in handig der Duitschers !
Tot nu toe waren onze verliezen zeker drie maal zoo groot als die der Duitschers geweest. Toen gaven wij ’t op. Aanvallen werden niet meer gedaan. Doch nu moet men niet denken, dat er niet meer gevochten werd. Iederen dag was de artillerie in de weer. En de vijand scheen steeds op de hoogte te zijn van onze troepenbewegingen. Wij konden geen beweging ondernemen, of de Duitschers waren er van op de hoogte.
Wij begrepen niet, hoe dat mogelijk was, toen wij op een ogenblik echter achter de oorzaak kwamen. In het Vreemdelingenlegioen diende een Oostenrijker, die zich in Frankrijk had laten naturaliseeren. Wij hadden reeds opgemerkt, dat de man als hij ’s avonds met een patrouille uit was steeds met zijn lantaarn liep te zwaaien. Wij dachten eerst, dat hij dat uit nonchalance deed en waarschuwden hem toch voorzichtig te zijn; op een morgen echter was hij en met hem de gehele patrouille, verdwenen. De kerels waren naar den vijand overgeloopen !

Hoe de Duitschers van alles partij trokken, kan uit het volgende blijken. Wij hadden een veldkeuken bij ons, die door een of anderen onnadenkenden officier, vlak achter onze posities was opgesteld. Aan den rook zagen zij, waar „de vijand” lag en nog geen 10 minuten later daalde er een hagel van granaten op onze stellingen. Dien dag bleven wij verder van eten verstoken en in den vervolge moesten wij uren en uren loopen, om onze rantsoenen te halen, omdat de keukens ver achter het front werden opgesteld.

Het was in de loopgraven bijna niet meer uit te houden. Tusschen ons en de loopgraven der Duitschers lagen massa’s lijken, ’s Nachts regende het dikwijls, terwijl het overdag zeer warm was. De lijken verspreidden dan ook een lucht, die ontzettend was. Zover wij konden, strooiden wij kalk, doch zodra wij ons vertoonden, schoten de Duitschers, zodat dit „ontsmettingswerk”, slechts halfgebakken gebeurde. De lucht was ten slotte zoo ondragelijk, dat wij er ’s nachts in stikdonker op uit trokken, met schoppen en bijlen gewapend, om de half vergane lichamen te begraven.

01-10-1914

Eindelijk… 1 October, als een uitkomst kwam ’t bevel van généraal Brulard : een bestorming van ’t plateau van vier zijden. Wij hadden voor Craonne een onnoemelijke macht samengetrokken. De geheele Marokkaansche divisie zou er aan deelnemen. ’s Ochtends vroeg begon de artillerie de beschieting en Craonne werd geheel platgeschoten. Dien dag leerden wij eigenlijk eerst goed de Duitsche artillerie kennen en vreezen. Ik kreeg den indruk dat de Duitsche artillerie verre superieur was. De Marokkaansche divisie werd letterlijk gedecimeerd. ’t Was verschrikkelijk de enorme verliezen die wij leden, te zien. Links en rechts vielen de kameraden en steeds was ’t voorwaarts. Drie lange, lange dagen werd er gevochten, geworsteld, dikwijls man tegen man. Weer pasten de Duitschers hun taktiek van snelle; troepenverplaatsing toe. Doch onze overmacht was te groot. Na drie dagen was het dorp Craonne in onze handen. Toen zagen wij eerst goed, hoe de Duitschers er hadden huisgehouden. Overal hadden zij geplunderd. In een oud kasteel, hadden zij kostbare schilderijen vernield of medegenomen en natuurlijk den wijnkelder eveneens lelijk geplunderd. Wij vonden er nog 35.000 flesschen champagne; buiten lagen nog minstens evenveel gebroken flesschen… (Wordt vervolgd.)

Ervaringen VI

En ware ’t nu maar alleen bij ’t plunderen van wijnkelders gebleven, dan zou ’t nog niet zoo heel slim geweest zijn. Doch de gruweldaden door de indringers begaan, waren zo verschrikkelijk, dat zij met geen pen te beschrijven zijn. Zo vonden wij een bord, waarop de Duitschers geschreven hadden: Zoek daar en daar (de plaats is mij ontschoten) en gij zult er den pastoor vinden. Wij gingen zoeken en werkelijk vonden wij den pastoor op de aangeduide plaats, gruwelijk verminkt. Een been was hem afgehakt… De Duitschers hadden in hun vlucht een zak goudstukken achtergelaten. Onder de gevangenen, die wij maakten, was een soldaat, die 35.000 francs bij zich had.
Toen hem gevraagd werd, hoe hij er aan kwam, hing hij het verhaal op, dat zijn familie hem het geld gezonden had uit Zwitserland. De man werd natuurlijk voor den krijgsraad gebracht.

Even moet ik melding maken van een treurig voorval in onze eigen rangen.
De Amsterdammer, Kees Mastwijk, werd te Craonne gefussilleerd, wegens een poging tot desertie. Reeds eenige malen had hij gezegd, dat hij er genoeg van had en bij de eerste de beste gelegenheid weg zou loopen. Herhaaldelijk hadden wij hem op t gevaarlijke van zulk een onderneming gewezen. Eens hadden wij hem tegengehouden. Wat wij ook voor hem gedaan hebben, het heeft niets geholpen. De krijgsraad heeft hem ter dood veroordeeld. In het dorp hebben wij rond vier weken gelegen, zonder vooruit te komen ; doch ook de Duitschers slaagden er niet in, een duimbreed vooruit te komen. Al hun aanvallen werden afgeslagen. In de laatste dagen van October werden de gevechten heviger en opereerden wij met succes. Wij kregen een deel van het plateau in handen.

Half januari 1915

Daarna kwam er weer een tijd van stilstand tot half Januari 1915. Toen namen wij het hele plateau. Wel poogden de Duitschers met een macht van 50 & 60.000 man, het plateau te nemen, doch zij bereikten niets. Alleen verloren zij een groot aantal mannen. Ons werk was hier geëindigd.
Elders wachtte, ons een taak, die zeker niet minder zwaar zou zijn.
Wij werden met 95 grote vrachtauto’s naar ’t „Doolhof”, getransporteerd.

Hier ontmoetten wij Garibaldi, den bekenden Italiaan. Hij voerde bet bevel over 2000 Italianen en over een even groot aantal Grieken.
De gevechten om de suikerfabriek bij Souchez, zijn uit de beschrijvingen in de legerberichten genoeg bekend. In een artikel zal ik er nog enkele bijzonderheden over mededelen. Bij een van deze gevechten heeft de troep van Garibaldi zich bijzonder onderscheiden. Hij nam met zijn mannetjes in drie uren tijd, 3 rijen Duitsche loopgraven en maakte niet minder dan 2000 gevangenen.
Zijn twee zoons werden bij dezen aanval zwaar gewond en stierven.

Bruno GARIBALDI
Mort pour la France le 26-12-1914 (Lachalade – Bois de Bolante, 55 – Meuse, France)
Né(e) le/en 23-03-1889 à Rome (Italie)
Sous-lieutenant, 4e régiment de marche du 1er régiment étranger

Constante GARIBALDI
Mort pour la France le 05-01-1915 Les courtes chausses 55 – Meuse
Né(e) le/en 23-03-1889 a Rome (Italie)
Adjudant-chef 4e régiment de marche du 1er régiment étranger


De Amsterdammer Smeeckens heeft bij Souchez menig heldenstukje uitgehaald, en werd gedecoreerd, omdat hij een gewond officier onder een hevig vuur van den vijand in veiligheid bracht.
De Tilburger van Rooi had hem geholpen en men wilde hem bevorderen, doch daarin wilde hij niets weten. Alleen vroeg hij meer soldij, wat hem niet gegeven werd.
De Rotterdammer v. Dijk, die het lijk van een gesneuvelden Italiaanschen majoor voor de Duitsche loopgraven weggehaald heeft, werd tot sergeant bevorderd.

Op een morgen, toen wij rustig bij elkander zaten, voor zover men in een steeds bestookte loopgraaf „rustig zitten” kan, kregen wij plotseling bezoek van generaal Joffre. Hij wilde zich op de hoogte stellen van onzen toestand. Hij voerde een lang gesprek met ons, gaf ons sigaretten en at heel genoegelijk een boterham op, die een van ons hem gegeven had. Wij waren langzamerhand niet zoo enthousiast meer als in den aanvang van den oorlog. De behandeling liet nog al eens wat te wenschen over en het aanhoudende lopen in de loopgraven drukte ons zeer terneer.
Hele dagen lagen wij in ’t water en er deden zich veel gevallen van bevroren voeten voor. De Engelschen begonnen te morren. Zij klaagden steen en been en toen dat niet hielp, ging een van hen, die enige dagen met verlof was, naar den Engelschen gezant, die beloofde, dat er spoedig verandering zou komen. Veertien dagen later kwam de order, dat de in t legioen dienende Engelschen ontslag zouden krijgen, om overgeplaatst te kunnen worden bij ’t Engelsche leger.
Toen de Belgen zagen, dat de Engelschen gingen, begonnen zij ook, met hetzelfde resultaat.
Zo bleven de onderdanen der neutralen alleen over. Ook ik begon te sukkelen aan mijn voeten en werd naar een hospitaal bij Toulouse gebracht.
Hier lag ook do Hagenaar Dinkhuizen, wien bedde voeten zijn afgezet. Drie weken bleef ik in het klooster. Toen ’t weer een beetje ging, werd ik op eigen verzoek, naar Lyon gezonden. Hier ontmoette ik een 80 Hollanders. Na 3 weken werd ik weer naar ’t front gezohden.
Vooraf hadden zij mij gevraagd, of ik „zin” had naar de Dardanellen te vertrekken. Daar had ik nu helemaal geen „zin” in. Ik had er van hen, die er geweest waren, reeds zoveel van gehoord, dat ik er niets voor voelde, mij daar, zonder iets te kunnen uitrichten, te laten afmaken door de Turken. En ik was zo vrij, vriendelijk te bedanken voor de eer. Trouwens alle Hollanders, wien ’t zelfde verzoek was gedaan, hadden bedankt.
Ik werd naar Steinbach gezonden, waar ik verschillende gevechten heb meegemaakt, die het Eransche leger, enorme verliezen hebben, gekost. Ook onze verliezen waren zoo groot, dat van het eerste en tweede regiment vreemdelingenlegioen, één nieuw regiment gevormd heeft, dat het 3e genoemd werd.

Van hier werden wij weder naar het Doolhof gezonden. Bij een van de gevechten, kreeg ik, door ’t springen van een granaat, zulk een schok, dat mijn linkeroog blind geslagen werd. Daarop ben ik afgekeurd; echter… zonder een cent vergoeding, of een pensioen. Nu is ’t eigenaardige, dat ik voor de wet geen Hollander meer ben, daar ik in het leger van een vreemde nationaliteit gestreden heb. De Franschen beschouwen mij echter niet als Franschman. Nu zou ik toch eigenlijk wel eens willen weten, wat ik dan wel voor nationaliteit heb.

Zou men mij vragen, of ik nog eens hetzelfde leven zou willen doormaken, ik zou onomwonden antwoorden neen! Want dat is geen menschenleven meer, dat is leven als een dier. Dikwijls toch kwamen wij in 14 dagen of langer niet uit onze loopgraaf. Men kan zich voorstellen, hoe heerlijk men er dan uitzag! Ook konden wij ons in dagen niet wasschen. Men verwildert er en… men blijft, zooals de Franschman het uitdrukt: „legionair”.

Het vreemdelingen-legioen staat nu eenmaal niet in een goed blaadje en helaas al te dikwijls met recht ! (Wordt vervolgd.)

Bronnen

Eric R.J. Wils ‘Les Garibaldiens’ in de Argonne

© Copyright | NLLegioen | All Rights ReservedPowered by Crossing Over